Donderdag 14 1910. No. 7802. 59e Jaargang. UITGAVE I FIRMA A- H- VAN CLEEFF AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 'l maanden fi. franco per post f 1.15. Advertentiën 16 regels CO cent; elke regel meer 10 cent. Hg regel- abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, ollicieële- en onteigenings- advertentiën per regel 15 cent. Reolames 1—5 regels f 1.25, elko regel moer f 0.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kasten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. KORTEGRACHT8 Telefoon 19. kennisgeving. Brengen tor openbare kennis: dat oij hen ia ingekomen een adrea dd. 8 te! .van JOHANNES ANTONIUS LO- MAN, koiliehuishouder, wonende alhier, hou dende verzoek om vergunning voor den ver koop van sterkedrank in het klein, voor ge bruik ter plaatse van verkoop, bedoeld in arti kel 1, 2e lid letter A der Drankwet, voor de beneden voor- en achterlokaliteit van het per ceel staande aan de Langestraot no. 20 alhier, dat binnen twee weken na deze bekendma king een ieder schriftelijke bezwaren tegen het verleenen der vergunning kan inbrengen. Amersfoort, 14 April 1010. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, WUIJTIER3. De Secretaris, J. G. STENFERT KIIOESE. Het, naar men meent, onmisbare. ii. Op professor Burger's bestrijding van het universiteits-monopolie der Gymnasia, die we in het kort weergaven, is nu gevolgd een arti kel in „Onze Eeuw". Het Aprilnummer bevat een studie van prof. K. Kuiper onder het op schrift „Gymnasiale opvoeding". Prof. Kuiper is hoogleeraar in de Grieksche taal en letterkunde aan de universiteit van Am sterdam. Men zou bij zyn verdediging kunnen denken aan Molière's woorden: „Vous öles orfèvre, monsieur Josse"; doch zijn verdediging van de klassieke opvoeding, van het Grieksch en Latijn op de Gymnasia, heelt het recht, gehoord te worden, óok al is die niet zuiver een antwoord op prof. Burger's brochure. Sprak prof. Burger van „klassiek en modern opgeleiden vóór de poort der hoogeschool", prof. Kuiper aanvaardt zulk een antithese niet. Het echt-Iclaasieke is z.i. niet anti-modern. Prof. Kuiper wil de brochure van zijn „ge- achten ambtgenoot" niet bestrijden, ofschoon dienB nauwkeurige arbeid hem toeschijnt de ge wichtigste vraagpunten in de quaestie onbeslist te laten. Hij stelt desniettegenstaande een reeks vragen, die we hier onvermeld laten, om den hoogleeraar het woord te geven, waar hij de vraag stelt of ons tegenwoordig Gymnasium die educatie geeft, welke de knapen tot mannen maakt, hun geest ontwikkelt tot waarnemen, waardeeren en denken, hun oog en oor opent voor de schoonheid, hun geest voor de waarheid en in hen kweekt zin voor zelfstandigheid en eerbied voor den. arbeid van hen op wier schou ders wy staan. Bij het beantwoorden dier vraag, waarbij hij met warmte opkomt voor de studia der klas sieken in het oorspronkelijke, erkeut de hoog geleerde schrijver, dat onze wotgever nooit met zóo goede bedoelingen zóóveel kwaad aan een zaak deed als toen hij aan beide klassieke talen een zóo overweldigend aantal lesuren toekende. Dat bleek heilzaam te zijn noch voor de sym pathie jegens die vakken, noch voor bun me thode van onderwys. De leervakken, die ruime natuurkundige ontwikkeling beoogen, werden min of meer in een hoek gedrukt. Ten gevolge van de achteruitstelling onzer moderne taal- en literatuurstudie in het academisch onderwys, blijven de Gymnasia verstoken van universitair ontwikkelde docenten in Fransch, Duitsch en Engelsch. De onpractische overdrijving van het specialiteiten-stelsel snijdt zoo goed al3 geheel den weg af voor een der uitnemendste opvoe dingsmethoden veredeling van den smaak en verscherping van het oordeel door vergelij ken. Door den vereenigden invloed dezer belem merende oorzaken blijft vaak de onmisbare samenwerking voor het hooge doel der gymna siale opvoeding achterwege. Wellicht heeft d&ardoor het Gymnasium zich niet bemind weten te maken, zooals prof. Bur ger beweerde. Zal het dat ooit worden? Zelfs bij een herziening van de gymnasiale organisatie „Laat ons het Grieksch facultatief stellen", zeggen de vredestichters, die „op practische gronden" met eenig succes behoud hebben ge pleit. Prof. Kuiper acht zulk een faculiitief- stelling het zelfde als een doodvonnis van het Grieksch, want daardoor wordt de beslissing overgedragen van deskundigen op onbevoegden. Een tweede aanval, die op hot Latijn, zal dan niet uitblijven, gelijk de Dublinsche hoogleer aar Mathany vreesde. Neen, men mag het Grieksch niet laten varen. Om de genialiteit der Grieken is het den clas sici te doen. De leeraren moeten daarvan diep doordrongen zijn, zichzelf voortdurend onder ue bezielende leiding der klassieken stellen en zóo bet vertrouwen hunner leerlingen winnen en hen doordringen van bewondering voor die ge nialiteit Genialiteit wordt gekenmorkt door oorspronkelijkheid. De Grieksche genialiteit hoeft de Grieksche dichters, kunstenaars en denkers boven anderen gebracht tot bet weergeven der hier en daar en elders gegrepen waarheid in nieuwe, eigen vormen. Wie de Grieksche litera tuur juist wil waardeeren, heeft aan een verta ling niet genoeg. De studie van het Grieksch iS er voor noodig, opdat de wisselende schoon heden van het oorspronkelijke zich in al haar rijkdom openbaren. Naast het verstaanbaar maken dor schrijvers geeft de studie ook het inzicht in de taal zelve. De leerling krijgt daardoor te zien het organisme der levende taal, want d o o d e talen zijn er niet. Geen enkele deskundige zal, volgens prof. Kuiper, beweren, dat dit zuiver taalkundig onderwjjs evengoed in een moderne taal kan geschieden. En dit zuiver taalkundig onderwys staat aan den aanvang der Grieksche opleiding. Dat onderwijs zal ten goede komen ook aan het gebruik van onze Nederlandscbe taal. met haar verslapping en achteruitgang, waar zij geschre ven wordt. Het is een dankbare en vruchtbare taak, aan de Gymnasiasten eerbied te leeren voor de taal, oud en onverouderd, hun te mo gen toonen wat de taal van Hellas, van Rome, vooral ook van Nederland vermag in de hon derderlei schakeeringen harer klanken, in de wisselende ineenvoeging harer zinswendingen. En voor dit deel van het onderwijs ligt een bij zondere kracht in de klassieke, bepaaldelijk de Grieksche, auteurs. Prof. Kuiper is van meening, dat er onder de tegenstanders van de klassieke opvoeding verschillende soorten zijnle. de principicele bestrijders; 2e. zij, die hardnekkig vergeten,dat de „literaire" opleiding niet streeft naar oon- ventioneele bewondering, maar slechts begeert zelfstandig, op ervaring berustend oordeel te kwee ken 3e. zij, die alleen onderwys waardeeren welks vruchten zichtbaar „blijven hangen"; en 4e. zij, die men „welwillende opponenten" zou kunnen noemen. Deze laatsten spreken ongeveer aldus „Uw schilderij moge juist zijn. Gegeven het recht dat gij hadt om schoof, scholieren on onderwijzers te idealiseeren, willen wy erkennen, dat de resultaten, door u verwacht, goed zyn en terecht verwacht wordenechter is niet alleen in het zeer uitgebreide opleidingsplan onzer mannen van de exacte wetenschappen te weinig ruimte om ook een klassieke opvoeding nog te bergengeheel onze democratische Staatsont- wikkeling komt met uw idealen in botsing. De educatie die gij wilt, is weelde". Prof. Kuiper meent, dat tegenover zulk een niet-principieele afwyzing de klassieke opleiding slechts kan wijzen op de onmisbaarheid van zulk een weelde. „Groeien de practische nooden, stijgen de eischen der bijz mdere wetenschappon daarnaast, zoo zegt hij, aost zich meer en meer de behoefte gevoelen aan een kern van zooda nige waarde van wetenschap, die het univer seels, de synthese, uit aanleg van geest en ge moed, meer en beter zoeken dan het bijzondere, do analyse. Voer de zoodanigen blijft in ieder geval een onderwijs onontbeerlijk, dat hen helpt om Plato en Sophocles anders dan door den nevel eener goede vertaling te zien". Tot zoover de voorstander van het behoud der klassieke opvoeding met haar beide talen, het Grieksch en het Latijn. Met de verschijning der beide studies van de hoogleeraren Burger en Kuiper is de quaestie van de voorbereiding tot de hoogeschool met of zonder de hulp van Grieksch en Latyn niet beslist. Dr. Burger's brochure zal zoo maar niet aanstonds de gelijkstelling van Gymnasium en Hoogere Burgerschool als voorportalen der uni versiteiten bewerken. Dr. Kuiper's pleidooi voor het onderwijs in de klassieke talen, dus ook in het Grieksch, zal evenmin een verandering, zoo die in broeden kring gewenscht wordt, tegen houden. Doch in do beide betoogen is een zaak van gtool actueel belang weer eens op den voor grond gezet en in haar licht- en schaduwzijden bekeken. Daarom maakten we er melding van, zegt de „Arnh. Crt." waaraan we, op verzoek, dit uit den aard der zaak ietwat lange artikel overnamen. Eu het blad vervolgt: We souden den lezer haast onze verontschuldi gingen willen aanbieden, dat we het onderwerp in twee t°mpo's bespraken, doch het scheen ons niet goed toe, het in beperkter vorm te doen. Daarom verdeelden we de slof in vieren le de inleiding, met onzo eigen gedachten, op ervaring gegrond 2e. de boBtrijding van het universiteits monopolie der gymnasia, door prof. Burger3e de verdediging van het onderwas in Grieksch en Latijn, door prof. Kuiperen 4e een slot woord. Zooals we zeiden, door de beide professorale studies is de zaak nog niet uitgemaakt, noch het vóór, noch het tegen. En we herhalen, dat het artikel in „Onze Eeuw" van prof. Kuiper niet zuiver een antwoord is op de brochure van prof. Burger, waarin deze onder den titel „Klas siek en modern opgeleiden vóór de poort der hoogeschool" opkomt tegen het feit, dat een zeldzaam geval uitgezonderd alleen de Gym nasia den toegang openen tot onze universitei ten. Maar toch verpersoonlijken zich in de beide schryvers de tweo stroomingen: de klassieke en de moderne. Prof. Kuiper zou tegen deze anthithese op komen, want volgens hem is „echt klassiek niet anti-modern". Doch de prictijk stelt klassiek en modern wel tegenover elkaar en zoodoende kunnen we ons nnn die twee woorden houden als vertegenwoordigende voor ons, kinderen der twintigste eeuw, twee methoden van school onderwijs. Wie de twee beschouwingen gelezen heeft, hetzij in brochure en artikel, hetzij in uitvoerig uiltreksel, zal, dunkt ons, van gevoelen zyn, dat, hoeveel waardeering men moge hebben voor de ideëele opvatting van prof. Kuiper, diens ambt genoot Burger duidelijker de eischen van onzen tijd, scherper de dringende behoefte nan ver andoring inziet. Zeer zeker zal een zelf klassiek opgevoed man nis prof. Burger de laatste zyn om de waarde van de Grieksche en de Latijn- sche taal te verminderen, of het onderwijs daarin gering te schatten voor de geestesont wikkeling der leerlingen. Doch hy erkent gelij kertijd, dat ander onderwijs even nuttig, zoo niet nuttiger is voor de maatschappelijke posi tie, die slechts langs den academischen weg kan worden veroverd. Do practijk van het leven, onze moderne maatschappij met haar veeltijds op natuurkundige wetenschappen berustenden ar beid, kan haar dool bereiken en de ervaring leert hot ook zonder de studie der klas sieken. Waarom dan de universiteit af hankelyk gemaakt van htt Gymnasium met zijn zoo als prof. Kuiper «elf moet toegeven „over weldigend" aantal lesuren in de doode talen? Prof. Burger staat met beide vceten krachtig geplant in eigen tydprof. Kuiper leeft voor een deel in de zachte atmosfeer 'nn Hellas en Rome en aan de groote bekoring der Grieksche genialiteit in het vinden van eigen oorspronko- lyke vormen voor het weergeven der door haar gegrepen waarheid, aan den schoonheidszin, aan de zuiverheid van het taalkundig onderwijs in zijn aanvang, offert hij den dwang dor omstan digheden van onzen tijd wel een weinig op. De taal, de rijkdom der taal, de wisselende klou- renschakeeringen dar taal, niets gaat daarboven. Eerst acsthetici, dan menschen van de pract'yk I En toch en tóch staan de twee pleitbe zorgers van zoo schynbnar uiteenloopende zaken misschien dichter bijeen dan op het eerste go- zicht zou worden vermoed. Dr. Kuiper zegt, dat, waar de practische nooden en de eiechen der bijzondere wetenschappen groeien, zich meer en meor de behoefte doet gevoelen aan een kern van zoodanige waarde van wetenschap, die het universeele, do synthese, uit aanleg van geest en gemoed, meor en beter zoekt aan het bn- zondeie, de analyse. Voor de zoodanigen bljjft, volgens hom, in ieder geval een onderwijs onont beerlijk, dat hen holpt om Plato en Sophoclee anders dun door den nevel eener „goede verta ling" te zien. Dat zal zeker ieder met hem eens zijn; óok prof. Burger. Doch waar prof. Burger tegenop komt, ia net feit, dat krachtons de tegenwoor dige regeling van het Hoogor onderwijs allen, die een universitaire:) graad willen behalen, den weg moeten volgen, welke door hst Gymnasiaal oude tulen-onderlijs loopt; óok zij, voor wie die klassieke voorbereiding meer weelde dan nut afwerpt. En in aie bestrijding van hot beztaAnde heeft o.i. prof. Burger volkomen gelijk. Hij hoeft scherp gerooid en duidelyk en met bewij zen uiteengezet, wat van omen tijd ie, wat wy moeten hebben en wat wij smartelijk missen. Do eigen genoten, en in sommige opzichten dankbaar herdachte klassieke opvoeding doet ons wenschen, dat dr. Burger's betoog door zeer velen zal worden overgenomen en gesteund. Er is reeds veel gewonnen wanneer bet „over weldigend" aantal lesuron in Grieksch en La tyn, dat zelfs door dr. Kuiper een rump wordt geacht, verminderd wordt en voor een deel af- geatuan aan de studio der op do Gymnasia zoo erbarmelijk behandelde natuurwetenschap. Nóg beter zou het o.i. zijn, als Nederland het voorbeeld van het buitenland volgde en de universiteit openstelde voor alien, die universi teitsonderwijs willen genieten, hetzjj zo het Gymnasium dan wel de Hoogere Burgerschool hebben doorloopen. Dan blijft de keuze vry; hot klassiek oadernys zal wel minder doch daarentegen meer toegewijde leerlingen krijgen en zjj, wier arbeid zulk een voorberei ding niet onmisbaar maakt, zullen mot mest kracht zich kunnen toeleggen op de studie, welke zij voor dien arbeid bet meeat wenache- lyk achten. En mocht met zulk een wijziging gepaard gnan een herziening van het gymnasiaal onder wijs, waaruit nog wel dorre en doode elemen ten kunnen worden verwijderd, mocht een wij ziging van het aanvungsttydstip der klassieke studie tevens onder de oogen worden getien, dan zou de brochuro van den Amaterdamschea hoogleeraar in de geneeekun le een dienst heb ben bewezen, waarvoor men den schrijve* niet dankbaar genoeg kun zyn. Do verkiezing voor de Provinciale Staten. Van welingelichte zou* daartoe in staa gesteld, hebben wy aldus de »Utr. Crt." dezer dagen de gelegenheid gehad, het eerst mede te dealen hoe do Centrale kiesver- eenigingen der recbkche partyen besloten hebben zich te gedragen ten opzichte der Provinciale Statenverkiezingen, die binnen een paar maanden voor de deur staan. Eenigszins als vervolg op die raededeelingen willen w\j echter allerminst om daaraan eeniga politieke beschouwing vast te knoo- pen in het kort nagaan welk een belang rijke rol deze, en in het algemeen alle, Sta- tenveikieziugen spelen in hot raderwerk van ons Landsbestuur. Mor* zal zich herinneren, dat dr. Kuyper, wanneer de Eerste Kamer (toen links) zijn Hooger Onderwijswet verwierp, aan H. M. de Kouingin adviseerde en verkroog de ont binding van dit lichaam. Dit hud nieuwe Eerste Kamerverkiezingen ten gevolge. Be halve zijn eigen Kabinet gat dr. Kuyper door de toen ontstane rechtsche Eerste Kamer de eerstvolgende rechtsche Kabinetten steun in don rug en de eventueel opvolgende linksche Kabinetten een gewoldigen rem. Daarvan dood het kabinet-De Meester trou wens do ondervinding op. Op het oogenblik nu is de Eerste Kamer nog nimmer overwegend rechts, 31 leden nl. der rechterzijde en links 19, aliea libe rale, do 31 onderverdeeld in 18 Katholieken, 10 Anti-revolutionairen, en 3 Christelyk-bis- torischon.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1910 | | pagina 1