Donderdag 15 ©3» October 1908.
NO. 7571.
58e Jaargang.
>i "Itf" ft 58e
UITGAVE:
FIRMA A. H. VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag- Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden
franco per post f 1.15. Advertentiën 1—6 regels 60 centelke regel meer 10 cent. Bij regel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en onteigenings-
advertentiën per regel 15 cent. Reclames 1—5 regels f 1.25 elke regel meer f 0.25. Groote
letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten
evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU
KORTEGRACHT9
itbus 9. Telephoon 19,
KEN N IjftE V ING.
STATEN van de provinoie
UTRECHT,
Overwegende, dat door het overlijden van den heer C. Th.
van BEEK op 28 September 1908 eene vacature is ont
staan in de Staten van deze Provincie voor het kiesdi
strict Amersfoort;
Overwegende, dat daarin behoort te worden voorzien
Gelet op de artikelen 6 en 7 der Provinciale Wet
Gezien de Wet van 5 November 1852 (Staatsblad No.
197) houdende regeling van de verdeeling der provinciën
in kiesdistricten ter benoeming der leden van de Provin
ciale Staten, enz., zooal3 die laatstelijk gewijzigd is bij
de Wet van 7 Juli 1906 (Staatsblad No. 75);
Gelet op hun besluit van 28 Mei 1897, No. 49 (Pro
vinciaal-blad No. 81) houdende aanwijzing der stemdis-
tricten enz. waarin de kiesdistricten der provincie Utrecht,
in zake de verkiezing van leden der Provinciale Staten inge
volge art. 1 der Wet van 28 April 1897 (Staatsblad
No. 111) zullen zijn verdeeld, zooals dat besluit laatste
lijk is gewijzigd bij hun besluit van 9 Februari 1905,
No. 26 (Provinciaal-blad No. 33);
Hebben goedgevonden:
le. te bepalen, dat de verkiezing van een lid der Pro
vinciale Staten van Utrecht, in het kiesdistrict Amers
foort, zal geschieden op Maandag den 2den November 1908,
zullende de stemming, zoo noodig, geschieden op Donderdag,
den 12den November 1908, en de herstemming, zoo noodig,
op Dinsdag, den 24sten November 1908.
2e. dit besluit te zenden aan den Burgemeester der
Gemeente Amersfoort ter kennisneming en verdere uit
voering, zullende het wyders ter algemeene kennis worden
Sebraoht door afkondiging in het provinciaal blad" en
oor opneming in het „Utrechtsch Provinciaal en Stede
lijk Dagblad" en in de „Amersfoortsche Courant".
Utrecht, 13 October 1908.
De Gedeputeerde Staten voornoemd,
F. D. SCHIMMELPENNINCK, Voorzitter.
L. J. RIETBERG, Griflier.
Gewisselde stokken.
Nachtwakers.
Onder dagteekening van 14 September is door
den heer C. J. Plomp het volgende voorstel in
gediend bij den Raad dezer Gemeente
Conform het standpunt, door mij ingenomen bij
de behandeling van het verslag omtrent de nacht
wakers, in de afdeelingen en in de openbare ver
gadering, stel ik voor, zoowel met het oog op de
m. i. minder juiste wijze van handelen tegenover
de betrokken personen alsmede op de financieele
gevolgen voor de Gemeente:
a. het voorstel van Burgemeester en Wethouders
niet aan te nemen
b. de agenten 3o klasse te doen deelen in de
verhooging van salarissen en hunne jaarwedde dus
vanaf 1 Januari 1909 te brengen op £350 's jaars.
De 2de afdeeling vergaderde 18 September ter
bespreking van het nader voorstel van Burgemees
ter en Wethouders betreffende de pensionneering
der nachtwakers en het voorstel-Plomp.
De Gemeente-Secretaris deelde op ver
zoek van den Burgemeester het volgende mede:
De Burgemeester kan zich vereenigen met hot
voorstel-Plomp, voorzoover dit de strekking heeft,
de zoogenaamde nachtwakers te doen uitstervèn,
overeenkomstig het in 1902 beslotene. Toen bij de
behandeling van de salarissen dér agenten, in het
voorjaar van 1908, uit den Raad zelf stemmen op
gingen tot dadelijke afschaffing van de nachtwa
kers, meende de Burgemeester deze voorstellen te
moeten bevorderen, omdat het politie-korps, bij
aanneming daarvan, zou verbeteren. Nu 't evenwel
gebleken is, dat de Raad niet genegen is, het voor
stel van Burgemeester en Wethouders tot pensi
onneering van twee nachtwakers en tot teruggave
van de gestorte pensioenbijdragen aan de anderen
aan te nemen en een meer kostbare regeling voor
de eventueel af te schaffen nachtwakers wenscht,
acht de Burgemeester de geheele regeling te be
zwarend en oordeelt het daafom verstandig, het
Raadsbesluit van 1 April 1908, waarbij de nacht
wakers werden afgeschaft, in te trekken en het
besluit van 23 September 1902 te handhaven.
De verhooging van de salarissen der nachtwa
kers meende de Burgemeester te moeten ontraden,
èn omdat hij de bezoldiging voor de bewezen
diensten voldoende acht èn omdat hij het niet
juist acht, salarissen te verhoogen van betrekkin
gen, die opgeheven zullen worden.
Een der leden deelt mede, dat het hem
verheugt, dat het Hoofd der politie geen bezwaar
heeft tegen het introkken van het Mtepronkelijk
besluitnlj is van meenmg» dat het niet billijk is,
de nachtwakers, al was het dan met eenig pen
sioen, willekeurig op straat te zettenhet zijn
wel geen formeele politie-beambten, maar zij
hebben toch gerekend op een verdienste levens
lang; bij merkt verder op, dat de verhooging
der jaarwedde met f 25 een gevolg is van de al
gemeene. verhooging der jaarwedde bij de politie,
billijk ook voor hen, die 's nachts dienst doen.
De Secretaris wijst er nog op, dat nacht
waker een bijbetrekking ishet is hun niet ver
boden, overdag andere verdiensten te hebben.
Een der leden zou de nachtwakers willen
doen invallen bij vacatures van agenten 2e en
3e klasse.
De Secretaris merkt op, dat deze wijze van
handelen te duur zou zijn, omdat dan het aantal
nachtwakers telkens zou moeten worden aange
vuld, maar ook zouden de in functie zijnde nacht
wakers niet geschikt zijn voor volledigen politie
dienst.
Een lid verklaart zich to kunnen vereenigen
met het in stand houden der nachtwakers tot dat
zij uitgestorven zijn, en ook met de verhooging
van jaarwedde, maar hij zou wenschen, dat de
dienst van de nachtwakers beter geregeld was,
dat er een instructie werd gemaakt en zij eenige
opleiding ontvangen.
De overige leden der afdeeling verklaren
zich daarop vöor de intrekking van het Raadsbe
sluit tot afschaffing der nachtwakers en vóór de
verhooging der jaarwedde, maar spreken de wen-
schelijkheid uit, dat de dienst en de opleiding
worden geregeld.
De le afdeeling vergaderde 30 September met
éen lid der 2e afdeeling, dat de vergadering zijner
afdeeling niet kon bijwonen.
Een der leden deelt mede, zich zeer wel te
kunnen vereenigen met het eerste gedeelte van
het voorstel-Plomp, daar dit de strekking heeft,
niet over te gaan tot onmiddellijk ontslag der
nachtwakers, doch het besluit van 23 September
1902 te handhaven, waarbij besloten werd, hen te
laten uitsterven.
Onmiddellijk ontslag zou naar zijne meening
een te harde bepaling zijn, daar deze menschen,
die hun levensstandaard geregeld hebben in
verband met deze niet onbelangrijke bijverdienste,
deze bijverdienste in hun huishouden niet kun
nen missen. Hij verklaart zich echter tegen een
verhooging hunner jaarwedden.
Het hospiteerendelid meent dat, waar
de nachtwakers mede behooren tot het politiekorps,
het niet aangaat te zeggen, dat hun betrekking
een bijbaantje is; het is naar zijne meening hun
hoofdbetrekking. Wat zij overdag uitvoeren, is
hun bijbaantje; zij hebben geregeld nachtdienst;
hun dienst is dus nog zwaarder dan die van de
overige agenten en waar zij tot het politiekorps
behooren er. hiervoor een algemeene verhooging
van jaarwedden is vastgesteld, meent hij, dat een
verhooging van jaarwedde ook aan de nacht
wakers toekomt; hij is dus vóór het geheele
voorstel-Plomp.
Een lid heeft schriftelijk medegedeeld, dat hij
zich vóór de intrekking van het Raadsbesluit
van 1 April 1908, en dus vóór handhaving der
tegenwoordige regeling wenscht te verklaren.
Een lid verklaart, dat hij indertijd vóór de
opheffing der nachtwakers gestemd heeft en sinds
dien niet van meening veranderd is; hij is dus
tegen het voorstel-Plomp.
Sub a. van het voorstel Plomp wordt in stem
ming gebracht en aangenomen met vier tegen éen
stem.
Sub b. van het voorstel-Plomp wordt met al
gemeene stemmen verworpen.
Overdracht wegen.
In de tweede afdeeling wees de Secretaris
er op, dat de voornaamste verandering in de be
staande verordening is, dat niet meer zal worden
gevraagd het bedrag waarop de werken worden
geraamd, maar dat moet worden betaald naar de
werkelijke uitgaven. Wat dus te veel is gestort,
wordt teruggegeven. Als proef is deze regeling
reeds toegepast bij de overdracht van Van der
Geest en Van den Berg bij de Withoos- en Bor
straten en dat 20% moet worden gestort van de
geraamde kosten van hardmaking voor eerste
onderhoud dei wegen.
Geen der leden het woord verlangende, verklaarde
de afdeeling zich te kunnen vereenigen met de
voorgestelde verordening.
In de eerste afdeeling had een afwezig lid
schriftelijk medegedeeld, dat hij zich met dit
voorstel vereenigen kan behoudens een kleine
redactiefoutin art. 5b wordt gesproken van «ver
harding»; in art. 6b van «hardmaking». Hij stelt
voor, in art. 5b óok van ahardmaking» te spreken.
Een lid meende, dat het niet billijk is, den
overdrager de garantie voor de waterleiding te
doen betalenhij behoeft dit immers ook niet te
doen voor de gasleiding.
De Voorzitter deelde mede, dat dit geheel
verschillende gevallen zijn. De overdrager betaalt
namelijk den geheelen aanleg der gasleiding en
het zou dus onbillijk zijn, hem nog meer te laten
betalende overdrager betaalt echter niets voor
den aanleg der waterleiding, daar dit, overeenkom
stig de concessie, geheel door de Waterleidiing-
Maatschappij bekostigd wordt; slechts is de Ge
meente verplicht, voor een dergelijken nieuwen
aanleg gedurende drie jaar een bepaalde garantie
van waterverbruik daar ter plaatse te geven en
deze verplichting wordt bij de overdracht der hier
bedoelde terreinen op den overdrager overge
bracht»
Een der leden vond artikel 10 te absoluut
geredigeerd, daar er geen mogelijkheid gelaten
wordt, een gemaakt verzuim te herstellen.
De Voorzitter merkte op, dat dit wèl kan
door het indienen van een geheel nieuw adres.
Een lid merkte op, dat artikel 11 laatste alinea
te streng is, daar de bebouwing van een weg
zeer lang kan duren.
De Voorzitter zeide. dat de redactie juist
zoo gekozen is om niet gedwongen te kunnen
worden, reeds straatverlichting aan te brengen
wanneer nog slechts hier en daar een huis staat;
de redactie laat echter de mogelijkheid toe, het
te doen zoodra de wenschelijkheid blijkt te be
staan, ook al is de weg nog niet voor bebouwd.
De verordening, in stemming gebracht, werd
met algemeene stemmen aangenomen.
Bouwverordening.
De tweede afdeeling verklaart zich te kun
nen vereenigen met de ingediende gewijzigde
concept-bouwverordening.
In de eerste afdeeling werd door een d e r 1 e-
d e n voorgesteld, aangezien deze verordening
reeds door dc Gezondheids-commissie, door de
Commissie van bijstand voor de fabricage en door
de Commissie van wetgeving is onderzocht, deze
niet artikelsgewijs te behandelen, doch in 't alge
meen rondvraag te doen wie der leden eenige op-
of aanmerkingen heeft.
Een lid verzet zich daartegen, daar hij nogal
eenige bedenkingen heeft.
Daar deze meest van technischen aard zijn,
welke door de overige leden niet of moeilijk kun
nen worden beoordeeld, wordt aan dat lid ver
zocht, zijne op- en aanmerkingen op schrift te
brengen' en aan Burgemeester en Wethouders in
te zenden, waaraan hij belooft te zullen voldoen.
Gemeente-begrootiDg.
De eerste afdeeling vergaderde hierover 30
September, de tweede 6 October.
In beide afdeelingen werden de voorstellen tot
verhooging der jaarwedde van den Gemeente-ont
vanger, van het crediet voor don ambtenaar be
last met de vervolging in belastingzaken en der
jaarwedde van den Gemeente-archivaris aangeno
men met algemeene stemmen.
Wat het crediet voor den belasting ambtenaar
betreft, vroeg een der leden van de tweede
afdeeling of het niet mogelijk zou zijn, betertoezicht
te houden op ontduiking der Hondenbelasting. Hij
is er van overtuigd, dat er voor een zeer groot
aantal honden geen bélasting betaald wordt; hij
meent, dat de persoon, belast met de inning de.
belastingen, tevens hierop toezicht zou kunnen
houden.
De Voorzitter zegt, dat Burgemeester en
Wethouders voornemens zijn, dit toezicht aan den
rechercheur Van dor Horst op te dragen, en
meent, dat aan een persoon, belast met de inning
der belastingen deze werkzaamheid niet opgedra
gen kan worden.
Ook een ander lid acht het niet gewenscht,
dat aan den persoon belast met invordering dor
belasting dit toezicht opgedragen wordt. Hij vreest
echter, dat wanneer Van der Horst er mode be-