Donderdag 6 Augustus 1908. No. 7541. 57e Jaargang. Reis exemplaren. Feuilleton. De dietstal m de spaarbank. AMERSFOQUTSCEE COURANT. FIRMA A. H. VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden /'l. franco per post f 1.15. Advertentiën 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bij regel- abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en onteigenings- advertentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels f 1.25 elke regel meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. BUREAU: KORTEGRACHT9 Telephoon 19. Aan onze abonné's die tijdelijk elders, hetzy binnen- of buitenlands, vertoeven, wordt op aanvrage en met duidelijke opgave van adres, de courant eiken verschijndag tegen vergoeding van het porto toegezonden. Ook uiet-geabonneerden kunnen op de zelfde wijze, de geregelde toezending van de „Amersfoortsche Courant" tijdens hun uitste- digheid zich verzekeren. KENNISGEVINGEN. Schietoefeningen. De BURGEMEESTER van AMERSFOORT, brengt ter kennis van belanghebbenden, dat ingevolge mededeeling van den Minister van Oorlog schietoefeningen zullen worden gehouden en wel: a. op 11 en zoo noodig ook op 12 Augustus 1908 van het fort Harssens. Er zal gevuurd worden met kanonnen van zwaar kaliber (30 c.M.) waarbij onveilig wordt gemaakt de reede van Taxel tot op 9000 M. van het fort. Op de dagen, waarop gevuurd wordt, zal van het fort een roode vlag waaien van minstens éen uur vóór den aanvang der schietoefeningen tot aan het einde daarvan, alsmede gekleurde vlaggen aangevende de ware richtingen, waarin gevuurd zal worden. Bovendien zullen op die dagen groote waarschuwingsborden worden geplaatst aan den ingang der haven en op de batterij Vischmarkt, vermeldende in welke richting dien dag gevuurd zal worden, terwijl nabij het torpedomagazijn en aan den ingang der haven borden zullen worden geplaatst, waarop is aangegeven de beteekenis der gekleurde vlaggen, als volgtrood-witte vlag beteekent Noord, wit-zwarte vlag N.-O., zwarte vlag Oost. De data der schietoefening zullen nader in enkele plaatselijke bladen aangekondigd worden. b. op 5 en zoo noodig ook op 6 Augustus 1908 van het fort Pampus. Er zal gevuurd worden met kanonnen van zwaar kaliber (24 c.M.) waarbij onve'lig wordt gemaakt een sector, begrensd door de richtingen ongeveer N.O. tot ongeveer Oost (45°) tot op 9000 M. van het fort. Op de dagen, waarop gevuurd wordt, zal van het fort Pampus een roode vlag waaien, van minstens éen uur voor den aanvang der schietoefeningen tot aan het einde daarvan bovendien zullen tegelijker tijd roode vlag gen waaien van de batterijen Diemerdam en Durgerdam, de westbatterij nabij Maiden en den kerktoren te Muiderberg. Amersfoort, 4 Augustus 1908. De Burgemeester voornoemd, E. L. VISSER. loco-Br. De BURGEMEESTER van AMERSFOORT Brengt ter kennis van de ingezetenen dezer Ge meente, dat het door den Directeur van 's Rijks directe belastingen, enz. te Utrecht executoor ver klaard kohier No. 9 van de Personeele Belasting over het dienstjaar 1908 aan den Ontvanger van 'aRijks directe belastingen alhier is ter haud gesteld aan wien ieder verplicht is, zijnen aanslag op den bij de wet bepaalden voet te voldoen. Gedaan en op de daarvoor gebruikelijke plaatsen aangeplakt te Amersfoort den 5. Augustus 1908. De Burgemeester voornoemd, E. L, VISSER, loco-Br. LEUK! Daar in het vorig nummer door verkeerd opmaken der kolommen een en ander niet goed volgt, wordt het feuilleton thans nog een» afgedrukt. „Zoo waar als ik leef, mijnheer Holmes, mijn man heeft niet gestolen. De schijn is tegen hemwaarom bij zelfmoord heeft gepleegd, ik weet het niet. Ik heb den heelen dag over niets anders gedacht, maar ik kan geen reden vinden. Tot een diefstal was hij echter niet in staat. U bent de eenige, die zijn eer nog kunt redden. Ik smeek u, help mij, die schandvlek uit te wisschen. Ik was op het portaal blijven staan, maar die woorden, eerst op een toon van krachtige overtuiging, toen met een stem, trillende van ontroering, uitgesproken, kon ik duidelijk ver staan. Besluiteloos bleef ik wachten. Sinds dat §eval van de ontvoering nit Bricklane had ik ïolme8 niet gezien, en nu trof ik hem blijk baar in een nienw geval. Ik aarzelde nog of ik weer heen zou gaan, toen de deur open ging en •en dame mij passeerde. Ik zag niet anders dan een slanke figuur in diepen rouw. „Zoo Watson," zeide Holmes, ,je vindt me weer in m'n element. Ofschoon 't hier eigenlijk een gevoelsquestie is, want ik heb niet de min ste reden om aan 't werk te gaan, dan het gun stig voorkomen van die dame, die daar juist wegging. Mijnheer Roman was eerste boekhouder aan de spaarbank, volgens zijn vrouw, die zooeven hier was, in alle opzichtsn een betrouw baar, kalm man. Sinds acht dagen werd hij vermist en tegelijk een tekort van f 10,000 aan goud in de kas ontdekt. Vanmorgen is zynlyk Ja, leuk is.het volgende briefje, dat ons gisteren bezorgd werd en dat luidt: Geachte redactie, Xoudt u ons, myn vrouw en my, het genoegen willen doen om ingesloten artikeltje, geknipt uit het Handelsblad, in uw courant te willen opnemen Wij beiden vinden zoo waar, wat daarin staalal doe ik dat natuurlijk in hoogere mate dan mijn vrouw dat we zouden willen, dat elk meisje bij haar huwelijk van haar moeder een afdruk van dat stukje ontving, om het op de slaapka mer boven .haar waschtafel te hangen, zoodat zij het onwillekeurig eiken och tend lezen moet. Mijn vrouw is evenwel beslist van meening, dat wel de meest behartigens waardige raad in het geheele artikeltje is, die in de laatste regels gegeven wordt. Ik vind die in den allerlaatsten regel de meest aanbevelenswaardige. En u? Hoogachtend enz. En wij gelooveo, geachte heer, dat, als al de eene raad gevolgd moet worden, van zelf de andere ook in praktijk dient ge bracht, tenminste als het zoover gekomen is, dat man en vrouw dat ezelsbruggetje noo dig hebben om 't met elkaar te kunnen vinden. Van gelukkig zyn met elkaar spre ken we heelemaal niet; ons dunkt, dat zoekt en vindt men op geheel andere wijze. Nicht jes raad brengt daartoe wel een stapje nader. We voldoen echter gaarne aan uw ver zoek om 't vlot geschreven artikeltje op te En zoo volge dan Een verhaaltje. Daar waren eens in New-Yoik zevsn getrouwde dames bij el kander in de Kemenade van onzen tijd, in het boudür van een harer. Het begon te schemeren: het uur van vertrouwelyke me- dedeelingen. Het gesprek liep over echt scheidingen, en een van het Zevengesternte gaf haar verbazing te kennen dut zij met baar allen getrouwd, niet gescheiden, en toch gelukkig waren. Waaraan dit zou lig gen? De eene meende, dat een gescheiden vrouw veel meer moeite had om geld los tektijgen van haar vroegeren, dan een getrouwde vrouw van haar tegenwoordigen man. Een ander vond het vernederend, feitelyk te te moeten erkennen, dat men geen takt ge had, om zijn man vast te houden, wat toch eigenlijk kinderspel was. Een derde vond het daarentegen zoo'n lastig werkje een echtge noot te temmen, dat zij liever hield wat zij had, dan opnieuw te moeten beginnen. Allen waren het dus eens, en un werd er voorgesteld, te vertellen hoe zij het toch hadden aangelegd, om te maken, dat elk der zeven echtgenooten in de verbeelding leefde, een prijs te hebben getrokken uit de huwe- lijkslolerij, en het zich tot een eere rekende, te mogen zwoegen en sloven, om zijn vrouw een gemakkelijk leven te bezorgen. „Goed", zeide de gastv-ouw, »dan neem ik het woord. Ik was als meisje heel romantisch, en had mij voorgei omen, slechts te trouwen met een echten held zoo'n mengsel van al wat wijs, en ridderlijk, en sterk, en edel was, en bovendien moest hij nooit anders dan in uitgezochte bewoordingen uitdrukking geven aan zijn gedachten. Gij k int allen begrijpen dat ik mijn held niet kreeg. Maar dat bemerkte ik pas na ons huwelyk. nit de Theems opgevischt. Een vriend van hem, Bernes, student m de medicijnen, heeft het aan de kleederen herkend, 't Was al in verregaan- den staat van ontbinding. Hij heeft mevrouw Roman voorzichtig voorbereid en haar toen zelf bij het lijk gebiacht. Er waren geen teekenen van geweldpleging te vinden, alles wijst op zelfmoord, uit berouw over den diefstal. Zijn vrouw alleen heeft geen oogenblik aan zijn on schuld getwijfeld." „Wat wil je doen vroeg ik. Ik zag wel aan 't verdrietige gezioht van Holmes dat hij het geval hopeloos vond. „Ik kan heel weinig doen. We zullen begin nen met den directeur der bank inlichtingen te vragen. Wacht, intusschen zal ik dien Bernes ook een briefje schrijven en om een onderhoud vragen. Studenten zyn weinig thuis." „Gaat ge mee zeide Holmes, terwijl hij oen briefje schreef. „Ik kan 't je niet aanraden, want ik vrees dat ik weinig resultaten zal ver krijgen". Als ik dien toon van innig i overtuiging niet gehoord had, waarmee de ongelukkige weduwe de onschuld van den zelfmoordenaar bepleitte, zou ik er niet over gedacht hebben mee te gaan. Nu echter besloot ik er toe. Het is waar, d&t er niets zoo vaak gebeurt als het onverwachte Ons onderhoud met den directeur der bank bracht geen nieuws. Roman was een bekwaam en ijverig ambtenaar, sinds een jaar gelukkig getrouwd. Niemand had hem tot diefstal in staat geacht. „Hij is zoo verstandig geweest geen bankpapier te stelen. We houden altijd annteekening vau de nummers. Er was juist bijzonder veel goud in kas. De dief heeft zijn dag goed gekozen. Maar hij heeft er niet lang pleizier van gehad 't berouw iB hem te sierk geworden". „Ga naar de vrouw vau den[concierge, meneer Vóór dien tyd wist ik den goeden, eenvou- digen, alledaagschen man, die mij naar bet altaar voerde, zóo in het gewaad van myn fantaisie te kleeden, dat hij mij een toon beeld toescheen van al wat edel en verheven is Jullie bent allemaal getrouwd, en ik zal je dus het omstandige verhaal sparen van hetgeen ik gevoelde bij de ontdekking van de waarheid. Al de fonteinen van myn wee moed begonnen te springen, maar reeds heel spoedig nam ik my voor tezorgeD, dat ik, nu de hoogste prijs mij ontgaan was, den troostprijs althans zou behouden. »Toen kwam ik tot een zonderling besluit. Ik dwong mijzelf om mijn man even beleefd ie behandelen en evenzeer te ontzien, alsof hij een vreemde was. „Het zou mij bijvoorbeeld niet in het hoofd komen, mij aan een vreemden heer te vertoooen met papillotten in het haar, mijn gezicht glimmend van cold cream en een ouden peignoir aan. Ik zou inte gendeel, wanneor ik een goeden indruk wilde maken, mijn beste japon aantrekken. Diezelfde oplettendheid heb ik in acht geno men tegenover myn echtgenoot. »AJs ik iemaud vreemds ten eten kreeg, zou ik zorgen voor een lekker menu en een keurige tafel met omgeving. Dit doe ik voor mijn man, en daar hy na een diner geen lust beeft om eruit te loepen, houd ik hem daarmede in huis. ,lk luisttr oti. met aandacht en schynbare belangstelling naar betgeen mijn man ver telt, en lach by zijn grappen altijd op bet juiste oogenblik. Zeker kost dit soms inspan ning, maar waarom zouden wy voor onze huisgenooten niet over hebben, wat wij zoo vaak moeten doen voor goede kennissen? «Ik vond het niet noodig, mijn man op zijn fouten te wijzen, of bem ronduit mijn meening te zeggen over zyn r.wakheden. Zoo iets zon mij Diet invallen tegenover een vreemde, en het komt mij voor, dat ik al thans evenveel beleefdheid verschuldigd ben aau een man, die achttien uren per dag werkt. •Als mijn echtgenoot lief voor my is, toon ik mij daarvoor dankbaar als jegens een vreemde. Als bij mij meeneemt naar den schouwburg, heb ik niet wat aan te merken, omdat de plaatsen of het stuk niet Holmes", vervolgde de directeur, „ik denk dat haar verklaring uw laatsten twijfel wel zal weg nemen." De vrouw van den concierge ontving ons met evenveel welwillendheid als de directeur maar met meer spraakzaamheid „Jawel, meneer, niemand anders dan Roman kan het geld gestolen hebbeu. Hy ging anders om vijf uur weg, maar Zaterdagavond kwam hij om acht uur terug. Hij bad een sleutel en daarom hoorde ik hem niet binnenkomen, maar ik stond toevallig in de gang toen hij terug kwam met een handkoffertje. U bent laat, me neer Roman, zeide ik. Hij gaf me geen antwoord, 't was altijd zoo'n stille. Die stille lui kun je nooit vertrouwen. Hij stopte me een goudstuk in de hand, maar als hy dacht me daarmee om te koopen, had hy 't mis." „Weet ge wel zeker, dat het mijnheer Roman was?" vroeg Holmes. „Zeker, ik herkende hem direct aan zijn stap, al kon ik zijn gezicht niet zien, want het was donker in de gang en hij had den kraag van zijn jas opgezet." „Dank u wel, juffrouw," zeide Holmes, „ik kom misschien nog wel eens terug." „Wij zijn er niet veel wijzer op geworden Holmes," zeide ik. „Neeu, we zullen nu eens naar de plaats gaan, waar het lijk is. Vindt je 't niet een stomme streek om die vrouw een goudstuk te geven Juist geschikt om argwaan te wekken." Een beambte toonde ons het lyk. Het was volkomen onherkenbaar, niets dan een walge lijke massa. De kleaderen hingen er boven. „Aan de kleeren en aan den trouwring heeft men het lijk herkend," zeide de beambte". Maar we hebben zooeven in den binnenzak van de jas een brief gevonden, geadresseerd aan mevrouw Roman. Hier is hn 1" „Ik ga zoo dadelijk naar die dame toe", zeide uuiuico. „ucci UCLU uiy iuani iuee. Hij onderzocht nauwkeurig de kleeren. „Vreemd", mompelde hij, de zwart lake jas betastend, „er moet hier een riem of e touw omgesnoerd zijn geweest. De indeuking is nog te tien". Hij bekeek de plaats nauwkeurig met een vergrootglas. „Ik zie hier nog vezels van een touw," mompelde hij. Het linnengoed werd ook nauwkeurig aan een onderzoek onderworpen; 't was gemerkt met een R, die gedeeltelijk door het water was uitgewischt. „Ziet ge wel, Watïon," zeide Holmes, „alle R's zijn precies op dezeifde manier afgesleten, de onderste haal ontbreekt." En bij teekende op een stuk papier het merk, dat er aldus uitzag P Holmes bedankte den beambte en we gingen naar mevrouw Roman. Toen we bij haar binnentraden, zat ze stil te schreien. Ze gaf ons een wenk, plaats te nemen. „Mevrouw Roman," begon Holmes, „deze brief is op het lijk van uw man gevonden. Als u bem gelezen hebt, zou ik hem zeer gaarne ook eens zien." Wij bleven zwijgend zitten, terwiil de weduwe den brief las. Holmes nam alles in t vertrek op. „Ziedaar, meneer Holmes," zeide mevrouw Roman met trillende stem. De brief was met onuitwischbare inkt ge schreven en bevatte maar weinige regels: Geliefde vrouw! Wanneer ge dezen ontvangt, zal ik niet meer zijn. Vergeef mij, ik heb zwaar gezon digd en mij blyft niets anders over dan den dood. Vaarwel. Je Henry. Londen, 11 Sept. 1897. (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1908 | | pagina 1