Donderdag 31 December 1908. Nb. 7803. 58e Jaargang. UITGAVE Abonnement V» 3 maanfa fl.- FIRMA A. H- TAK CLEEFF lZS Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkoaten in rekening gebracht BUREAU KORTEGRACHTO Postbus 9. Teiephoon 19. KENNISGEVINGEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van AMERSFOORT maken bekend, dat het bureau van den Bur gerlijken Stand op Nieuwjaarsdag voor het publiek geopend zal zijn des voormiddags van 8'/» tot 9 uur uitsluitend tot het doen van aangifte van geboorte of o v er 1 ij d e n. De hiervoor noodige aanvrage moet geschieden aan het Gemeentehuis mondeling of schriftelijk uiterlijk tusschen 8 en 8'/» uur des voormiddags van dien dag. Amersfoort, 30 December 1908. Burgemeester en Wethouders van Amersfoort, De Burgemeester, WUIJT1ERS. De Secretaris, J. G. STENFERT KROESE. De BURGEMEESTER eu WETHOUDERS ran AMERSFOORT, Qelet op artt. 6 en 7 der HINDERWET, Brengen ter kennis vau bet publiek, dat een door GEBROEDERS 8M1T ingediend verzoek, met bij lagen, om vergum.ing tot bet oprichten van een gasmotor van 15 P.K. dienende tot het in bewe ging brengen van 1 aUnz, 1 walt, 1 doornaai, 1 split, 1 pen, 1 schalm, 1 aljjp, 1 poets, 1 hakkenbouw, 1 hakkenschrooi, 1 kantenscbrooi, 1 kantenbak, 1 hakkenschuur en 22 naaimachines in bet perceel alhier gelegeD aan de L»vendelstraat No. 79 bg het Kadaster bekend onder sectie E. No. 4656, op de Secretarie der Gemeente ter viaie ligt, en dat op Dinsdag, den 12 Januari aanstaande, des voormid- dags te half elf uren, gelegenheid ten Raadhuiae wordt gegeven om ten overataan van het Gemeente bestuur of van een of meer aijner leien, bezwaren tegeu het "oprichten van de inrichting in te brengen. Tot het beroep, bedoeld in art. 15, le lid der Hinderwet, «ijn, volgens de bestaande jurisprudentie, alleen sg gerechtigd, die overeenkomstig artikel 7 der Hinderwet voor het Gemeentebestuur of éen of meer süner leden agn versobenen, teneinde hun bezwaren mondeling toe te lichten. Atnersfoort, 29 December 1908. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, WUIJTIERS. De Secretaris, J. G. 8TENFERT KROESE. Ter overdenking. Helder, krachtig, flink, gelijkmatig, alsof zy willen verkonden„wat ook verga, waaraan ook wordt getornd, wat ook wordt omver gehaald, wij blijven hem inluiden den Oudejaarsavond", zoo klinken ze weer, de kerkklokken, zoodra de duisternis is ingevallen, met de zelfde klanken, die we reeds zoo vaak hoorden en die toch telken jare anders tot ons Bchjjnen te spreken omdat wjj ze telken male anders kunnen, anders willen hooven. Want elk jaar, dat henenging, heeft ons wat gegeven, iets ontnomenaan niemand onzer ging het voorbjj zonder een duideljjk spoor achter te latenaau elk onzer heeft het gewerkt. Nooit beseffen we dat levendiger dan op den Oudejaarsavond, waarop we, in die uren vol wijding, met onverklaarbaar- weemoedigen aandrang worden gedreven om te woelen in onze schatten van voorbij gegaan lief en leed beide ons onont beerlijk, waar zjj vereend het leven uit maken. Alleen lief het mkg niet ons deel wezen, waar we geroepen zjjn om het beste dat er in ons schuilt te ontwikkelen voor, te geven aan, in dienst te stellen van de gemeenschap. En dat zullen we eerst kunnen, wan neer we weten wat leed is. Men moet eerst zelf geweend en geleden, gestreden en gebeden hebben, men moet eerst zelf een groot deel zijner illusién vernietigd gezien en teleurstellingen ondervonden hebben en tóch alles te boven zjjn geko men om te kunnen beseffen hoe bitter kan wezen anderer schreien, hoe diep anderer smart, hoe zwaar anderer lot. Eerst dan kan men voor hen, die lijden, iets voelen, iets zjjn, wat uitrichten. Als we 't zóo ver kunnen brengen om het lief, dat ons geschonken wordt, te beschouwen als verzachting voor de smart, die geen onzer blijft bespaard, en leeren het leed te aanvaarden als een ons brengen tot het hoogere, het betere, dan zijn we reeds een eind op weg om iets te maken van ons eigen, iets te beteekenen in eens anders leven. Niet ieder is geroepen om te werken in het openbaarniet elk vindt te doen daden, waaraan zjjn naam onuitwischbaar verbonden blijftmaar allen worden we gesteld voor het zelfde begin aan te vangen met zegen te verspreiden in den kring der onzen. Eerst den plicht vervuld in eigen om geving en vervolgens den kring gaande weg uitgebreid; het zonnetje moet van binnen naar buiten uitstralen, wil het echt verwarmend wezen. Laten we ons ernstig voornemen, onze plichten zoo goed te vervullen als we met mogeljjkheid maar kunnen. Dat bewustzijn zal ons kracht geven om in de donkere dagen, die in ieders leven komen, te zien het licht achter de wolken. Suze Frederiks. Parabelen. De engel met het ernstige gelaat. Aan de wieg van een kind waren vele goede geesten genoodigd, en ieder bracht een gave mede. Een van hen was Toewijding. Deze zegende het kind en gaf het de gave, zich te wjjden aan zjjn medemen schen en aan zijn arbeid, Maar Toewjjding had een dochter, een engel met een zeer ernstig gelaat. En deze was niet genoodigd, omdat de meesten haar niet kenden. Slechts zjj, die wat dieper in het leven door drongen, zagen haar en leerden haar waard eeren. En terwjjl Toewjjding gehuldigd werd, ook door hen, in wier hart ze niet wooude, was z jj bjj velen onbekend, om dat zjj voor velen te hoog stond. En het kind groeide opToewjjding woonde in zjjn hart, en zijn leven gaf hij aan veel, dat bjj liefhad. Toen gebeurde het, dat een groot en moeiljjk werk voor hem lag, en van het welslagen hing af veel, dat waarde gaf aan het leven van anderen. Daarom vatte hjj het aan en gaf er zich aan met een hart vol liefde. En het werk vlotte goed, en hjj kreeg het zeer lief. Maar toen hjj op zekere hoogte geko men was, bleek het, dat het aau zjjn krachten ontgroeide en dat, om het te doen slagen, anderen het moesten over nemen, die wijzer waren dan hjj. Maar hjj wilde het eerst niet inzien wat zjju plicht nu was, omdat aan zjjn wieg niet gestaan had de engel met het ernstige gelaat. Daarom was er smart nu en strijd in zjjn ziel, want deze moesten hem louteren en hem den engel leeren kennen. En toen de loutering volbracht was, had hjj geleerd de moeiljjke les, dat toewjjding soms eischt, los te laten het werk dat men liefheeft. Spreek tot ieder in zijn eigen taai, God zond een bode naar de aarde en gaf hem een mooie eu kostbare plant mede, die in elk harer deeltjes de eigen schap bezat om de menschen goed en wijs en gelukkig te maken. Eu God zeide tot hem, dat hjj van die plant aan de menschen moest geven, aan sommigen een blad, aan anderen een bloem en aau enkelen, die er voor ge schikt waren, stekjes, opdat zjj er nieuwe planten van maken zouden en zoo de wereld doordringen van Itefde en wijsheid en geluk. En na eenigeu tjjd kwam de bode terug. En hjj zeide; „Heer, ik heb getracht, aan Tlwe opdracht te voldoen, maar ik heb maar aan heel enkelen van öw ge schenk kunnen geven. Want de menschen hebben in hun tuinen vele andere planten, die hun kostbaarder schijnen daarom willen zij van de Uwe niet hebben. En er zjjn er ook, die zoo verdiept zijn in de zorg voor hun eigen planten, dat zjj het niet hoorden, toen ik hen van de Uwe sprak". En God antwoordde: „Ga in de tuinen van de menschen zoek van ieder de bladeren en de bloemen, die hem het liefst zjjn, en wikkel daarin deelen van Mjju plant. „In den beginne zulleu velen het uiet bemerken, maar langzaam aan zal de geur naar buiten dringen, en als dan de men schen die geur hebben liefgekregeu, dau zullen de buitenste schillen er af vallen, eu Mijn plant zal in haar schoonheid m voorschjjn komen, en den bezittel goed en wijs en gelukkig maken. „Zoo zult gjj Mjjn plant onder de men schen brengen. „Eu zeg aan hen, die haar hebben lief- gekregen, dat het Mjjn wil is, dat zjj insgelijks doen". En de bode ging naar de aarde terug, en deed alzoo. En zoo werd de kostbare plant ver borgen ouder veel onkruid en maaksel van menschen. Eu zjj komt niet bjj allen even spoedig door het onkruid heen bij velen duurt het zelfs zoo lang, dat het soms schjjnt, alsof zjj altjjd eronder verborgen zal blijven. Maar eenmaal toch in de verre toekomst zal de dag komen, waarop al de valsche bladeren zullen weggevallen zjjn, en overal zal te voorschijn komen de kostbare plant Gods hooge, heerljjke Waarheid! Vertrouwen. God gaf haar een arbeid te verrichten, en Hij schreef dien arbeid in haar hart. Toen zette Hij haar in een wijde vlakte, waar duisternis was. En God sprak tot haar: „Begin uw werk". Maar zjj antwoordde: „Heer, hier kan ik niet arbeiden, want er is niets dan duisternis. Miju voet kan den weg niet vinden dien ik gaan moet mjjn hand vindt niets, dat zij grijpen kan. Geef my licht om te doen het werk, dat Gjj mjj opdraagt". Maar God zeide: „Heb uw taak lief en vertrouw op Mjj". Zjj vroeg„Zal het licht dan komen En wederom antwoordde God „Heb uw taak lief en vertrouw op Mjj. Dan zullen uw gedachten van liefde en van vertrouwen de engelen worden, die U leiden op uw pad". En zjj had haar taak lief en zjj ver trouwde op God, en de gedachte engelen gingen haar voor. Tot uit de duisternis het licht kwam, dat haar weg beateoalde en toen zag zjj. En in dat licht klonk nog eenmaal Gods stem tot haar „Omdat gij niet geaarzeld hebt en, vertrouwende, in de duisternis begonnen zijt, zend ik tot u een straal van het licht Mijner wijsheid, opdat gjj moogt voortgaan en voleindigen in het licht en welslagen uw werk zal kronen." Naam der nakomelingen van H.M. de Koningin. Staatscourant No. 306 bevat een Koninkljjk besluit van den 31sten December 1903, be treffende den naam, te dragen door de nako melingen van Hare Majesteit de Koningiiw- In dat besluit wordt het volgende bepaald De naam «Oranje Nassau" zal worden ge dragen door alle Prinsen en Prinsessen der Nederlanden, Onze wettige nakomelingen; met en benevens den naam of namen, die Zij aan het Geslacht van Hunnen vader ontleenen, met dien verstande, dat aan laatat- bedoelden naam of namen zal voorafirun de naam »Oranje Nassau", zoodat genoemde Prinsen en Prinsessen, onverminderd de ti tels die Hun uit anderen hoofde nog toe komen, zullen worden genoemd »Prins> (Prinses) van Oranje Nassau, Hertog (Her togin) van Mecklenburg". De koude. De weerkundige medewerker van de„Zutph. Ct." schrjjft aan dat blad „Wat is het koud vandaagDeze uitroep werd de laatste dagen nogal eens gehoord. Een plotselinge felle vorst met scherpen Noord-Oostelijken wind is dan ook na de donkere dagen vóór Kerstmis ingetreden. Wel een grcot verschil bij bet zachte weder voor December omstreeks het midden der maand. Het was vanmorgen (te Zutphen) om 8 uur dau ook zeven eu twintig graden te koud; de laagste stand hedennacht was 4 graden Fabr., of acht en twintig graden' vorst, een verschil bjj den boogsten stand der maand, 51 gr. op den 15den, van zelfs zeven en veertig graden. De koude dezer dagen herinnert dan ook aan die van de laatste dagen van Decem ber 1890, toen de laagste stand alhier 3 gr. bedroeg op den 30en der maand. Vannacht was het nog een paar graden kouder dan in de koudste nachten van de twee vorige winters; in Januari 1907 was de laagste temperatuur 7 gr. en in Januari van dit jaar 6 gr. F. Het is dan ook voor velen te wenschen, dat het spreekwoord„Strenge heeren re- geeren niet lang", ditmaal bewaarheid moge worden. Zulk een plotselinge ommekeer, zulk een strenge vorst zonder dat sneeuw de buizen bedekt en de hevige koude dus te dieper doordringt; sneeuwstormen in Engeland en de prognose van hel meteorologisch instituut te De Bilt, dat er ook hier te lande kans is op sneeuwbuitjes 't is om er bjj voorbaat van le rillen. Maar er zijn er, die 't nog kouder hebben, die geen brandstof hebben voor hun kachel, geen middelen om warm eten te koken, geen warme kleeding, geen bed. Men spreekt van 17, 20, '21 graden vorst Dat beduidt bittere koude, ziekte, dood misschien voor wie niet of geen voldoende kleeren heeft of geen voldoende dek voor zijn verkleumde ledenraaten en er nietaan- denkt, zich io papier te wikkelen. Dat betee- kent kinderen, aie in een tochtig kamertje huilen van kou bjj gebrek aan brandstof. Wie goed gegeten heeft, kan nog wel tegen

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1908 | | pagina 1