Amersfoortsche Courant BIJVOEGSEL WERKLOOSHEID. behoorende bij de Uitgave Firma A. H. van CIEEFF. Rapport en voorstel van de Raadscommissie, belast met een onderzoek inzake het be schikbaar stellen van gelden tot leniging der geldelijke ge volgen van gedwongen werke loosheid. Onder dagteekening van Augustus 1908 is het volgende rapport, enz. verzonden aan de leèfon van den Gemeenteraad: In uwe vergadering van 26 November 1907 kwam een adres in van een aantal werklieden organisaties, daarbij verzoekende gelden beschik baar te willen stellen tot leniging der gevolgen van gedwongen werkeloosheid. Dit adres was onderteekend door de afdeelingen Amersfoort van den Nederlandschen Sigarenmakersbond. R. K. Timmerlieden-secretariaat, R. K. Schilderssecre tariaat, Protestautsche Christelijke Timmerlieden- bond, Algemeene Nederlandsche Timmerlieden- bond, Algemeene Nederlandsche Metaalbewerkers- bond, Algemeene Nederlandsche Schildersgezellen- bond, Algemeene Nederlandsche Typografenbond, Gemeente-werkliedenbond en den Slagersgezellen- bond. Het adres werd om advies in handen onzer commissie gesteld, bestaande uit de heerenE. L. Visser, D. Gerritaen, C. J. Plomp. W. Salomons en H. Kroes. Als secretaris der commissie fun geerde de Gemeente-secretaris. De eerste vraag, die wij ons bij het vervullen van onze opdracht gesteld hebben, was deze: ligt het op den weg der overheid, eventueel van het gemeentebestuur, zich te bemoeien met de werke loosheid zooals deze zich in de hedendaagsche maatschappij voordoet Het antwoord kan naar ons oordeel niet anders dan bevestigend luiden. Het in meerdere of mindere mate jaarlijksche optre den van werkeloosheid achten wij eenvan de nood- lottigste verschijnselen onzer samenleving, waar van de gevolgen zich niet alleen in den werk mansstand maar ook in ruimere kringen der bur gerij doen gevoelen. De algemeene belangstelling, die tegenwoordig in buiten-en binnenland gewijd wordt aan de middelen, waarmede de overheid de gevolgen van gedwongen werkloosheid kan bestrijden of althans verzachten, wijst er dan ook op, dat het besef levendig is, dat de overheid ge voelt, dat het hier een aangelegenheid betreft, aan welke zij in 't belang der gemeenschap haar volle aandacht schenken moet. De vraag of hier in beginsel de Staat dan wel Provincie of Gemeente behoort op te treden, heeft voor onze Gemeente naar ons oordeel op dit oo- genblik weinig belang. Rechtstreeks ingrijpen van den Staat al moge men dit beter achten dan een optreden van de Gemeente is vermoedelijk in de eerste jaren niet te verwachten. Zooals be kend is, diende de vorige regeering den 9 Augus tus 1907 een ontwerp van wet tot aanvulling van het 10de Hoofdstuk der Staatsbegrooting in, waarbij gelden beschikbaar werden gesteld voor bijdragen aan Gemeenten in hare uitgaven ten behoeve var de verzekering tegen de geldelijke gevolgen van werkeloosheid. Hoewel de tegenwoordige regeering hare ziens wijze in deze materie voorzoover ons bekend nog niet heeft doen kennen, mag wellicht uit de niet intrekking van het wetsontwerp der vorige re geering afgeleid worden, dat rechtsreeksche rege ling door den Staat, ook van deze regeering voorloopig niet te verwachten is. Hoe men prin cipieel over deze vraag denken moge, de onder vinding, elders opgedaan, schijnt er op te wijzen, dat van eene regeling van gemeentewege de beste resultaten te verwachten zijn. Op grond van deze overwegingen zijn wij tot da conclusie gekomen, dat het op den weg uwer vergadering ligt, deze zaak thans ter hand te nemen. Het komt ons niet noodzakelijk voor, af te wachten, of steun van het Rijk gegeven zal worden. Het hier boven omschreven belang der Gemeente bij eene deugdelijk ingerichte verzeke ring tegen de geldelijke gevolgen van de werke loosheid achten wij te groot, dan dat deze afhan kelijk gesteld moet worden van eventueele Rijks subsidie. Wordt deze verleend, dan zal £>f het fonds nog krachtiger gevoed, öf. zoo dit eerste niet noodig is, de uitkeering van de Gemeente aan het fonds verminderd kunnen worden. Bij het overwegen der vraag op welke wijze de Gemeente haar steun het best verleenen kan, vonden wij niet slechts oorlichting in de ruime litteratuur over dit onderwerp, maar ook in de regelingen die in eenige Gemeenten van ons land zijn tot stand gekomen. Het is hier niet de plaats een uitvoerige uiteen zetting te geven van alles, wat over dit onderwerp geschreven en gesproken is. De door ons geraadpleegde litteratuur en de door andere gemeentebesturen welwillend ver strekte inlichtingen liggen voor Uwe vergadering ter inzage. Voorop behoort naar onze meening te staan, dat de steun van de Gemeente niet anders mag zijn dan eene tegemoetkoming daar, waar de werk man zelf reeds het initiatief tot zijne verzekering heeft genomen. Die hulp mag niet anders zijn dan een toeslag op hetgeen de werkman tengevolge van zijn ei gen verzekering in tijd van werkeloosheid ont vangt. De hulp, die de Gemeente op deze wijze verleent, staat dus ver verwijderd van armenzorg of bedeeling. Wij vleien ons dan ook niet, dat de kosten, uitgegeven voor de verzekering, de uitga ven van het Burgelijk Armbestuur zullen ontlas ten. De ondervinding leert dat zij, die bij het Arm bestuur om hulp komen, niet tot de kringen be- hooren, die zichzelf tegen toekomstige werkeloos heid verzekeren. Indien nu een bijslag gegeven zal worden aan hen, die zichzelf verzekeren, dan ligt het voor de hand, dat de Gemeente aansluiting moet zoeken bij die vereenigingen, die reeds eene dergelijke verzekering ter hand namen, t. w. de vakvereeni- gingen. Zoo leert de ondervinding in binnen- en buitenland. In hoofdzaak zal dan ook voor onze Gemeente het zoogenaamde Gentsche stelsel toe gepast moeten worden. Gelijk als bekend verondersteld mag worden, heeft de gemeente Gent een fonds opgericht, waar uit een bijslag gegeven wordt op de uitkeeringen van de vakvereenigingen aan hunne leden, die werkloos zijn. Daarnaast is ingesteld eene zoo genaamde spaarinrichting, waardoor een ieder, die een spaarboekje heeft, een toeslag gegeven wordt op hetgeen hij bij werkloosheid van het boekje terugvraagt. De voornaamste argumenten voor het geven van een toeslag op de uitkeering van de vakver- eeniging zijn de volgende De groepeering van hen, die ongeveer in de zelfde mate aan werkeloosheid blootstaan, geschiedt door de vorming van vakvereenigingenimmers hunne leden bestaan uit vakgenooten of althans uit hen, die zeer nauw samenhangende vakken uitoefenen. Het bedrag der premie, die de leden zelve te be talen hebben, houdt natuurlijk zeer nauw verband met de risico voor werkloosheid. De premie zal derhalve ook voor de verschil lende ambachten niet de zelfde zijn. Het vaststel len van deze premie, waarvoor dus als 't ware eene verdeeling van alle ambachten in gevaren- klassen noodig zou zijn, wordt thans overbodig. De vakvereniging bepaalt zelf de premie, die hare leden voor de verzekering tegen werkloosheid betalen moeten. Een tweede voordeel bestaat in de controle op simulatie door de vakvereeniging zelve. Deze con trole kan door de vakvereeniging het beste uit geoefend worden, omdat hare leden in het zelfde vak, of althans in nauw samenhangende vakken arbeiden en derhalve geacht kunnen worden het be^te op de hoogte te zijn van de arbeidsgelegen heid in die vakken. De controle zal scherp door de vakvereeniging uitgeoefend worden, omdat zij op zijn minst een zelfde bedrag als het bedrag, dat uit het gemeentelijke fonds betaald zal wor den, als bijslag uit haar eigen verzekeringskas moet geven als uitkeering aan hare leden. Het geldelijk belang van de verzekeringskas der ver- eeniging brengt derhalve eene scherpe controle mede. De ondervinding in 't buitenland heeft de kracht van deze argumenten inderdaad aangetoond. De spaarinrichting in Gent naar de toeslag voor de vakvereenigingen heeft haar ontstaan grooten- deels te danken aan de bezwaren, die men ver bonden achtte aan de uitsluitende subsidieering van de verzekeringskassen der vakvereenigingen. Niet alle werklieden zijn immers aangesloten bij de vakvereeniging, hetzij uit onverschilligheid, hetzij omdat zij bezwaar hebben zich aan te sluiten bij een der voor hun beroep bestaande vakver eenigingen. Ook komt het natuurlijk voor in klei ne Gemeenten zal dit verschijnsel menigvuldiger op treden dan in groote dat voor bepaalde vakken geen vakvereeniging bestaat of opgericht kan worden. Werklieden, die in dergelijke omstandig heden verkeeren, zouden dus uitgesloten zijn van de hulp der Gemeente, 't geen eene onbillijkheid werd genoemd. Bovendien werd als bezwaar aangevoerd, dat betrekkelijk slechts een klein getal werklieden bij vakvereenigingen is aangesloten, zoodat de hulp, die de Gemeente denkt te verleenen, slechts een betrekkelijk gering aantal werklieden ten goede komt. Zooals gezegd, heeft men in Gent en ook elders getracht een regeling te treffen, waardoor deze bezwaren geheel of althans zoo goed mogelijk opgeheven werden. De daarvoor in Gent ingestelde spaarinrichting heeft geen resultaat opgeleverd. Ondanks alle pogingen om de werklieden, die niet bij eene vak vereeniging aangesloten waren, door middel van een spaarboekje te verzekeren, heeft deze instel ling geen succes gehad. Een andere oplossing is gezocht in eene directe verzekering van gemeentewege door de oprichting van een gemeentelijke kas tegen de werkloosheid, waarbij dus geen sprake was van een bijslag op de uitkeeringen der vakvereenigingen. Een der gelijke kas is te Bern opgericht; ieder werkman, mits aan eenige eischen voldoende, kan lid van de kas worden. De uitkomst heeft geleerd dat men hier niet met eene aanbevelenswaardige inrichting te doen heeft De kosten bedroegen in verhouding van de bijdragen der leden zoo veel, dat de in stelling meer werkt als bedeeling dan wel als ver zekering. Een andere poging om ook de ongeorganiseerde arbeiders te helpen, bestaat in het volgende: Be paald wordt, dat vakvereenigingen, die steun uit het gemeentelijk fonds wenschen te ontvangen zich verplichten werklieden uit het zelfde vak toe te laten tot de verzekeringskas voor werkloosheid van de vakvereeniging, zonder dat zij lid van de vakvereeniging zijn. Hunne rechten op uitkeering op de verzekeringskas der vakvereeniging zijn bij werkloosheid geheel de zelfde als die der leden der vakvereeniging. Aan de vakvereeniging is evenwel toegestaan, den bijslag voor de ongeorga niseerden eenigszins tj verhoogen met het oog op de administratiekosten, waarin zij anders, als niet-leden der vakvereeniging, niet zouden deeler.. Gelijk u waarschijnlijk bekend is, is bij de wet in Noorwegen dit stelsel ingevoerd en is onlangs- in Den Haag besloten, hiermede een proef te nemen. De tegenkanting tegen dit stelsel van de zijde der vakvereenigingen is evenwel zóo groot, dat invoering in onze Gemeente naar ons oordeel niet is aan te raden. Wij ontkennen niet, dat de genoemde regeling veel aantrekkelijks in zich heeft, maar deelen aan den anderen kant in hooge mate de bezwaren, die de vakvereenigingen er tegen aanvoereji. Het is niet te loochenen, dat de vakvereeniging doorgaans een moeilijken strijd, die door buitenstaanden dikwijls niet bemerkt wordt, heeft tegen vakgenooten, die zich bij geen enkele organisatie aangesloten hebben. De vak vereenigingen indirect te dwingen thans hunne organisatie aan te wenden ten dienste van der gelijke personen, achten wij niet juist. De tegen kanting tegen deze regeling van de vakvereeni gingen, bij wie wij, zooals wij betoogd hebben, in de eerste plaats bij deze instelling aansluiting moeten zoeken, is voor ons voldoende reden U niet voor te stellen met het systeem, in Noorwegen toege past, een proef te nemen. Toch kunnen naar ons oordeel ook zij, die zich bij geen vakvereeniging aansluiten, onder zekere omstandigheden geholpen worden. De toetreding tot het gemeentelijk fonds behoeft naar ons oor deel niet uitsluitend voor vakvereenigingen moge lijk te zijn ook vereenigingen van vakgenooten die zich geen ander doel stellen dan verzeke ring tegen werkloosheid en dus geen vakveree-

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1908 | | pagina 5