Dinsdag 28
September 1909.
No. 7719.
58e Jaargang.
UITGAVE
FIRMA A H VAN CLEEFF
te AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden/"l.
franco per post f 1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bij regel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosleloos. Legale, oflicieële- en onteigenings-
advertentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels f 1.25 elke regel meer f 0.25. Groote
letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten
evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTEGRACHT9
stbus 9. Telephoon 19.
KENNISGEVING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der
Gemeente AMERSFOORT
brengen ter algemeene kennis, dat bij hun
besluit van heden, ingevolge art. 8 der HIN
DERWET, nan W. van WIJNGEN, wonende
alhier, vergunning ia verleend tot de oprichting
van ecne drukkerij, gedreven door een gasmotor
van 3 E. P. K., in het perceel Muurhuizen wijk
A. No. 17, kadastraal bekend Gemeente Amers
foort Sectie E. No. 1874.,ronder voorwaarde:
a. dat de vloer voo den gasmotor geheel
van steen vervaardigd wordt;
b. dat de afvoerpijp voor de afgewerkte
gassen van den motor van voldoende wijdte is,
geen korte bochten heeft, en voorzien wordt
van een knalpot van voldoende afmetingen zoo
dat de afvoer der gassen zonder hinderlijk ge
raas plaats heeft en opgetrokken wordt tot een
hoogte van minstens 2 Meter boven de dakgoot,
die langs den Noordwestelijken gevel van het
hoofdgebouw ligt.
Amersfoort, 23 September 1909.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
De Burgemeester,
WUIJTIERS.
De Secretaris,
J. G. STENFERT KROESE.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS
van AMERSFOORT
brengen, naar aanleiding van het voor
komen van een geval vun cholera asiatica
te Lopik, in herinnering hunne waar
schuwing, gedaan bij publicatie van 2
September 1909 en waarschuwen nog
maals in 't bijzonder tegen gebruik van
water, waarin zich ziektekiemen kunnen
bevinden.
Amersfoort, 27 September 1909.
Burgemeester en Wethouders
van Amersfoort,
De Burgemeester,
WUIJTIERS.
De Secretaris,
J. G. STENFERT KROESE.
Fatsoen.
Wat wordt dat woord al niet gebruikt
en misbruikt. Reeds in onze kin
derjaren leeren we ons fatsoenlek te
gedragen. Ons wordt onderwezen wat al
en wat niet fatsoenlijk is en hoe we in
houding en beweging, in spreken en
zwijgen, in geheel onzen omgang met
andere mensehen „fatsoenlijk" moeten
zijn. Onze ouders stellen er prijs op, fat
soenlijke kinderen te hebben, want dat
is, in het oog der maatschappij, aanbe
veling en iemand, die niet fatsoenlijk is,
wordt in de nette kringen der samenle
ving niet toegelaten, is niet in aanzien
en wordt den rug toegedraaid.
„Dat is geen fatsoenlijk mensch", zegt
men, „daar kan je niet mee omgaan".
Zelfs in de kinderwereld wordt al op dat
fatsoen gelet en een niet-fatsoenlijk kind
wordt gemeden.
In de groote-menschen maatschappij
wordt hierop nog sterker gelet.
Ieder wil graag den naam hebben fat-
soenlijk te zijn en in fatsoenlijke krin
gen te mogen verkeeren. Ieder gaat prat
op zijn „fatsoen", en uitgemaakt te wor
den voor een „onfatsoènlijk" mensch is
haast nog erger en beleedigender voor
den delinquent, dan voor een schurk
gehouden te worden.
Fatsoen is: vorm. Men kneedt een
klomp deeg of specie tot een zekeren
vorm, die men er aan geven wil als ver
siersel of beeld van een of ander voor
werp; men geeft dan de ruwe en onbe
werkte, lompe klomp een zeker fatsoen.
Fatsoeneeren isiets vormen of ver
vormen naar het een of ander model.
Zoo wordt ook de mensch in zijn jeugd
gevormd, gefatsoeneerd naar zulk model
als in de maatschappij nu eenmaal is
aangenomen als fatsoenlijk, correct te
zijn. Hem wordt geleerd, in den omgang
met andere menschen zekere vormen iu
acht te nemen, in spreken en schrijven,
houding en manieren zich zóo voor te
doen als in de maatschappij nu eenmaal
wordt voorgeschreven als behoorlijk en
gepast.
Fatsoenlijk zijn wij als wij in ons uiter
lijk vertoon aan de menschen weten te
behagen naar de" maatstaf die daarvoor
is aangelegd; geen aanstoot geven aan
anderen, door iets te doen of te laten,
wat, naar dien maatstaf alweer, niet
fatsoenlijk, niet netjes, niet behoorlijk is.
Fatsoenlijk is dus een uiterlijk en aau-
geleerd vertoon, dat met ons innerlijk
zijn weinig of niets te maken heeft. We
worden als het ware gegoten in een pas
senden vorm, om gangbaar te zijn, maar
't blijft een vorm, waarin we gekneld
wordeu en die niet altijd ons ware vertoont.
Intusschen die vormen moeten worden
aangenomen om het onderling verkeer
tusschen de menschen mogelijk te maken
en te veraangenamen.
De ruwe dinmant moet eerst geslepen
worden, wil hij bruikbaar en verhandel
baar zijneerst door het slijpen komen
zijn schitterende eigenschappen voorden
dag. En zoo moet ook de mensch als 't
ware worden ontbolsterd en gefatsoeneerd
om in de samenleving bruikbaar te V/or
den en opgeld te doen.
In zekeren zin is dit dan ook noodig
en nuttig en dus moet ieder er prijs op
stellen, fatsoenlijk te zijn, de vormen
behoorlijk in acht te nemen en, door
houding en gedrag tegenover anderen,
dezen voor zich weten in te nemen en
geen aanstoot, te geven.
In den goeden zin van het woord en
in alle opzichten een „fatsoenlijk"
mensch te z ij n, moet het streven wezen
van elk weldenkend individu.
Wij spatieeren dat „zijn".
Want daar zit 't juist in.
Er wordt met dat fatsoen soms zoo
raar omgesprongen. Uiterlijk vertoon is
het, zooals we reeds opmerkten, en voor
velen is 't dan ook niets anders. Fat
soenlijk te heeten, is dan ook voor de
meesten genoeg en voldoende. Er zijn er,
die tot in de uiterste puntjes alle vor
men in acht nemen, die in de samen
leving voor zeer fatsoenlijk doorgaan, en
die des-ondanks heel onfatsoenlijke din
gen doen, soms groote schavuiten zijn,
waarvoor men zich niet genoeg wuchten
kan. En er zijn er óok, die niet zoo
precies alle vormen op hun duimpje
kennen of weten in acht te nemen, die
wel eens falen en onfatsoenlijk heeten,
maar toch in merg en been, zelfs in hun
binnenkamer, in doen en laten steeds
fatsoenlijk zijn.
De Franschen hebben voor ons „fat
soenlijkheid" de uitdrukking „comme il
faut",dat,letterlijk vertaald luidt: „zoo
als het behoort", eu dan ook eigenlijk
de juiste beteelcenis is van het woord.
Een mensch, die wezen wil „zooals het
behoort", moet niet alleen trachten aan
alle vormen der samenleving te voldoen
en fatsoenlijk te heeten, maar er naar
streven in alle opzichten en ook voor
zich zelf, in al zijn doen en laten, fat
soenlijk te zijn.
Ons Volksgezang.
Het Nederlandsche volk staat, in ver
gelijking met den beleefden Franschman,
de gemassregelden Duitscher en den bui
tengewoon kal men Brit, die zich graag
gentleman noemt, bekend als een ruwe
klant. We willen hier niet nagaan in
hoeverre dit waar is en welke de natuur
lijke oorzaken hiervan zijn, een feit is
het, dat. in don volkszang, voornamelijk
den straatzang, deze ruwheid duidelijk
uitkomt.
Nu ligt het wel is waar voor een
groot deel aan ons „niet-muzikaal" aau-
gelegd ziju, dat het zingen ons geen
tweede natuur is, zooals bijvoorbeeld bij
den Duitscherdoch de wijze (de' melo
die) ter zijde gelaten, staat men verbaasd
over de zoutelooze, dikwijls afgezaagde,
beleedironde of geraeene woorden die
worden uitgegalmd.
We denken aan het afschuwelijke „Ik
heb een bloemetje geploken op die hei",
dat thans weer en vogue is.
Hoe is 't mogelijk, dat een lied, zóo
moeilijk van maat en melodie, toch zoo
vrij nauwkeurig wordt gezongen, maar
met zóo afgrijselijken tekst.
Mist dan de Nederlander ook daarvoor
het gevoel?
Gelukkig niet!
Maar daar hjj uit de natuur weinig
drang tot zingen heeft, geeft hij alleeu
dan van zijn vermogen er toe blijk,
wanneer hij „een borrel op heeft"en
aan dezen „borrel" moet men niet al te
vast het begrip van éen hechten.
Nog niet zoo heel lang geleden werd
er verkondigd, dat een werkman daag-
lijks er minstens twee toekwamen.
Wel is er na dien tijd veel gezegd en
aangetoond, waardoor die stelling als
dwaling is erkend, maar bij een feest
worden hier nog altijd meer geestrijke
dranken gebruikt dan geweuscht eu
goed is, en aldus aangezweept komt
het ruwe van den Nederlandschen volks
aard los en men zingt, neen brult, tot
in het oneindige de flauwe of gemeene
prul-poezie, die orgeldraaiers of liedjes
zangers voorzongen.
Hoe dit te verbeteren]
Tot dusver hebben de scholen, de
zangvereenigingen, dit niet vermoogd.
Thans zal een commissie, in Juli ge
kozen uit een vergadering van verschil
lende vereenigingeu van Lager onderwjjs
en zang-onderwijs, een twintig ot dertig
tal aardige liedjes aan wijzen, die al jaren
lang in den smaak van het volk vielen.
Deze liedjes zal zij trachten
a. verplichtend te stellen op de open
bare Lagere school
b. zooveel mooglijk aanbevelen op
de bijzondere school;
c. en verder te maken tot algemeen
eigendom van het Nederlandsche volk.
Wij zouden zeggen, dat dit laatste
(het moeilijkste) het best gaat wanneer
ook beschaafde lieden in dit zingen wil
len voorgaan en met het volk meedoen.
Want ongevoelig voor schoone muziek
en goede woorden is het Nederlandsche
volk niet en zijn ruwen aard is wel
vatbaar voor veredeling.
Moge deze nieuwe poging volkomen
slageu.
Een belangrijke beslissing.
De Hooge Raad der Nederlanden beeft een
arrest geslagen, dat aan de Gemeentebestu
ren zoowel als aan de verkiezings-propagan-
disten heel wat last zal geven.
Immers bij dat arrest is uitgemaakt, dat
hij, die verhuisd zijnde, in zijn nieuwe
woonplaats kiezer wil worden op grond van
in zijn vroegere woonplaats betaalde Rijks
directe belastingen moet overleggen voor
voldaan geteekende aanslagbilletten van
alle Rijks directe belastingen waarin hij
was aangeslagen.
Hij die in verschillende Rijks directe
belastingen was aangeslagen, kan dus niet
volstaan met over te leggen zijn voor vol
daan geteekend aanslagbillet in de Perso-
neele belasting, maar zal daarbij moeten
voegen zijn billetten van Bedrijfs-, Vermo
gens- en Grondbelasting indien hij in die
alle is aangeslagen.
De propagandisten zullen-dus bij het be
zoeken van deze adspirant-kiezurs niet meer
genoeg doen als zij vragen„Och mijnheer,
geef mij maar uw billet van de Personeele
belasting van verleden jaar, dan zal ik wel
zorgen, dat U kiezer wordt", maar zfj zullen
naarstig moeten onderzoeken of de patiënt
ook Bedrijfs-, Vermogens- of Grondbelasting
heeft betaald en óok daarvan de voor vo -
daan geteekende aanslagbilletten moeten
meenemen en ten stadhuize inlevereD.
Ieder begrijpt, dat dit geen geringe ver
meerdering van werk en moeite meebrengt.
Want hoeveel «Personeel" iemand betaalt
daarvan maakt hij gewoonlijk zoo'n ge
heim niet; maar de aanslagbilletten voor
bedrijf en vermogen daar mag een ander
zijn neus niet in steken. Mijnheer belooft dus,
zelf de billetten naar het stadhuis te zullen
brengen. Natuurlijk iaat de propagandist niet
na, na eenige dagen te komen informeeren
of mijnheer al geweest is; in meer dan éen
geval zal nog wel een derde en vierde be
zoek noodig zijn.
Er zullen ook adspiranj-kiezers zijn, die
hun aanslagbillet in Vermogens-en de Bedrijfs
belasting ook aan het Gemeentebestuur liever
niet toonen. Zij hebben een stille hoop, dat
zij, als zij geen aangifte doen in de plaatse
lijke Inkomstenbelasting, niet te hoog zullen
worden aangeslagen, en vreezen, dat die
aansla wel eens zou kunnen stijgen, w mneer
het Gemeentebestuur de Rijks-belastingbil--
letten te zien had gehad.
Zoo belooft deze cutegorie van adspirant-
kiezers, die tot beden het gemakkelijkst te
behandelen was, en vooral in plaatsen met
sterk wisselende of toenemende bevolking
een zeer dankbaar arbeidsveld vormde, tot
de moeilijk te bewerken soorten te zullen
gaan behooren.
Moeilijk óok voor de Gemeentebesturen.
Want die zullen eenigermate moeten gaan
onderzoeken of de adspirant-kiezer ook
andere aanslagbilletten in Rijks directe be
lastingen had thuis gekregen, dan die, welke
door hem zijn overgelegd. Andere aaaslag-
billetten niet alleen aanslagbilletten in
andere belastingen, maar ook misschien
verdere aanslagbilletten in belastingen waar
van door hem reeds een billet is overgelegd.
Te moeilijker is dat voor de Gemeente
besturen, daar deze adspirant-kiezers niet
een formulier van aangiftï te teeltenen
hebben, en dus ook niet verklaren, dat zij
geen andere aanslagbilletten in Rijks directe
belastingen hebben ontvangen.
De Ongevallenwet.
Prof. Korte weg, aldus bet „Sociaal week-
bla i", heeft reeds herhaaldelijk de aandacht
er op gevestigd, dat genpziog van ongevallen
dikwijls wordt tegengehouden, omdit de ge
troffene niet tijdig aan het weik gaat en dat
zelfs door dit verzuim blijvende nadoelen
ontstaan, die vermeden hadden kunnen wor
den.
Thans heeft deze hoogleeraar op het In
ternationaal congres voor ongovallenkuude
dit punt besproken en ten slotte een motie
voorgesteld, die op het volgende congres als.
punt van opzettelijke behandeling zal voor
koraen.