PK M 1 1IK N S '1' A N P S N I).
■313
riskant is. Dit is de moderne vorm van wederkeerig" hulpbetoon
en daarbij moet voorzitten geen uitoefenen van philautropie, maar
ook geen winstbejag.
Jammer genoeg is ook hier te lande de litteratuur der onder
linge verzekering erg in den hoek gedrukt. Vrijwel de eenige
bron is Staatsraad Asser's „Schets van bet Ned. Handelsrecht",
waarin deze hooggeleerde echter toont het economisch karakter
der onderlinge verzekering noch goed te begrijpen, noch naar
waarde te schatten. Waar prof. Asser schrijft, dat de oederlinge
verzekering het aflegt tegen de Naamlooze Vennootschappen, bewijst
dc brand van Enschede, in 1862, waarbij de schade van 31millioen
geheel is gedekt door onderlinge verzekerings-maatschappijen. Daar
tegenover moest de Duitsche Trans-Atlantische maatschanpij, een
te Hamburg gevestigde N. V., na de ramp van San Francisco
liquideeren en kregen de verzekerden slechts 40 pCt.
De maatschappijen stellen zich ook dan metterdaad niet zoo
aansprakelijk; hun diensten zijn niet in overeenstemming met de
dikwijls zeer belangrijke ontvangsten.
Een onderlinge verzekering daarentegen heeft geen rekening
te houden met commissarissen en aandeelhouders, die groote sala
rissen of dividenden iuslokken, doch alleen met de deelhebbers.
Wat het practisch verschil is, blijkt uit het volgende staatje
omtrent Duitscliland in 1905 en 1906 van ons laud is derge
lijk overzicht niet saam te stellen omdat onze landsregeering niet
als de Duitsche, volledige opening van zaken oplegt aan de ver
zekerings-maatschappijen.
In 1905 en 1906 dan werd van het verzekerd bedrag uitge
geven, in percenten, aan 1
door door
Naamlooze Onderlinge
Vennootsch. Maatschappijen.
1905 1906 1905 1906
schadevergoeding 54 2 89 O 65.2 64.5
agenten 17.3 17.0 21.8 22.0
onkosten 125 12.0 II.5 11-7"
belasting 1.6 1.0 0.3 0.5
brandverzekering 1.6 1.5 1.2 1.3
aandeelhouders 122 2C.9
Daaruit blijkt dus o.a. dat na de ramp van San Francisco de aan
deelhouders der Naamlooze Vennootschappen bijna 21 pCt. moesten
bijstorten en die der Onderlinge maatschappijen nietsmaar ook
hoe gevaarlijk het is, ver buiten de landpalen te opereereti.
Na een kwartierije pauze vervolgde spr., dat z.i. een onderlinge
verzekering de beste is, mits zij goed bestuurd worde en voldoe
aan twee eischen een juiste verhouding tusscheu haar Bestuur
en haar leden als waarborg voor een zoo goed mogelijk finantieel
beheer, en goede polisvoorwaarden.
Men moet voorop stellen, dat een onderlinge is de zaak van
den verzekerde zelf, die toch >k is verzekeraar en dat het beheer
moet gericht zijn op de best mogelijke behirtiging der belangen.
De oude maatschappijen geven veelal recht aan de directeuren,
hun opvolgers te benoemenniet de bekwaamsten in het vak
krijgen daardoor soms de belangen der verzekerden te verzorgen.
De si'arissen van alle gtemployeerden, van hoog tot laag,
moeten gebaseerd zijn op het hooge beginsel, dat brandverzekering
is onderling hulpbetoon, en dus niet een winstgevend bedrijf met soms
enorme tanne ries, enz. Zulke hooge salarissen en groote tantièmes
w< kken naar buiten wel de gedachte, dat men te doen heeft met
een zeer groote maatschappij, doch zij verleiden zoo licht agenti n
en verzekerden om ook maar te halen wat er te vangen en te
grijpen valt en geven dus wel eens aanleiding tot dc hooge de
claration, d.i. tot schade voor het geheel. Vooral den arbeid van
een taxateur kan men niet precies waardeen-n hij kan betrekke
lijk in rekening brengen wat hij wil en is nagenoeg niet te con
trol! eren.
Ook ten zeerste is gewenscht openbaarheid van zaken, in
ieder opzicht. Thans weet men veelal niet of men voor- dan
wel achteruit gaat en dikwijls heeft men alleen een lijstje van dc
geleden schade, liet is als vanzelf sprekend, dat volledige open
baarheid gewenscht, ja noudig is, en toch doet dit nagenoeg geen
enkele maatschappij.
Decharge van hét bestuur behoort te berusten bij de verze
kerden en niet als veelal geschiedt bij de commissarissen.
Als hoofdeisch houde men in het oog, dat het is een ondcr-
li' ge en dat dus allen dezelfde rechten hebben, hetgeen echter
niet b teekent, dat allen moeten betalen naar hetzelfde tarief,
alsof de een niet meer brandgevaar heeft dan een ander; maar
ook moet de premie bepaald zonder aanzien des persoons en
zonder diens relatief tot wicn ook in acht te nemen.
De onderlinge maatschappijen zijn uit concurrentie-vrees voor
de Naamlooze Vennootschappen afgeweken van deze gelijkheid
en hebben ingevoerd zoogenaamde afkoop premien, d.i. zij laten
een vaste som betalen door de verzekerden, hoe groot de geza
menlijke brandschade ook zij.
Ook. moeten er zijn nauwkeurige en gedetailleerde tarieven,
waarin niet alles over een kam wordt geschoren.
Het ligt voor de hand, dat elk aangeslotene in kennis moet
hii volledigen inhoud van het contract, dat
aangaatmaar ten deelc door onze Zegelwet, waardoor papier
te klein formaat moet worden gebruikt, laat men dit veelal
na en verzuimt tevens Statuten en andere bescheiden toe te zen
den, zelfs wanneer de verzekerde daarom instantelijk vraagt. Ook
moeten al die mededeelingen gesteld in leesbaren vorm, èn wat
den tekst en wat den druk betreft, hetgeen maar al tc dikwijls
te wenschen laat. J
Het is toch hoogst verderflijk, dat men dit niet alles weet,
dan wel dubieert. Zoo zegt men zijn verzekering op aan den
agent, terwijl dit had moeten geschieden aan de Directiekent
men zelfs niet het bestaan van bepalingen waarbij schadevergoe-
mg verbeurd kan worden of kan, zelfs met behulp van een
jurist, die toch wel vertrouwd is met ons eigenaardig rechtstaaltie,
niet uitmaken wat cr nu wel en wat er eigenlijk niet in de polis
voorwaarden staat.
Is 't billijk, dat een maatschappij het recht heeft alle verze
keringen op te zeggen op zeer korten termijn zooals na den
brand te Lonnekcr geschiedde terwijl de verzekerde gebonden
is aan 5 tot 10 jaar, tenzij hij geassureerd is op beurs-polis.
Is t behoorlijk, dat verlies van rechten wordt gesteld als
straf voor zelfs een klein verzuim (iets te laat de premie betalen,
goederen opslaan of bijzetten zonder kennisgeving, bij verhuizing
en dergelijke)
En moet de premie de schuld betaald ten huize van
den debiteur of van den crediteur Dit is zeer moeilijk uit te
maken en de practijk is dikwijls in strijd met de theorie der wet.
Eu als een agent in verzuim is moet de verzekerde dikwijls het
loodje leggen.
Van verplaatsen van goederen gesproken, is het zeer goed,
een deel van zijn inventaris te doen verzekcien waar dit zich ook
binnen Europa bevindtdat kost weinige guldens en als men
buiten zijn woonplaats zulke roerende goederen door brand ver
liest, slechts in nachtgewaad het brandende hotel ontvlucht, krijgt
men dan tenminste de schade vergoed.
Wat dc regeling der schade betreft, keurde spr. af de beoor-
clceling daarvan door arbiters en zou hij een uitspraak door den
rechter veel beter achtenóók omdat minvermogenden dan koste-
loozen bijstand kunnen kiijgen.
Er moet een andere strooming komen in het Nederlandsche
verzekeringswezen, óók ter wille van de agenten, die „gevraagd
worden in alle plaatsen des lands", hetgeen een dwaasheid is, of,
erger nog, strekt tot groote scaade van dt verzekerden, die toch
maar hebben te zorgen vooi al deze salarissen en provision.
Daarom moet meu de handen weer ineen slaan en iets goeds
tot stand brengener is plaats voor een llinke onderlinge maat
schappij, werkeude over heel het land met een verzekerd bedrag
van 200 millioen. De gezamenlijke waarde der gebouwen in ons
land is, volgens de jongste herziening der gebouwde eigendommen,
1680 millioen, waarvan te Amersfoort 111 millioen. Als ieder
der 30 gioote plaatsen dus belang zou stellen in een maatschappij
zou Amersfoort moeten deelnemen voor l'/'j millioen verzekerde
waarde. En indien zelfs in het eerste jaar een tamp ontstond
als die van Enschede in 1862, waarvan men nóg spreekt, zou die
maatschappij slechts ten hoogste f 1.50 per mille moeten heffen.
Onze wetgever laat helaas op dit gebied te veel Gods water
ever Gods akker loopen ganse li anders dan in het buitenland.
I11 Engeland wetd reeds in 1870 van overheidswege toezicht
gehouden op de levens- en dc ziekte-verzekeriug en toen daar
behoefte kwam aan een Ongevallen-verzekering, wendde de Engel-
sche Kcgeering zich eenvoudig tot de groote verzekering-maat
schappijen. Doch hier te lande kon de Regeering dergelijke in-
lich-ingen niet krijgen en moest zij een eigen Verzekeringsbank
maken" waarna maar al te zeer is geblekeu, dat de Staat absoluut
niet is de geschikte corporatie 0111 op goedkoope wijze dergelijke
verzekering te beheeren.
Ecu groot deel van het in 1900 verschenen nieuwe Duitsche
Burgerlijk°Wetboek is gewijd aan het verzekeringswezen, o.a. aan
de aansprakelijkheid voor schuld door derden, hetgeen eerst thans
in ons land ecnig burgerrecht begint te krijgen, doch waartegen
men in Duitscliland reeds lang zich dekt door verzekering.
Omdat in zijn inleidend woord de Voorzitter toezegging deed
voor het stellen van vragen, wilde spr. zich hiertoe bepalen.
Na weder een korte pauze werd gelegenheid gegeven tot
lie lieer 11 i a n c h i vroeg of men vragen moest stellen dan
wel van gedachten kon wisselen.
Spr. dankte het Bestuur van H. N. voor de uitnoodigmg
ook aan niet-leden tot bijwoning van dezen nuttigen avond.
Tegenover de meening van inleider, dat de maatschappijen
niet voldoen aan de eischen der verzekerden wilde spr. aanvoeren,
dat de maatschappijen meer doeu dan het publiek mag eischen,
met name bij het uitbetalen van bagatellen-schade. Men verzekert
zich om bij brand niet van alles beroofd -te zijndoch velen
komen om uitbetaling van zelfs zeer geringe schroeischade. On
langs nog kwam bij spr. een joogroensch, die op een brandende