Donderdag 4 November 1909. No. 7735. 59e Jaargang, FIRMA A H VAN CLEEFF te AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag Donderdag- eu Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden ƒ1. franco per post 1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bij regel- abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, ofïicieële- en onteigenings- advertentiën per regel 15 cent. Reclames 15 regels 1.25 elke regel meer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. BUREAU KORTEGRACHT 9 Brandverzekering. In den boezem van de vereeniging „Handel en Nijverheid" zijn meermalen besprekingen ge houden over verzekeringen, óok over brand-as- eumntie en dikwijls werd da-wensch geuit, dat een der zake bevoegde, echter iemand die buiten eenige verzekerings-uiaatschappij stond, eens zou uiteenzetten hoe een assurautie-polis nu eigen lijk wel moet ingericht en wilt voor verzekeraar en verzekerde beiden de beste wijze van assu- reeren is. Het Bestuur van H. N. is zoo gelukkig geweest, van mr. YV. II. A. Elink öchuurman, te Hilversum, de toezegging te ontvungen, dat hij geheel belangloos deze gewichtige zaken wilde uiteenzetten voor de vereeniging en belangstel lenden, welke zij wilde uitnoodigen. Doordien mr. Schuurman, in opdracht van de Regeering een studie-reis deed o.a. in de Noorsche Rijken, kon die vergadering eerst Dinsdagavond worden gehouden. De groote zaai der Sociëteit „Vereeniging" was goed bezet; onder de aanwezigen merkten we op den Wethouder Celosse, eenige Raadsle den, vele correspondenten en agenten van ver zeker ings-mautschappij en en belangstellendeniet- leden. Na door den heer Van Duinen, Voorzitter van H. N., te zijn ingeleid, zeide mr. Schuur- m a n, dat het verzekeringswezen in het algemeen vooral in ons land te weinig erkend wordt als een zaak van groot maatschappelijk belangals bewijs van dit laatste mag strekkei:, dat het to taal der verzekeringen hier te lande per jaar ruim 12 millioen bedraagt. Spr. heeft het vak jarenlang uitgeoefend in de practijk, doch heeft zich in de laatste jaren meer toegelegd op de theorie. Van een wetenschappelijke behandeling van het vak is in ons land nagenoeg geene sprake; zelfs aan de Hoogescholen wordt het niet on derwezen. Een bepaald onderdeel, de Gemeentelijke ver zekering, is in den laatsten tijd meer aan de orde gekomen en het meest bekend uit het rapport van don heer Van der Kemp, te 's-Gra- venliage, van 1001, uit dat van de Vereeniging van Burgemeester en Secretarissen in Noord- IIolland en uit dat van de commissie ad hoe der Vrijzinnig-democratische vereeniging. Spr. verstaat onder „Gemeentelijke brandver zekering" een kas, opgericht met geld van een Gemeente en waarbij zoowel die Gemeente ids al baar inwoners worden verzekerd. Te goeder trouw wordt dit denkbeeld een spiksplinternieuw idee genoemd, doch inderdaad is liet al zeer oud. Immers in de He eeuw waren in Duitschland reeds brandgilden, die volkomen het zelfde doel hadden, d.i. ouderlin gen steun en ook kennen we vrijwel uit den zelfden tijd do door Gemeentebesturen na elke eetiigszins groote brandramp uitgegeven ollici- eole bedelbrieven, die door den 30-jarigen oorlog tot een groote plaag zijn geworden. Frederik I van Pruisen (1701—1713) stichtte de eerste verzekering voor Berlijn en vond spoedig navolging. In 1820 werd de eerste Duitsche particuliere maatschappij opgericht naast vele kassen in de Hanze-steden en nog veel meer provinciale kassen. Nu is de groote vraag of alle inwoners eener Gemeente verplicht zijn, dan wel vrijgelaten kunnen worden, deel te nemen aan zulk een Gemeentelijke verzekering. De voorstanders achten, dat de deelneming voor ieder verplichtend moet zijn, met het oog op de concurreerende particuliere maatschappijen, en meenen, dat de Gemeente het recht heett, dien plicht op te leggen omdat het geldt een „huishoudelijk belang" der Gemeente, gelijk de Gemeentewet dit noemt. De tegenstanders interpretteeren dit artikel der Gemeentewet op andere wijze en inderdaad schijnt bij eerstbedoelde uitlegging te weinig gedacht aan de belangen der iuwoners en te veel aan het eigenbelang der Gemeente. Brandverzekering ia een zaak van zeer groot openbaar gemeenschappelijk belang. Eigenlijk is niemand vry, zich niet te verzekeren immers bij brand kan bij groot verlies lijden aan eigen krpitaal, nadeel berokkenen aan zijn hypotheek houder, schade toebrengen aan zijn werknemers, als bijvoorbeeld fabriek of pakhuis uitbrandt. Do voorstanders plegen nog wel deze troef uit te spelen, dat zij zich beroepen op het stre ven orn allerlei te maken tot Gemeentelijk be drijf; doch zij vergeten, dat dit „allerlei' zich toch dient te bepalen tot bedrijven met mono polistisch karakter, hetgeen te oenen male out- breekt aan verzekeringen. Toch miskennen de assuradeuren over het algemeen te veel de kracht dezer beweging. Verzekering kan niet hebben een monopolis tisch karakter; immers zij moet zich uit haar aard uitstrekken over een zoo groot mogelijk terein. Dit is o.a. gebleken na den grooten brand te Glarus toen de kantonale kas <Je schade van rond 3 millioen franc niet kon betalen. Men zal mij tegenvoeren, dat een vergelijking met het buitenland niet opgaut om-lat de om standigheden hier te lande zoo geheel anders zijn. Maar wie zoo spieken, denken slechts ann Amsterdam, Den llaug eu Rotterdam, maar niet aan Vriezenveen, dat reeds tweemuul af brandde, en aan de tallooze tnaschenschakee- ringen. De voorstanders van Gemeentelijke brandver zekering beroepen zich ook wel op den band, die wordt gelegd tusschon de brandweer en de verzekering. Doch alle gebouwen worden gelij kelijk beschermd door do brandweer, maar niet voor alle wordt gelijkelijk bijgedragen in de verzekering. Men zoil de verzekering dus dienen te heffen naar den maatstaf der Grondbelasting en ieder naar zijn krachten moeten doen bij dragen in de werkelijke kosten. De Nederlandsche assuradeuren nemen het doctriuair standpunt in, dat zij zich niets heb ben aan te trekken van een brtvudweereen standpunt, dat nun populariteit zeer benadeelt en dan ook reeds lang is losgelaten door hun Duitsche collega's, die in l'JUö eu l'JOO bijvoor beeld 1.6 uil 1.5 percent van het verzekerd be drag afstonden aan do brandweren voorzoo ver het Naamlooze Vennootschappen m 1.2 eu 1.3 percent voorzoover het Onderlinge maatschap pijen betrof. Omgekeerd Bpeeuleert de brandweer op de verzekerings-agenteu. Toen spr. nog praciisch assuradeur was, kwam, bij een brand op een dorp, een dor brandmeesters hem ineedeoien, dat het vuur in zoover bedwongen w.is, dat de belendingen geen gevaar meer liepen eu dat de spuiten dus konden inrukken, tenzij de betrok ken maatschappij de overige uren betaalde. Spr. antwoordde toen, dat de Gemeente ver plicht is een brand te blussohen en dat een assuradeur zich niet moet bemoeien met een brand die woedt. Wat de onderlinge brand-assurantiën betreft, is het in Nederland aldus gesteld, dut iu no 17e eeuw zoowel te Rotterdam als te Amster dam maatschappijen werden opgericht Voor kooplieden onderling. In 1761 Werd do eerste 1 meer ulgeiueene maatschappij opgericht en van de thans bestaande ..lgemeuno maatschap, j pijen dateoren er 15 van vóór 1830, die meest alie vooral plaatselijk werken. Tusschen 18ÜÜ en 1830 werden er 25 opgericht en na 1SS0 sleohts 1eou bewijs hoe moeilijk liet is, de oprichting tot stand te brengen. Kleine maatschappijen werden er veel meer opgericht, na 1880 reeds ruim 60. Daar zijn er voor kerkelijke bezittingen, voor houtzaag- en voor andere molens, voor officieren van land en zeemacht, voor roerende goederen en land bouwers, in 't kort voor vakgenooten. Daarnaast bestaan een 70 Naamlooze Vennootschappen. Doch dit beelcl is onvolledig omdat het ver zekeringswezen door de Nederlandsche autoritei ten in den hoek wordt gedrongenin het verslag van het Departement van Landbouw, Nijverheid en Handel word hieraan een halve kolom druks gewijd, zonder éen enkel cijferwel wat weinig voor een 300 a 400 verzekeringsmaatschappijen, een te groot aantal trouwens voor het kleine gebied, en wol zeer schril afstekend bij Zwitser land waar, onder toezicht van den Stalennond, niet meer dan 20 maatschappijen bestaan en een zeer goed bestaan hebben. In tusschen zijn die kleine plaatselijke maat schappijen belangrijk als verschijnselimmers /.ij duiden op het gevoel van zeer velen, dat de groote niet geven wat de verzekerden verlangen (bijvoorbeeld, dat op het platteland niet genoeg wordt gewaakt tegen kwaadwilligen, die brand stichten, enz.) en dus niet populair zijn In- tusschen hebben die kleine maatschappijen groot risi.-o en vele hunner moesten dan ook, soms na zeer kort bestaan, reeds weer liquideeren. Als geheel genomen de gunstige uilzonde ringen dan daargelaten voldoet het Ne derlandsche nseurantie-wezen niet aan hetgeen hel publiek veriaugt, vooral nie» aan berichten omtrent den stand der geldmiddelen. En menig een vraagt zich af: krijg ik waar voor mijn gold en krijg ik die tegen den kostenden prijs Dat is: betaal ik geen voel te hoogepremie Brandverzekering is niet mogelijk als niet heel velen daaraan deelnemen maar ieder heeft dan ook het zedelijk recht, tc weten wat er gebeurt met de door hem gestorte gelden. En dit nu geschiedt nooit. Commissarissen zien voorzoover zij dit kunnen, want dit is eigenlijk alleen toevertrouwd aan een zeer bekwaam accoutant de rekening en verantwoording na en verleunen decharge aan de Directie; doch de verzekerden ontvangen niet de stukken thuis, waar zij zc op hun gemak eens kunnen inzien en Darekenen. Vooral versta men onder controle niet iets als wantrouwen, doch men erkenne, dat niet goed ;s een simpele vergadering van Commissarissen zonder eenige publicatie hoe genaamd, zöo dus, dat een verzekerde, die toch óok belanghebbende is, niet eens weet wanneer die vergadering zal worden gehouden. Als 't al heel mooi gaat, krijgt men een kattebelletje thuis met een reeks cijfers; maar wat baten cijfers als men de hoofdzaken, de feiten, niet kan nagaan. Verbetering zou alleen dan te verwachten zijn als de maatschappijen vrijwillig het initia tief nemen tot volledige opening van zaken en zij de verzekering bewerkstelligen tot den kostenden prijsdoch om de concurrentie laat de eene dit voor de andere. Verbetering is niet te brengen door Staats- dwang, doch wel door stichting eener onderlinge verzekorings-muatschappy, welke over het ganache land werkt; niet buiten de grenzen, omdat dit te riskant is. Dit is de moderne vorm van wederkeerig hulpbetoon en daarbij moet voorzitten geen uitoefeneu van philantropie, maar ook geen winstbejag. Jammer genoeg is ook hier te lande de lit teratuur der onderlinge verzekering erg in den hoek gedrukt. Vrijwel do eenige bion is Staats raad Asser's „Schets van het Ned. Handelsrecht", waarin deze hooggeleerde editor loont het eco nomisch karakter der onderlinge verzekering noch goed te begrypen, noch naar waarde te schatten. Waar prof. Asser schrijft, dat de onderlinge verzekering liet aflegt tegen de de Naamlooze Vennootschappen, bewijst de brand van Enschede, in 1862, waarbij i e schade van 31/, millioen geheel iH gedekt door onderlinge ver- zekerings-maat schappij en. Daartegenover moes de Duitsche Trans A ilaniische maatschappij, een te Hamburg gevestigde N. V., na de ramp van San Francisco liquidecren eu kregen de verze kerden slechts 10 pCt. De maatschappij stellen zich ook dan metter. daad niet zoo enorm aansprakelijk hun dien 8t«-u zijn niet in overeenstemming met de dik wijls zeer belangrijke ontvangsten. E n onderlinge verzekering daarentegen heeft geen rekening te houden met commissarissen en aandeelhouders, die groote salarissen of divi denden inslokken, doch alleen met de deelheb bers. YVat het praciisch verschil is, blijkt uit het volgende staatje omtrent Duitschland in 19)5 en 1906 van ons land is dergelijk overzicht niet saam te a ellen omdat onze landsregeering niet, als do Duitsche, volledige opening van zaken oplegt aan de ver zeker ings-maatschap pijen. In 1905 en 1906 dan werd van het verzekerd bedrag uitgegeven, in percenten, aan door door Naamlooze Onderlinge Vennootsch Maatschap pijen 1905 1906 1905 191)6 schadevergoeding 54.2 89.0 65.2 64.5 agenten 17.3 17.0 21.8 22.0 onkosten 12.5 12.0 11.5 11.7 belasting 1.6 1.0 0.3 05 brandverzekering 1.6 1.5 1.2 1.3 aandeelhouders 12.2 —20.9 Daaruit blijkt dus o.a. dat na de ramp van San Francisco de aandeelhouders der Naamlooze Vennootschappen bijna 21 pCt. moesten bijstor ten on die der Onderlinge maatschappijen niets maar óok hoe gevaarlijk het is, ver buiten de landpalen te opereeren. Na een kwartiertje pauze vervolgde spr., dat z.i. een onderlinge verzekering de beste is, mits zij goed bestuurd worde en voldoe aan twee eischen: een juiste verhouding tusschen haar Bestuur en haar leden, als waarborg voor een zoo goed mogelijk financieel beheer, en goede polis-voorwaarden. Men moet voorop stellen, dat een onderlinge is de zaak van den verzekerde zelf, die toch óok is verzekeraar en dat het beheer moet gericht zijn op do best mogelijke behartiging der belangen. De oude maatschappijen geven veelal recht aan de Directeuren, hun opvolgers te benoemen niet de bekwaamsten in het vak krijgen daar door soms de belangen der verzekerden te ver zorgen. De salarissen van alle geëmployeerden, van hoog tot laag, moeten gebaseerd zijn op het hooge beginsel, dat brandverzekering is onder ling hulpbetoon, en dus niet een winstgevend bedrijf met soms enorme tantièmes, enz. Znlfee hooge salarissen en groote tantièmes wekken naar buiten wel de gedachte, dat men te doen heeft met een zeer groote maatschappij, doch zij verleiden zoo licht agenten en verzekerden om óok maar te balen wat er te "angen en te grijpen valt en geven dus wel eens aanleiding tot te hooge declaratiën, d.i. tot schade voor het geheel. Vooral den arbeid van een taxateur kan men niet precies waurdeerenhij kan betrekkelijk in rekening brengen wat hij wil en is nagenoeg niet te controleeren. Ook ten zeerste is gowenscht openbaarheid van zaken, in ieder opzicht. Thans weet men veelal niet of men voor- dan wel achteruit gaat en dikwijls heeft men alleen een lijstje van de geleden schade. Het is als vanzelf sprekend, dat volledige openbaarheid gewenscht, ja noodig is, en toch doet dit nagenoeg geen enkele maat schappij. Decharge van het bestuur behoort te berusten bij de verzekerden en niet als veelal geschiedt bij commissarissen. Als hoofdeisch houde men in het oog, dat het is een onderlinge en dat dus allen de zelfde rechten hebben, hetgeen echter niet beteekent, dat allen moeten betalen naar het zelfde tarief, alsof de een niet meer brandgevaar heeft da een ander maar óok moet de premie bepaal zonder aanzi-n des persoons en zonder dien - relatief tot wien ook in acht te nemen. De onderlinge maatschappijen zijn uit con currentie-vrees voor de Naamlooze Vernootschap pen afgeweken van deze gelijkheid en hebben ingevoerd zoogenaamde afkoop-premiën. d. i. zij laten een vaste som betalen door de verzekerden, hoe groot de gezamenlijke brandschade ook zij. Ook moeten er zijn nauwkenrige en gedetail leerde tarieven, waarin niet alles over éen kam word geschoren. Het ligt voor de hand, dat elk aangeslotene in keunis moet worden gesteld met den volle- digen inhoud van het contract, dat hij aangaat maar ten deeledoor onze Zegelwet, waardoor pa pier van teklein formaat moet worden gebruikt, laat men dit veelal na en verruimt tevens Sta tuten en andere bescheiden toe te zenden, zelfs wanneer de verzekerde daarom instantelijk vraagt. Ook moeten al die mededeelingen ge steld in leesbaren vorm, èn wat den tekst èn wat deu druk betreft, hetgeen maar al te dik wijls te wenschen laat. Het is toch hoogst verderflijk, dat men dit niet alles weet, dan wel dubieert. Zoo zegt men zijn verzekering op aan den agent, terwijl dit had moeten geschieden aan de Directie; kent men zelts niet het bestaan van bepalingen waarbij schadevergoeding verbeurd kan worden of kan, zelfs met behulp van een jarist, die toch w-al vertrouwd is met ons eigenaardig rechtstaal! jo, uiet uitmaken wat er nu wel en wat er eigenlijk niet in de polis-voorwaarden staat. Is 't billijk, dat een maatschappij het reebt heeft alle verzekeringen op te zeggeh op zeer korten termijn zooals na den brand te Lon- neker geschiedde terwijl de verzekerde ge bonden is aan 5 tot 10 jaar, tenzij hij geussu- reerd is op Beurs-polis. Is 't behoorlijk, dat verlies van rechten wordt gesteld als straf voor zelfs een klein verzuim (iets te laat de premie betalen, goederen opslaan of bijzetten zonder kennisgeving, bij verhuizing en dergelijke) En moet de premie de schuld betaald ten huize van den debiteur of van den credi teur? Dit is zeer moeilijk uit te maken en de prnciijk is dikwyls in strijd met de theorie der wet. En als een agent in verzuim is, moet de verzekerde dikwijls het loodje leggen. Van verplaatsen van goederen gesproken, is het zeer goed, een deel van zijn inventaris te doen verzekeren waar dit zich ook binnen Europa bevindtdat kost weinige guldens en ais men buiten zijn woonplaats zrlke roerende goederen door brand verliest, slechts in nacht gewaad het brandende hotel ontvlucht, krijgt men dan ten minste de schade vergoed. YVat de regeling der schade betreft, keurde spr. af de beoordeeling daarvan door arbiters en zou hij een uitspraak door den rechter veel beter achten; óok omdat minvermogenden dan kostcloozen bijstand kunnen krijgen.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1909 | | pagina 1