inging zijn kunnen naar ons oordeel zonder be
zwaar toegelaten worden, mits zij slechts voldoen
aan de eischen, die voor toetreding tot het fonds
gesteld zullen worden. In het aangeboden concept
besluit wordt daarom niet gesproken van vakver-
eenigingen, maar van werkliedenvereenigingen,
bestaande uit vakgenooten.
Op grond van dit alles achten wij eene rege
ling in den bovenomschreven zin voor onze Ge
meente het meest aanbevelenswaardig en zijn de
hierbij aangeboden concept-besluiten op dien grond
slag ontworpen.
Voor het geven van steun kan men drie wegen
inslaan: le. het instellen van een fonds als eene
stichting met eigen rechtspersoonlijkheid; 2e. het
instellen van een fonds, dat eigendom is van de
Gemeente; 3e. het rechtstreeks betalen van den
steun aan de werkliedenvereenigingen.
Van de 2 eerstgenoemde oplossingen geven wij
de voorkeur aan de eerste.
Indien het fonds eigendom is van de Gemeente
zal dit volgens de bepalingen der Gemeentewet
beheerd moeten worden door Burgemeester en
Wethouders, die eventueel bijgestaan kunnen wor
den door eene Commissie van bijstand.
Het lijkt ons niet verstandig, de taak van Bur
gemeester en Wethouders te verzwaren met de
vele werkzaamheden, die het gevolg zullen zijn
van de instelling, die ons thans bezighoudt.
Een Commissie van bijstand kan slechts in betrek
kelijk geringe mate die zwaardere taak verlich
ten. Wordt een fonds opgericht met rechtsper
soonlijkheid, dan kan het bestuur van het fonds
opgedragen worden aan anderen dan Burgemees
ter en Wethouders. Bovendien kan als'voordeel
van een fonds met eigen rechtspersoonlijkheid
genoemd worden de mogelijkheid, dat het fonds
ook op andere wijze dan subsidie van de Ge
meente versterkt wordt, t.w. door subsidies van
vereenigingen, schenkingen, legaten.
Rechtstreeksche betaling uit de gemeentekas lijkt
ons niet aanbevelenswaardig. Bij oprichting van
een fonds staat de verplichting van de Gemeente
tegenover het fonds aanstonds vast: het fondsbe
stuur weet over welke middelen het kan beschik
ken en kan daarna de bijslag vaststellen.
Indien het fonds gesticht wordt, kan eene
reserve gemaakt worden, 't geen bij rechtstreek
sche uitbetaling uit de gemeentekas aan de vak-
vereenigingen niet mogelijk is.
Indien n.l. in een jaar de gemeentelijke subsidie
a»n het fonds niet geheel door het fonds aan de
vereenigingen uitbetaald behoeft te worden, dan
zal het fondsbestuur het overschot kunnen reser
veeren voor jaren, waarin de werkeloosheid
grooter is. Bij rechtstreeksche uitbetaling uit de
gemeentekas zal een dergelijk overschot onder
de gewone middelen van de Gemeente verant
woord en op een later dienstjaar gebracht moeten
worden.
Het instellen van een fonds met eigen rechts
persoonlijkheid achten wij dus het meest aanbeve
lenswaardig.
Nadat we voor ons zeiven de hoofdpunten had
den vastgesteld, hebben wij deze medegedeeld
aan de besturen van die vereenigingen. die reeds
een fonds voor werkloosheid opgericht hadden
en hen uitgenoodigd deze in een vergadering
met ons te bespreken. In 't geheel bestaan er
thans 8 dergelijke kassen, die bijna allen in den
laatsten tijd opgericht zijn.
De besprekingen met de besturen dier vereeni
gingen hebben ons de overtuiging geschonken, dat
eene regeling, zooals wij U hierbij in overweging
geven, door de hier bestaande vereenigingen zeer
zeker gesteund zal wordenwel bleek, dat op
enkele punten verschil van inzicht lusschen onze
commissie en eenige besturen bestond, maar bij
de verdere behandeling van een dergelijk geschil
punt bleek doorgaans, dat de wenschen van de
vakvereenigingen niet haar grond vonden in een
ander inzicht in de verzekering zelve, maar in
de belangen van de vakvereenigingen. Met der
gelijke wenschen hebben wij ons natuurlijk niet
mogen inlaten. Hoe men denken moge over het nut
of het nadeel der vakvereeniging de Commissie
heeft zich er steeds van overtuigd gehouden, dat zij
met het ontwerpen van haar voorstel geen rekening
mocht houden met omstandigheden, die gunstig
of ongunstig voor de vakvereenigingen geoor
deeld werden. De gemeentelijke instelling be
hoort zoodanig ingericht te worden, dat zij het
beoogde doel, t w. de verzekering, zoo goed mo
gelijk bereiktmet wenschen, die andere doel
einden beoogen, hebben wij geen lekening ge
houden.
Voor zoovéél noodig volgt hierachter nog eene
toelichting op de aangeboden concept-besluiten.
Artikel 6. lo. wat onder «vakgenooten» ver
staan moet worden meenen wij niet in de veror
dening te moeten omschrijven, maar aan de prac-
tijk over te moeten laten.
Artikel 6 2o. Aanvankelijk hadden wij gedacht
U in overweging te geven het minimum aantal lo
den te stellen op 20; de vakvereenigingen ver
zochten eenstemmig dit cijfer op 15 te willen
vaststellen, omdat voor eenige bedrijven waar
schijnlijk geen 20 werklieden gevonden zouden
worden. Hoewel de risico van de verzekering
grooter wordt, naarmate het aantal verzekerden
kleiner is, meenen wij U te moeten voorstellen in
deze den wensch der betrokken organisaties te
vervullen. Mocht in de toekomst blijken, dat de
risico van dergelijke vereenigingen te hoog is,
dan kan de bepaling gewijzigd worden (zie arti
kel 16).
Artikel 6. 4o. De gekozen redactie maakt het
mogelijk, dat eene vereeniging voor hare leden
eene verschillende premie eischt. Wij meenen,
dat de vereeniging hierin geheel vrij gelaten kan
worden.
Artikel 6. 7o. De vraag, hoe de verplichtingen
te regelen bij uitsluiting en staking heeft lang
durige besprekingen in onze commissie veroor
zaakt; ook met de betrokken vereenigingen heb
ben wij hierover geraadpleegd. Een onzer leden
heeft daarna het oordeel ingewonnen van het
Centraal Bureau voor Sociale adviezen. De ge
stelde vragen en het ontvangen antwoord gelieve
U hierbij aan te treffen. De thans voorgestelde
redactie geeft naar onze meening duidelijk weer,
welke oplossing door ons aanbevolen wordtvoor
al met het oog op de memorie van toelichting
op het wetsontwerp waarvan gesproken wordt
in den brief aan het Centraal Bureau achten wij
de voorgestelde regeling noodzakelijk.
Artikel 6 9o. Het onder 9o bepaalde achten
wij beslist noodzakelijk om te voorkomen, dat
het fonds aantrekkingskracht uitoefent op de
vestiging van arbeiders in de Gemeente. Van
de zijde der vakvereenigingen werd gevraagd den
termijn te stellen op 6 maanden. Met het oog op
seizoen-arbeid en het uitvoeren van groote wer
ken, die natuurlijk slechts tijdelijk duren, achten
wij een termijn van 12 maanden noodzakelijk.
Uit de aangegeven redactie blijkt, dat niet alleen
bij korter lidmaatschap dan 12 maanden, de Ge
meente geen bijslag geeft, maar ook dat de ver
eeniging in een dergelijk geval niet uit haar kas
mag uitkeeren.
Werd dit laatste wel toegestaan, dun zou de
niet gewilde aantrekkingskracht toch nog ten
halve werken, terwijl dan tevens de verplichtin
gen van de kas te groot zouden kunnen worden,
waardoor het doel, dat de Gemeente nastreeft,
slechts gedeeltelijk bereikt zou worden.
Art. 6. 10e. Indien de Gemeente het beoogde
doel zal bereiken, moet er eenige waarborg zijn,
dat de uitkeering, die de vereenigingen aan hare
leden betalen, nie' te gering is.
Artikel 6. Uit artikel 6 blijkt, dat niet bepaald
is voorgeschreven dat de werkelooze ook werk
tbuien zijn beroep behoort aan te nemen. Wij
zijn van oordeel, dat de regeling hiervan over
gelaten moet blijven aan de vereeniging zelve.
In dit verband zij er nogmaals op gewezen, dat
het bedrag door de Gemeente te geven, toch ook
steeds door de kas der vereeniging betaald moet
worden.
Artikel 10. 2e lid. Het gevaar voor werkloosheid
is in het eene vak veel grooter dan in het an
dere. Indien in een vak, waarin de werkloosheid
naar verhouding groot is, eene gelijke uitkeering
door de vereenigingen gegeven zal worden als
in andere vakken, zal öf een hoogere premie
uitgekeerd moeten worden öf de uitkeering over
een korteren tijd gegeven worden.
Beide gevolgen zijn niet wenschelijk. Vandaar,
dat lid 2 de mogelijkheid voor de commissie opent
om voor het eene vak een hoogere bijslag te ge
ven dan voor het andere vak. Dat allen door deze
regeling niet in de zelfde mate van het fonds
profiteeren, kan geen bezwaar zijn, omdat het
doel van de Gemeente in dit opzicht moet zijn
daar de meeste hulp te verleenen, waar deze
noodig is.
De commissie is bovendien steeds aan de laatste
zinsnede van lid 1 gebonden.
Artikel 16. In den loop van dit jaar zijn ver
schillende kassen opgericht. In verband met het
bepaalde in artikel 6 onder 9 zullen die kassen
eerst een jaar moeten bestaan voordat de bijslag
gegeven kan worden.
Met het oog op den komenden winter hebben
wij eene overgangsbepaling voorgesteld, die tot
1 Mei 1909 zal werken.
Ten slotte hebben wij de eer U in overweging
te geven voor 1909 een bedrag van f300.— be
schikbaar te stellen voor het fonds.
De commissie voornoemd
De Voorzitter,
E. L. VISSER.
De Secretaris,
J. G. STENFERT KROESE.
CONCEPT-BESLUIT 1.
De Raad der Gemeente Amersfoort,
Gelet op het voorstel der Raadscommissie, be
noemd in zijne vergadering van 26 November
1907;
BESLUIT
te Amersfoort met een kapitaal van f 100, dat door
de Gemeente verstrekt wordt, een fonds te stich
ten tot bevordering van de verzekering tegen de
geldelijke gevolgen van onvrijwillige werkeloos
heid in de Gemeente Amersfoort.
Aldus vastgesteld in de openbare
vergadering van den Raad der Ge
meente Amersfoort van
1908.
De Voorzitter,
De Secretaris,
CONCEPT-BESLUIT 2.
De Raad der Gemeente Amersfoort,
Gelet op het voorstel der Raadscommissie, be
noemd in zijne vergadering van 26 November
1907;
BESLUIT:
vast te stellen de volgende:
Verordening betreffende het fonds tot
bevordering van de verzekering tegen
de geldelijke gevolgen van onvrijwillige
werkeloosheid in de Gemeente Amers
foort.
Artikel 1.
Het fonds tracht zijn doel te bereiken door het
geven van een bijslag bij de uitkeeringen, die de
tot het fonds toegelaten vereenigingen ingeval van
onvrijwillige werkeloosheid aan hare leden geven.
Artikel 2.
Het fonds wordt bestuurd door eene commissie
van 5 leden, die telkens voor drie jaren benoemd
worden.
3 leden der commissie, waaronder haar voorzit
ter. worden door en uit den Gemeenteraad be-
benoemd.
De twee andere leden worden uit de leden der
toegelaten vereenigingen benoemd in eene ver
gadering, bestaande uit 3 leden van elk bestuur
der toegelaten vereenigingen. In die vergadering
wordt door elk der toegelaten vereenigingen een
gelijk aantal stemmen uigebracht.
Een lid der commissie, die ophoudt lid te zijn
van den Gemeenteraad of van toegelaten vereeni
ging, verliest zijn lidmaadschap.
In tusschentijds ontstane vacatures wordt zoo
spoedig mogelijk voorzien.
Die ter vervulling eener tusschentijds ontstane
vacature gekozen wordt, treedt af op het tijdstip
waarop degene, in wiens plaats hij is benoemd
moest aftreden.
Artikel 3.
De commissie wordt bijgestaan door een secre
taris-penningmeester, die door Burgemeester en
Wethouders wordt benoemd, geschorst en ont
slagen.
De commissie zendt eene aanbeveling aan
Burgemeesters en Wethouders voor de benoeming
van een secretaris-penningmeester.
Aan den secretaris-penningmeester kan eene
bezoldiging worden toegekend, door Burgemees
ter en Wethouders te bepalen.
Artikel 4.
De inkomsten van het fonds bestaan uitsubsidies
jaarlijksche bijdragen, makingen en schenkingen,
Artikel 5.
De administratiekosten van het fonds worden
tot een jaarlijks door Burgemeester en Wethou
ders te bepalen bedrag door de Gemeente betaald.
Indien aan den secretaris-penningmeester eene
bezoldiging wordt toegekend, wordt deze onder
de administratiekosten gerekend.
Artikel 6.
Eene vereeniging, die tot het fonds toegelaten
wenscht worden, richt daartoe, onder overleg-