Dinsdag 22 Juni 1909. No. 7677. 58e Jaargang firma a h van cleeff te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden f\. franco per post f 1,15. Advertentiën 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10cent. Bij regel- abonnemont reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieele- en onteigenings- advertentiën oer regel 15 cent. Reclames 15 regels f 1.25 elke regel meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. BUREAU: KORTEGRACpT9 istbus 9. Telephoon 19. KENNISGEYING. De GEDEPUTEERDE STATEN van U- TRECHT Gelet op de bepalingen der Hinderwet; Brengen bij dezen ter kennis van belangheb benden, dat bij hun besluit van heden, le Af- deeling, no. 1897/1404, aan Burgemeester en Wethouders van Amersfoort verguuning is ver leend tot het uitbreiden van de door die Ge meente geëxploiteerd wordende gasfabriek, ge legen aan het Smallepad te Amersfoort, kada straal bekend Gemeente Amersfoort, Sectie D. no. 1933. Utrecht, 15 Jnni 1909. De Gedeputeerde Staten voornoemd, P. D. SCHIMMELPENNINCK, Voorzitter. L. J. RIETBERG, Griffier. Vragen en verdragen. In de Wurtembergsche landen, niet ver van Heilbron, licht in een vruchtbaar dal het vriendelijke stadje Weinsberg, waar Jus- tinus Kerner, de dichter, arts en ziener, zijn goede en rijke leven leefde aldus Ypsilon in het „N. v. d. D.". Zijn grafis er, zijn monument, zijn huis ook, bet Kerner huis, zoo gastvry eens, ook nu riog -als mu seum den vreemdeling toegankelijk, en voor den belangstellende in 's mans wezen en werk vol herinneringen en gedenkwaardig heden. Justinus Kerner heeft met enkele versre gels zijn eigen staudpunt onder zijn tijdge- nooten even juist als bondig gekenschetst: „Flüchtigleb' ich durch's Gedicht, Durch des Arztes Kunst nur flücbtig; Nur wenn man von Geistern spricht, Denkt man mein noch und schimpft tuchtig." Nu laat de schimpers schimpen. Juist toch door hetgeen Kerner over geesten schreef, èn over geest, zullen zijn naam en zijn geschriften nog onder de komende ge- slachteu voortleven. Maar van iets an Iers dan geesten, wil hier nu gesproken zijn. Want door iets an ders nog dan Kerner's levenswerk, is het stadje Weinsberg vermaard en aantrekkelijk. Up den heuvel er boven staat namelijk de ruïne vanhetslot Weibertreu",waarvan de overlevering verhaalt als volgt: In bet jaar 1140 belegerde Keizer Konrad III den burcht, op welken ingezetenen van het stadje gevlucht waren. De Keizer, door den hardnekkigen tegenweer vertoornd, wilde, toen de veste tol overgave gedwougen was, alles te vuur en te zwaard verdelgen. Groot- moediglijk stond hij echter aan de vrouwen der belegerden toe, haar kostbaarste goed in veiligheid weg te dragen. En wat deden die wakkere vrouwen nu Zij laadden zich haar mannen op den rug en droegen hen zoo in het kamp des belegeraars, die, in goede luim over deze zoo kloeke en trouwe list, ook cle mannen benadigde ter wille van de vrouwen. .Sedert droeg de verwoeste burcht den naam van „Weibertreu" en Justinus Kerner was het, die Duitscbland belangstelling wekie voor de historische ruïne, de benoodigde gelden deed toestroomen om haar te behoeden voor geheelen ondergang, haar toegankelijk maakte en versierde met plantsoen. Justinus Kerner ook was het, die aan de ruïne het opschrift aanbracht, dat hij wijdde aan ziju Riekele, zijn trouwe leveusgezellin „Getragen hat mein Weib mieh nicht, Aber erlragen. Das war ein «chwereres Gewicht, Als ich mag sagen." Wijlaiennu Weinsberg en de Weibertreu op bnn plaats, om ons even bezig te houden met de gedachte, die in Kerner's versje beslo ten ligt. Verdragen, zegt bij, eeu zwaarder gewicht dan dragen. En du we) in bet bijzond^f' inet het oog op het huwelijksleven. Het komt uiterst zelden voor, dat de vrouw zich genoodzaakt ziet, haar man op den rug of in de armen te nemen om hem uit verderf en dood in veiligheid te dragen. Dit is ook maar goedwant in de meeste, men mag wel zeggen in alle normale, ge vallen, zou zij het met den nesten wil niet kunnen. Het kan aan den anderen kant voorkomen en bet gaat zeker minder tegen de inrichtingen der natuur dat de man de vrouw draagt, hetzij in dartel spel, of in tragischen ernst. Maar, hoe dan ook, en al zou noch de lust, noch de noodzake lijkheid om elkaar te dragon zich ooit tus- schen heu hebben voorgedaan verdra gen moeten zij elkaar, al de dagen van al de jaren huns samenlevens. En dit is het zwaardere gewicht. Men herinnert my het al meer en meer gebruikelijke zijpad der echtscheiding, dat door sommigen ingeslagen wordt, wanueer zij hot verdragen al te ondraaglijk meenen te vinden. Door sommigen ja. Maar de milioenen der gehuwden kunnen of willen langs dit zijpad elkander niet ontvluchten. Zij kunnen niet, omdat daar hekken staan, van allerlei aard, die hun de vlucht beletten; ot zij willen niet, omdat er toch nog iets van liefde, of minstens van genegenheid, trouw, plichtsgevoel tussclien hen bleef. Dus schrijden of strompelen zij samen voort, gepaard, laogs den eenmaal ingeslagen weg en opdat zij hiet in het span zullen loepen als hond en kat, opdat hun samen gaan althans draaglijk zij, blijft Yoor hen beiden het gebod elkaar verdragen. Er zijn ideale huwelijken, naar men be weert -- in romans, maar óok in de werke lijkheid. Zoet is 't, er aan te gelooven bitter, er naar te zoeken. Het zouden huwe lijken zijn, gelijkeude op twee droppelen regenwater, beide uit den hemel gedaald en langs een vensterruit samenvloeiende tot éen droppel nu. Maar in verreweg de meeste gevallen zijn de beide droppelen van verschil lende materie, gelijk olie, en wijn, en zij ver eenigen zich wel, maar zonder zich ooit te vermengen. Olie heeft haar deugden en haar feilen al naar gelang van de plaats, die zij vindt. Met wijn is 't het zelfde. Maar of rnea olie en wijn al giet in dezelfde flescb, nooit gaan zij eeu chemische, of zelfs maar een mechanische verbiuding aanen hoe tang men ze in de llesch ook schudt, altoos behouden zij hun neiging tot zelfstandig heid. Met de chemie van het huwelijk is 'tover het geheel niet zoo gesteld, als menschen- vrienden wel zouden kunnen wenschea. In het ideale buwelijksbestaan zouden de beide partijen óok ie vergelijken moeten zijn bij de basis en het zuur, die, elk metalgeheele verzaking van .-'gen identiteit en aard en wezen, zich samen verbinden tot een zout. Helaas, echter of gelukkig misschien ondanks de vereende machten van wet en sacrament, van liefde, trouw, gewoonte en wat met al meer, heeft de wereld nog nim mer een dergelijk proces door middel van echtverbintenis zien plaats grijpeD. Olie blijft olie, en wijn blijft wijn; individu blijft iadi- vidu, en persoonlijkheid blijft persoonlijkheid. Nemen wij een Justinus Kerner zelf, in zijn echtelijke verhouding. Een jonge arts ontmoet een jonge predi kantsdochter. Het was honderd jaar geleden, in den tijd der poëzie, toen de menscheo niet alleen gedichteu maakten, maar ook gedichten leefden. De joDge arts spreekt de jonge predikantsdochter aan met een vers van Goethe, en het meisje antwoordt hem inet het tweede couplet. Daaruit wordt een verloving; en uit de verloving wordt, na jaren van werken en wachten, een huwelyk. Een huwelijk zonder geld, eeu huwelijk met zorg, een huwelijk met liefde. Kinderen ko men, een welstand loont langzamerhand de vlijt. En zoo, door een leven van innige aan hankelijkheid, worden deze beide meuschen, samen oud tot het sterven der vrouw weer den man voor een wijle vereenzaamt. Hier was dus we), naar al de gegevens en berichten te oordeelen, een echtvereeuiging die naderde tot het ideaal. Justinus Kerner was een goed mensch. En dit is wel gauw gezegd of geschreven; maar er zithéel wat in. Er zit in, dat hij ook een goed werker, een goed vriend, een goed vader, een goed echtgenoot, was. En toch en töch voelde deze goede man zich verplicht tot de bekentenis, dat zijn Riekele aan hem had te verdragen ge had een gewicht, zwaarder dan hij wel kon zeggen. Hij was zéér bescheiden, en zéér kiesch. Anders zou bij vermoedelijk er hebben bijgevoegd, dat ook hij zelf wel iets te ver dragen had gehad aau zijn Riekele; dat, ter- wyl zijn Riekele ia hem menigen feil of minder loffelijke eigenaardigheid door de vin gers had moeten zien, ook hij in zijn Rie kele niet had gevonden de vleeschgeworden volmaaktheid. Met andere woordenhet moet een-en-veertig jaren lang, van de brui- lolt tot de begrafenis, ook tusschen dezen goeden man en deze goede vrouw een pas sen eu schikken zijn geweest van verdra gen gaarne verdragen, blijde verdragen, omdat er liefde was en redelijkheid maar verdragen toch. Wie nu wil het beter hebben in een een huwelijk, dan die twee goede menschen Bezint eer gij begiut, proeft vóór gij toehapt, zoo mogelijk maar verlangt niet van deze aarde bet bóvenaardsche. Zie! daar stappen er twee in de nood lotzware koets, die toch zoo luchtig rolt op haar wielen, met strikken aan de paardetui- gen en een tuiltje aan de zweep van den koetsier. Die twee hebben zes maanden, twaalf maandeu, misschien wel vier-en-twintig maanden met elkaar wal geschertst, gedar teld, gedaost, gebeuzeld, gekust en gekibbeld. Zij kennen elkaar juist kort of juist lang genoeg om elkaar niet te kenneD. Zij ver schillen van elkander, ja schier in a'les. Al lereerst verschillen zij in de aanleiding, ïd de beweegkracht, die heu tot elkaar deed naderen. Zij verschillen van elkander in sekse, in natuur, ia karakter, in temperament, iu gevoelens, in begeerteu, in opvoeding, in ontwikkeling, in levensopvatting, in capaci teit en in werkkring. Zij verschillen van el kaar, gelijk het zwart lakeu pak en de glim mende zwarte hoed des bruidegoms verschil len van het wit zijden kleed eu den gazen sluier der bruid. Eu nu zou men durven verwachten, dat die twee, voor een leven lang aan elkaar gebonden, zoo maar iueens zouden samenvloeien als twee waterdroppe len langs een glas Dat het niet tot botsin gen eu schuringen tusschen ben zou komen op den weg Dat niet ook nog indien er goedheid tusschen hen is, en liefde eon dagelijksch padementeeren en concedee- ren, eeu aanhoudend schipperen en bijleggen tusschen hen noodzakelijk zou ziju? Gelukkig nog, wanneer hat liedje op zacht berustende wijs, op de melodie van verge noegde inschikkelijkheid, door de beide par tijen om beurten of gelijkelijk geneuried wordt, en niet de éene slechts, altijd door, het te zingen heeft,uit den traure, terwyl de andere boonend triomfeert. Gelukkig nog, wanneer man en vrouw ook daarin maat en tred kunnen houden met elkaar. Maar ge zongen moet het worden. In het huwelijks leven moet worden gezongen het liedje van verdragen vun verdragen. Naar dragen, in handgrijpelyken zin, is, sedert het beleg van de veste Weinsberg, tusschen echtelingen héél weinig vraag meer. De vlootkosten der Enropeesche groote Mogendheden. De oud-kolonel Gadke schrijft onder boven- staanden titel in het „Berl. Tageblatt" het volgende In een bijlage van het Aprilnummer der „Rivista Marnttima" vergelykt de scheeps bouwkundig ingenieur Luigi Barberi op grond an zeer uitvoerige en betrouwbare cijfers de sommen, welke de Europeescbe groote Mogendheden en de Vereenigde Staten van Noord-Amerika in de laatste vier jaren voor hun vloten hebben uitgegeven. Volgens die berekeningen krijgt men voor het loopende linancieele jaar, 1909 tot 1910, de volgende cijfers: Oostenryk 65 millioen franc, Italië 129 millioen, Rusland 249 millioen, Frankrylc 317 millioen, Duitschland 493 millioen, Ver- eenigdeStaten 710 millioen en Engeland 809 millk en. In de laatste vier jaren zijn totaal uitge geven door Oostenrijk 246 millioen franc, door Italië 479 millioen, door Rusland 1035 millioeD, door Frankrijk 122 millioen, door Duitschland 1559 millioen, door de Vereenigde Si aten 2292 millioen en door Engeland 3137 millioen. De zes groote zeemogendheden hebben dus in die vier jaren voor hun verdediging ter zee uitgegeven het sommetje van 9978 millioen, of bynalO milliard franc.,fie beide zeemogeudheden Engeland en VereeDÏgde Staten hebben hiervan meer dan de belfl voor hun rekening genomen. Uit het bovenstaande blijkt, datdeeenige zeemacht, die de Britscbe eenigszi'is ter zijde streeft, die der Vereenigde Staten is. De buitengewone zenuwachtigheid, welke zich tegenwoordig in Engeland openbaart, blijkt dus wel kunstmatig te voorschijn ge roepen te zijn, want de landmacht der Ver eenigde Statsn is nog aanmerkelijk zwakker dan die van Engeland, zoodat aan een invasie in Engeland van die zijde niet ge dacht behoeft te worden. Trouwens, A merika heeft daartoe ook niet de minste politieke of militaire aanleiding. Deed zich het geval voor van een conflict tusschen beide landen, dan zouden Amerika wel andere middelen ten dienste staan. Voor Engeland zou het verlies van zijn opperheerschappij ter zee aan de Vereenigde Staten een even doodelyke stoot in 't hart zijn, als bijvoorbeeld een Duitsche invasie en de bezetting van Londen. Moet het ooit zijn overwicht ter zee aan de Vereenigde Staten afstaan, dan zinkt het daarmede on vermijdelijk terug tot een zee-mogendheid vanden tweeden rang en zal bet meer en meer verarmen. Terwijl nu echter de Amerikaansche rna- rinebegrooting voor het loopende jaar slechte 98 millioen franc lager is dan die van Enge- laud, is de Duitsche marine-begrooting nog ongeveer 315 millioen bij de Britscbe ten achter. Hierbij is niet eens rekening gehouden met aet eventueel op stapel zetten van nog vier „Dreadnoughts" door Engeland. In het geheel heeft Duitschland in de laatste jaren nog niet de helft uitgegeven voor zijn vloot van hetgeen Engeland aan (le zijne heeft Het is dan ook belachelijk, van een Duitsch gevaar voor Engeland te spreken. Aan den anderen kant moet worden toe gegeven, dat geen marine-begrooting zóo met sprongen de hoogte is ingegaan als da Duitsche. In 1906 was zij nog een kleinigheid lager dan de Fransche en de Russische; iu het loopende jaar overtreft zij de eerste met 176 millioen franc, de tweede zelfs met 243 millioen. 'En terwijl de Amerikaansche marine-begrooting in dit zelfde tijdsverloop is gestegen van 533 op 710 millioen, dus met 33 pCt., steeg de Duitsche van 310 tot 493 millioen, dus met 60 pCt Met het oog op den ftnancieelen toestand van bet Duitsche Rijk mag echter verwacht worden, dat een verdere stijging is uitgesloten. Waarschijnlijk zal men zelfs na 1912 op dit gebied de spaarzaamheid gaan betrachten. Over de 500 millioen nieuwe belastingen is immers reeds in werkelijkheid beschikt; voor een nieuwe „linancieele hervorming" zullen echter de Bondsregeeringen, volgens de tot nu toe opgedane ervaringen, wel ee- nigen afschrik he'oben eu door den natuur lijken loop der dingen zal Duitschland dus vanzelt tot een beperking van zyn bewape ning gedwongen worden.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1909 | | pagina 1