Dinsdag 17 Mei 1910. No. 7815. 59e jaargang. FIRMA A H VAN CLEEFF AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden fi.— franco per post f 1.15. Advertentiën 16 regels CO cent; elke regel meer 10cent. Bij regel- abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, ofticieële- en onteigenings- advertentiën per regel 15 cent. Reclames 1—5 regels f 1.25, elke regel meer f 'J.25. Groote letters naar plaatsruimte. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals af/.onderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerko?ten in rekening gebracht. BUREAU: KORTEGRACHT9 KENNISGEVING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der Gemeente AMERSFOORT brengen ter algemeene kennis, dat bij hun besluit van heden, ingevolge art. 8 der Hinder wet, aan H. M. van BEEK, wonende alhier, vergunning is verleend tot de oprichting cener runderelacbterij in het perceel Hellestraat, wijk E. no. 2, kadastraal bekend Gemeente Amers foort, sectie E. no. 4231, onder voorwaarde a. dat het perceel uitsluitend als slachtplaats wordt gebruikt en daarin in geen geval dieren gestald mogen worden, die geslacht motten worden b. dat het bloed en de afval opgezameld wordt op de wijze, zooals dit is voorgesrhreven in art. 14 laatste lid der Verordening, houdende voorschriften in het belang der openbare ge zondheid c. dat de vloer der slachtplaats in water dicht metselwerk of beton uitgevoerd wordt en zoodanig hellend gelegd, dat het afvalwater naar een in den vloer nan te brengen waterdicht ge- metseldeD en etankvrijen zinkput loopt, welke zinkput door een ondergrondsch riool van ijzer aarden buizen, wijd 15 c.M. binnenwerks, in ver binding staat met het gemeente-riool in de Hel lestraat. Amersfoort, 12 Mei 1910. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, WUIJTIERS. De Secretaris, J. G. STENFERT KROESE. O e (I u 1 d. Onder de eigenschappen, welke wij in en door het leven ons moeten verwerven, behoort ook het hebben van geduld. Zeker, de een is van nature geduldiger dan de ander. Karakter, verstandelijke aanleg, temperament hebbeu daarop in vloed maar over 't algemeen is de jeugd niet geduldig, moet het overwin nen van veel tegenstand, het uit den weg ruimen van veel moeilijkheden, veel teleurstelling, maar ook veel zegepralen, ons leeren geduldig te ziju. Jongere meuschen, maar ook ouderen, weten vaak niet wat geduld is. Ja, het is eigeulyk wonderlijk, hoe weiuigen zich van deze eigenschap een juiste voorstel ling maken. En daarom zullen velen het nog zoo grif niet toegeven, dat ook niet reeds jonge menscheu, even veelvuldig als ouderen, van geduld blijk geven. Men ziet vaak natuurlijke traagheid, gebrek aan doortastendheid, gemakkelijke langzaamheid voor geduld a .o. Eu deze eigenschappen komen zoo wei bij de jeugd als bij den ouderdom voor, al zullen ze zich veelal niet altijd in latere jaren sprekender openbaren. Omgekeerd zyn er ook, die geduld dikwijls voor traagheid en gemakzucht houden. Dat zijn gewoonlijk zij, die zelf nog geen ge duld geleerd hebben, wier leven nog meestal van een leien dakje ging, oi die nooit iets trachtten aan te vatten en te bereiken, dat slechts langzaam gedijt. Maar heide misvattingen zoowel die, welke geduld miskent, als die welke ge duld ziet waar ze in 't geheel niet is bewijzen gebrek aan menschenkennis en kennis van het leven bjj den oordeelende. Want in den mensch zelf en zijn stand tegenover het leven ligt de verklaring van zijn handelingen en daden. En deze verklaring alleen maakt ons duidelijk waarom we met geduld en niet met traag heid te doen hebben en ook waarom deze zoo heel veel op elkaar gelijken. Beide kunnen wachten maar het groote onder scheid is dit, dat traagheid graag wil wachten engeduldzich tot wachten dwingt. Hieruit blijkt reeds hoezeer, ondanks allen uiterlijken schijn van gelijkheid, het we zen verschillend is. Traagheid is gebrek aan innerljjlce krachtgeduld een bewijs juist van het bestaan van die kracht. Want immers, wie zichzelf overwint, is sterker dan wie een stad inneemt. En wie heeft duidelij ker zichzelf overwonnen, dan wie zich kan dwingen tot wacb Oneindig moei lijker nog dan het doe lf beheersehing is, uit een oogpunt vau innerlijke krachts ontwikkeling, het laten uit zelfbeheer- sching, het at wachten. Daarom is het ook zoo duidelijk, dat alleen het leven en veel zware strjjd ons het rechte geduld kuunen leeren. Wanneer we iets begeeren, dan zijn we geneigd er zoo vlug mogeljjk op toe te stappen. En hoe heftiger de begeerte, des te sneller onze stap. Maar in het leven blijkt het zoo dikwijls, dat we, zóo te werk gaande, niets bereiken, dat we eerst na velerlei voorbereidende maatre gelen en na veel voorafgaande oefening in staat zijn, op den weg staande te blijven, die tot het einde loopt. Dan zal het openbaar worden, of we genoeg in nerlijke kracht hebben om af te wachten en geduldig te zijn. Niet het begeerde doel opgeven, is een bewijs van die kracht, maar de begeerte levendig te houden en toch het rechte oogeublik te kunnen afwachten. O, het is niet moeilijk te wachten als men niet verder kanmaar wanneer men zich dwingt te wachten, omdat men weet, dat men zoo heerlijke vruchten zal plukken vau ziju werk, dat men zoo eerst ten volle zal kunnen verrichten hetgeen men zichzelf als plicht heeftop- gelegd, dau openbaart men in dat ge duld een rijkdom van innerlijke kracht. Het is dus de kracht van zijn zelfbe- heerschvug, vermeerderd met de mate van inzicht in eigen en anderer leveu, welke de mate van het geduld bepaalt. Er zjjn menscheu, die van geduld een geringschattende meening hebben. Het iykb hun een gemakkelijke eigenschap j in het leven, die voor veel ouaaugeuaauis bewaart. Men zal zoo gemakkelijk niet opstuiven in drift, zich beter schikken in veel dingen, rustiger eu prettiger zich j voeleu en, als het moet, anderen kuunen laten voorgaan, zoo meeueu ze. En zeker, ook in de kleine dingen van het leven zal geduld ons ten goede komen. Maar bet is zeer kortziunig, te meenen, dat daarin geduld zich eigenlijk openbaart en daarvoor alleen goed is. We hebbeu ze uoodig bij elk werk van beteekenis, maar we behoeven ze vooral wanneer we iets van werkelijke waarde voor ous- zelven en andereu willen tot stand brengen. Daar is een man, die zich een hoog doel gesteld heeft iu het levenlaat ons zeggen, dat hij zijn krachten wijden wil aan meuscheid of vaderland en van be geerte. brandt om mee te strijden in het openbare leven voor allerlei schoone en nuttige dingen. Zoodra zijn leeftijd en omstandigheden het maar eventjes toe laten, stort hij zich in het strijdgewoel, vergadert, houdt redevoeringen, bedisselt, dingt naar hooge betrekkingen eu ambten. Eu ieder prijst hem om zijn jjver voor de algemeene zaak. Maar daar is een auder man, die óok de begeerte kent eu feller misschien nog iets tot stand te brengen voor menscbheid of vaderland. Die begeerte trekt hem als dea ander naar een werk zaamheid in het openbare leven. Maar hij weet, dat niet de wil alleen om iets te doen voldoende is, dat men, om iets g o e d te doen, ook de macht noodig heeft die er is in kennis en veel wetenhij begrijpt, dat juist aan meuschen, die hoog staan in geestontwikkeling en zedelijke kracht, behoefte is voor het algemeen welzijn. Eu hoewel zijn begeerte hem blijft trekken naar een werkzaamheid tot direct nut van anderen, sluit hij zich zwijgend op in zijn studeerkamer, uiet voor een week. niet voor een maand, niet voor een jaar zelfs, maar voor vele jaren. Het valt hem moeilijk soms, maar hij weet, dat zóo alleen te bereiken valt hel geen hjj doen wil ten bate van anderen Er komen menscheu, die hem vragen„moet jjj hier zitten op je kamer, terwijl er daar buiten zooveel behoefte is aan krachtige armen Kan je niet wat beters doen dan hier zitten en studeeren" f En als hij dan glimlachend zal antwoorden„ge duld maarik ben nog zoover niet", en die anderen zich met een minachtend schouderophalen en een medelijdendeu glimlach van hem zullen afwenden, dan kan het hem soms heel zwaar vallen, geduldig te blijven onder minachting en hoon. Maar hij kent zijn doel en weet wat er noodig is om het te bereiken. En rustig, maar zonder ophouden werkt hij door. Ziju tijd zal komen. Is dat niet het geduld, waaruit inner lijke kracht spreekt? En is het niet met dat geduld alleeu, dat men het hoogste bereikeu kan Rustig wachten, hoe ook de begeerte drijft, tot het goede oogeu blik daar is; dat is het. En wij moeten dat allen kunnen. Want niet alleen, wie zich een groot doel ge steld heeft ten bate van anderen, maar ieder in eigen leven, iu eigen zaken heeft dat geduld noodig. Overijld en te haastig iugrijpen, doet zoo velerlei zaken, mislukken. Wat goed is, gedijt langzaam en we moeten het den tijd laten. Maar als de tijd er is, moeten we ook weten toe te tasten, op het juiste oogenblik. Want dit is wel het moeilijkste onder het wachten, zjjn kracht niet te doen verslappen, zijn vurige begeerte niet te laten verflauwenwachtende, toch sterk en vurig en vol strijdlust te blijven. Er zijn er velen, die dat niet kunnen maar er zijn ook anderen. Een onzer dichters heeft van hen gezegd „Zij welen altijd goed en altijd waar Het oogenblik, als 't komt, vóór 't vliedt te grijpen. Zij laten de appel rood en goudeu rijpen En houden dan de hand, die ze opvangt, klaar." Is het dat niet Moeten we ook ons denken, ons werken en streven uiet laten rijpen Zie, we staau naast deu boom. We hebben de hand maar uit te steken om den appel te plukken, die we toch zoo heftig begeeren. Maar wat hebben we aan een halfrijpeu appel We moeten kunnen wachten, vlak naast den appel boom. Hoevelen zullen het er kunnen De eeue plukt groen, de audere geel, een derde zoodra het eerste roode blosje zich vertoont, een vierde wanneer al de helft, bijna deg-;heele helft zich gekleurd heeft maar wachten tot de gansche appel gou den rijpt en nog slechts een lichte aanraking noodig heeft om iu onze hand te vallen, dat is het ware geduld. Militair onderwijs. De Regeering heoft haar antwoord inge zonden op het afdeehngsverslag der Eerste Kamor nopens het wetsontwerp tot wijziging der We: van 21 Juli 189J tot regeling van het Militair onderwijs bij de landmacbi, voor zoover daarbij de opleiding voor den officiers rang en de hoogere vorming van den offi cier zijn betrokken. Het beeft blijkens dat antwoord bij de Regeering een punt van overweging uit gemaakt om, onder intrekking van het ont werp tot wijziging van de regeling van het Militair onderwijs, van 1890, reeds terstond een algeheele reorganisatie van dat onder wijs bij de lachtmacht voor te bereiden. Het goede, dat bedoeld ontwerp bevat, zoomede bet stadium waarin de behandeling van het wetsontwerp bij het optreden van de Minis ters van Oorlog en van Koloniëa verkeerde, hebben intusschen doen besluiten het te handhaven. De vereenvoudigde toelating tot de Kon. Militaire Academie, zooals deze in het wets ontwerp is geregeld, zal, zij bet dan ook wellicht eenigermaté gewijzigd, ook behooren te worden opgenomen in een Wet tot rege ling van het Militair onderwijs bij de land- m icht op geheel gewijzigde grondslagen. Een zeer spoedige tot stand komiog dezer vereenvoudigde toelating wordt gewenscht geacht, hetgeen zeker niet ware verwezen lijkt, wanneer gewacht had moeten worden op een algeheele reorgauisatie van het Mili tair onderwij?. De Regeering doet verder uitkomen, dat, zal de CadelteLScbool bij bei tot stand komen van het wetsontwerp al bljjven bestaaD, het voortbestaan dier inrichting geenszins een slepend karakter in den zin van een minder deugdelijke opleidingsinrichtiDg.zal behoeven te dragen. Integendeel, aan een niet zeer groot aantal leerlingen, aan die inrichting aanwezig, is het voordeel verbonden, dat tal van nadeelen worden ontgaan, welke zich in vroegere jaren bij een overmatige bevolking der Cadettenschool hebben voorgedaaD. Ook de Regeering is van meening, dat de toeloop tot de Kon. Militaire Academie z>l worden gebaat wanneer de tractemeoten der officieren meer in overeenstemming zullen zijn gebracht met de behoefte van den tyd. Door den Minister van Oorlog zijn bereids maatregelen in overweging genomen om tot verbetering te geraken. Op de bevordering der rechtszekerheid van de officieren zal de geheele aandacht geves tigd blijven. In het wetsontwerp zi^n geen voorstellen aanhangig gemaakt, beoogende de opheffing van de Cadettenschoolintusscben wordt vertrouwd, dat ook zonder die oohefflng ge gevens zullen kunnen worden verzameld omtrent de mogelijkheid van de opheffing van den Hoofdcursus op den bestaandeu voet, die gepaard zal moeten gaan met vooizie- ningen, welke de aanvulling van bet officiers korps hier te lande en dat in Ned.-Iodië zullen vereischen. Naar de meening der Regeering zouden er op dit oogenblik overwegende bezwareu tegen hebben bestaan om hen, die ia 't bezit zijn van het getuigschrift gevende de be- voeg Iheid tot de studie aan een Universiteit in de faculteit der godgeleerdheid, rechts geleerdheid en letteren en wijsbegeerte, zonder aanvullingsexamen tot de Kon. Mili taire Academie toe te laten. Intusscben zal dit bij de algeheele reorganisatie ernstig \vi rden nagegaan. Het ligt in de bedoeling, aan de gereor ganiseerde Kon. Mditaire Academie onder richt te doen geven in de wis-, natuur- en scheikunde, indien en dan slechts voor zoover de vakopleiding voor de verschil lende wapens zulks bepaaldelijk vordert. De Regeering is de zienswyze toegedaan, dat bet officierskorps geen aparten kring behoort te vormen, staande tegenover de burgerlijke samenleving, en de meening als

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1910 | | pagina 1