het verharden van dien weg, doch niet met deie
veld keien. De arbeid voor het leggen is precies
do zelfde, doch ik meen, dat harde klinkers,
dan wel Ben Abiu-keien, hier duurzamer en
beter zouden zyn.
De heer Van Esveld: Ik ga geheel mie
met hetgeen de heer Oosterveen zegt. De paarden
vun den Reinigingsdienst moeten daar dagelijks
zware vrachten over vervoeren en een bestrating
met veldkeien acht ik voor die paardjn heel
kwaad, maar ook en vooral voor de werklieden,
die eenige malen per dag met handkarren den
weg moeten passeeren.
De heer Gerritsen: Ik ga ook mee met
bet voorstel-Oosterveen en zou te gelijk in
herinnering willen brengen de veldkeien in
Koningsstraat en Groote Haag.
De heer J o r i 8 s e nZullen klinkers daar
niet stuk worden gereden
De Voorzitter: Voor de zware vrachten,
als daar worden vervoerd, zullen harde klinkers
naar ik verneem niet sterk genoeg zijn en telkens
worden stuk gereden.
De heer Veis H e ij n Waar begint deze
verharding
Do Voorzitter: Voorbij de wassoherij
het gedeelte van den spoorweg-overgang is reeds
verhard met veldkeien.
De heer Veis II e ij nHet :s dus het vol
tooien van den weg tot het terrein van den
Reinigingsdienst. Ik kan mij daarmee volkomen
vereenigen, want het geldt hier geen sieraad of
overwegingen van aesthetischen aard. De afstand i
is te klein om bezwaar op te leveren bij het
verplaatsen der vrachten.
De heer Oosterveen: Ik handhaaf mijn I
voorstel om harde klinkers te gebruiken.
De Voorzitter: Ik blijf dit zeer onprac-
tisch achtenBen Ahin-keien waren dan nog
beter. In Brabant heeft men bijna overal kei
wegen en de paarden hebben daarvan geen last.
Zij gaan trouwens niet iu draf en de beenen
lijden dus niet.
De heer Oosterveen: Een deskundige
zeide mij, dat Ben Ahin-keien te veel slijten,
in te korten duur zijn.
We hebben zoo juist besloten, keiea te ver-
koopen waarom dan nu weer een keiweg te
maken Ik acht deze niet goed, voor mensch
noch dier.
Eenige Raadsleden: En de kosten
De heer Sanders, Wethoudervan Open
bare werken: Het voorstel ia gedaan in
het economisch belang der Gemeente en in het
hygiënisch belang der paarden.
We moeten en weg hebben, die goed en soliede
is voor den dienst. Een grintweg wordt vooral
's winters stuk gereden; de karren zijn veel te
zwaar voor een grintweg en ook voor een weg
van harde klinkers.
Men is tegen een keibesirating, doch het is
verkeerd, te generaliseeren.
Het geldt hier geen grooten verkeersweg,
doch een korten, die in stap wordt afgelegd en
hij kan goed worden gemaakt zonder hooge kos
ten. Nieuwe keien kosten ongeveer f7 per vier
kanten Meter en deze oude ongeveer 50 cent.
Men heeft hier in het eerste gedeelte reeds een
keibestrating, die zeer voldoende is, mits er niet
in draf over wordt gereden. Voor dit doel is
deze soort verharding goed, bij de minst moge
lijke kosten.
De heer Van Esveld: Het laatste woord
„voor de minst mogelijke kosten" schynt wel
het meeste gewicht in de schaal te leggen doch
hier moet de vraag zijn: „wat is het meest in
het belang van dezen tak van dienst".
Wel zegt de Wethouder, dat dit geen drukke
verkeersweg is, doch van 's ochteuds 5 tot
's avonds 7 uur, soms 10 a 1'2 keer heen en
weer, gaan de karren er over. Ik vind liet dan
ook slecht gezien, vooreen schijnbaar geldelijk
voordeel niet aanstonds een goede bestrating te
maken. Den weg van den spoorwegovergang tot
het terrein van den Reinigingsdienst moeten we
zoo goed mogelijk maken, in het belang van de
menschen zoowel als van de paarden.
Alle Rijkswegen zijn klinkerwegen, waarop
wel zeer zware vrachten komenoveral in de
stad brengen we klinkerwegen aan. En zouden
klinkers nu hier niet deugen?
Laat ons deze veldkeien toch óok bij de ver-
kooping doen.
De heer Oosterveen: De verbinding, zoo
als B. en W. die voorstellen, is slechts schijnbaar
goedkoop, want het onderhoud zal zeer duur
binken.
De heer V e 1 a H e ij nBij de jongste Be-
grooting besloten we met roerende eenstemmig-
heid, den Lageweg te -orbarden met veldkeien.
Nu geldt het weer een buitenweg en nu zou er
opeens overwegend bezwaar zijn. Ik kan dat
niet goed begrypen.
Wethouder Sanders: Ik kan den heer
Oosterveen gerust stelleo wat aangaat het onder
houd. Toen ik hoorde van het plan voor deze
verharding met veldkeien, heb ik me gewend
tot den vorigen Gemeente-architect, den heer
Kam, die in deze toch wel volkomen competent
is. Hij heeft me geantwoord, dut er volstrekt
geen bezwaren zijn tegen het gebruik daar ter
plaatse van veldkeien, die daar zeer goed zul
len voldoen, terwijl de onderhoudskosten zeer
gering zullen zijn.
Men vergete ook niet, dat deze weg bijna uit
sluitend alleen wordt gebruikt door den Reini
gingsdienst. Ik herhaal, dat dit de beate verhar
ding is voor dezen weg, waar alleen stapvoets
wordt gereden.
De heer Kroes: Zouden we niet kunnen
stemmen over dit voorstel; anders komen we
niet klaar.
Het voorstel van B. en W. wordt na aange
nomen met 11 tegen 3 stemmen (tegen de hoe
ren Oosterveen, Gerritsen en Van Esveld).
12. Voorstel van Burgemeester en Wethou-
houders tot vaststelling van den naam voorde
nienw aangelegde laan vóór het huis van den
heer De Groot.
Z. d. of b. st. wordt besloten dien weg even
eens te noemen: Paulus Buys-laan.
13. Voorstel van Burgemeester en Wethou
ders tot vaststelling van de rooilynen voor de
Ringlaan en voor de nieuw aangelegde laan
(Paulus Buyslaan).
De heer Gerritsen: Ik zou wel ®willen
vragen, aan den Staat te verzoeken, de twee
groote boomen bij den ingang, naast het huis
vun den heer De Groot, te verwijderen.
De Voorzitter: Nu e\ slechts éen huis
aan die laan staat, stellen B. en W. voor, die
boomen te laten staan als 't niet hindert. Het
zijn twee zeer schoone boomen, die het Bieraad
van den weg uitmaken.
De heer Gerritsen: Er is gevaar, hetzij
men van den Berg. dan wel uit de stad komt.
Indien de bewoner verzoekt, ze te rooien, zou
ik in overweging willen geven, dit te doen.
De heer Rij kens: De chauffeur van den
heer De Groot kan de bocht niet nemen omdat
de boomen slechts 2.50 M. uit elkaar staan.
U kunt er op rekenen, dat er een adres van
den heer De Groot inkomt.
De Voorzitter: Dat zullen we dan afwachten.
Iutusecben zijn we eenigszins afgedwaald, want
aan de orde is het voorstel vsn B. en W.
Dit wordt hierop sangenomen z. h. st.
14. Onbewoonbaarverklaring van de perceelen
Hellestraat noe. 32, 36, 88 en 40 en St.-Janskerkhof
nos. 19 en 31.
Onbewoonbaar verklaard conform het advies der
commissie ad hoe,
15. Voorstel van Burgemeester en Wethouders
betreffende: le. een beroep, ingesteld door R. de
Haas tegen de afwijzende beschikking door Burge
meester en Wethouders op een bouwaanvmge
I' gegeven, en 2e. ern verzoek tot wijziging van de
rooilijn voor bet perceel Lmgestraat 86.
De heer Van Duinen: Met het oog op het
Igrojte belang, voor velen in de toepassing yan bet
principe, dat thans den Baad ter beoordeeling wordt
aangeboden, zij het mij vergund, deze zaak eenigzins
uitvoerig te behandelen.
Vóór alles zie ik mij gedrongen, op een o: juistheid
te wijzen, voorkomende in het eerste schrijven van
de Commissie van Fabricage atn B. en W. In dit
schrijven, gedagteekend 30 Maart jl„ staat als con
clusie vsn genoemde commissie: „Wy geven U
midsdien in overweging het verzoek nf té wijzen
op grond vsn strijd met de U beleende bepaling van
art. 8 der Bouwverordening, vastgesteld door Ge
deputeerde Staten van Utrecht".
Wat mij betreft, is dit niet juist. Ik heb mij niet
vereenigd om afwijzend te beschikken opgrond van
art. 2 der Bouwverordening, maar wèl wijl in ge
noemde vergadering werd medegedeeld, dat de
aanvrager zich wederrechtelijk grond wilde toe
eigenen, bohoorende aan de Gemeente, door de
richtingslijn van het perceel te brengen buiten de
bestaande. Later is gebleken, dat die mededeeling
op een vergissing berustte en is dit dan ook de
Commissie van Fabricage meegedeeld. Doch daaraan
is het te danken of te wijten geweest, dat in onze
vergadering van 30 Masrt unaniem is besloten,
afwijzend te beschikken. Was die mededeeling Diet
gedaan, dan zou ik, evenale later, tegen hebben
gestemd.
Als minderheid in de Commissie van Fabricage
stel ik er prijs op, 'myn standpunt in deze nader toe
te lichten.
B\j meerderheid van stemmen heeft die Commis
sie zich vereenigd met de zienswijze »an B. en
W. betreffende de vraag of in casu art. 3derBouw-
verordeniog al dan niet toepasselijk is. Zij vindt voor
deze zienswijze steun in de bepaling van art. 8 al.
2 der WoniDgwet.
Uit het rapport blijkt dus, dat een argument der
Commissie is een beroep op voornoemd art. 3, al. 2.
Dit beroep is echter allerminst afdoende, omdat
hier niet de Woningwet, maar de Bouwverordening
voor Amersfoort moet worden geïnterpreteerd en toe-
gepist.
Volkomen juist is het, dat ten aanzien van een
gedeelte eener woning alleen die voorschriften van
toepassing zijn, of van toepassing worden verklaard,
die met het te vernieuwen gedeelte verband houden.
De argumeDtaiie der Commissie als juist aanne
mende, nl. dat de bepalingen cmtreut de rooilijn
wel degelijk verband bouden met een gevel, die van
af 30 c.M. boven de stoep geheel nieuw wordt opge
trokken (duB voor 2/3 gedeelte) dan nog beslist dit
hier niets, omdat dit de vraag niet is.
De vraag waar 't hier om gaat, vindt beantwoor
ding in de toepassing van art. 80 der Bouwverorde
ning en bij de interpretatie van dit artikel mag geen
beroep worden gedaan op de bewoordingen van een
bepaling der Woniugwet.
De Woningwet geeft in art. 8 slechts een leiddraad
voor de voorschriften, die van Gemeentewege moe
ten worden vastgesteld, maar stelt die voorschriften
zelf allerminst vast, zood t uit de redactie van deze
als leiddraad bedoelde bepalingen geen argument
mag worden geput bjj de interpretatie van de krach
tens dezen leiddraad, door den Gemeenteraad vast
gestelde, maar door Gedeputeerden Stalen ontwor
pen positieve voorschriften.
Art. 40, dat op den grondslag van art. 3 der Wo
ningwet werd vastgesteld in de Bouwverordening,
heelt een redactie, welke afwijkt van hel bepaalde
in art. 3, al. 2.
Art. 40 zegt niet, dat by gedeeltelijke vernieu
wing die bepalingen van toepassing zjjn, die niet
met bet te vernieuwen gedeelte verband houden,
maar alleen die bepalingen, welke voor het te ver
nieuwen gedoelte «elyo geschreven zyn.
De redactie van art. 40 is dus veel eager en meer
bepaald dun die van art. 3, al. 2.
In casu ma< het dus alleen de vraag zyn, of bij
een gedeeltelijke veruieuwinr van den voorgevel,
zoodanig, dat de oude grondslagen blijven bestaan
en de gevel slecht» voor 2/3 van af 80 c.M. boven
de stotp geheel Dieuw wordt opgetrokken, gezegd
kan wordeo, dat voor dit te vernieuwen gedeelte
zelve (dat dus eerst op 80 c.M. boven de stoep be
gint) de bepalingen omtrent de rooilijn gesohreven
kanoen zyn.
Het komt mij voor, dat deze vraag niet anders
dan ontkennend kan worden beantwoord.
Tot zoover het juridisch gedeelte.
Mair ook op billgkheidsgronden kan ik mjj n.at
vereenigen mei het voorstel van B. en W.
Het betreft bier een winkelhuis op goeden stand,
waarin gedurende tal van jaren zaken van uiteen
loopenden aard met succes zijn uitgeoefend. Het
vooruitspringend gedeelte van het huis geeft aan
een winkelzaak een bijzonder gunstige gelegenheid
tol uitstalling. Het .aanzien doet gedenken" is voor
een winkel van directe toepassing.
Nog afgescheiden van de uitstalling geeft reeds
het vooruitspringen desgevels een pakkende reclame.
Ik zou het onbillijk vinden, indien bier een besluit
mocht vallen om den gevel 60 c.M. te verplaatsen,
betgeen B. en W. vooral ellen, 't I» waar, de straat
sou daar ter plaauc das 60 c.M. breeder kunnen
worden, maar deze verbetering voor 't algemeen
zou komen geheel voor rekening van den eigenaar,
zonder dat daartegenover eenige vergoeding zou
staan. Dit klemt te meer nu de Raad zich onge
neigd heeft betoond, het perceel aan te koopen.
Ten bewijze hoeveel gewicht er aan gehecht wordt,
dat een winkelzaak een ruime gelegenheid aanbiedt
om het publiek iu de gelegenheid ts stellen de uit
stalling van meer dan tien zyde tc kunnen zion,
bewijst op dit oogeublik een winkelier aan de Lsn-
geslraat, die zich een betrekkelijk groote uitgave
getroost, ten einde meer bezichtigingsruimte van
de publieke straat te verkrygeD.
En iemand uit ons midden ging nog niet lang
geleden van een zelfde plan zwanger, om daardoor
zijn winkelzaak een nog meer in het oog vallende
plaats te verzekeren.
We kunnen, met deze gegevens voor ons, liet
dus als een vaststaand feit aannemen, dat een win
kelhuis met voorsprong, voor uitstalling, ent. zeer
begeerlijk is en een zoodanig huis als winkelhuis
voordeelen aanbiedt boven andero.
En juist dit voordeel stellen B. en W. voor, deD
eigenaar te ontnemen.
Ik acht dan ook onjuist de bewering van B. en W.,
dat door het 60 c. M. achteruit zetton van den
voorgevel hel perceel niet aanmerkelijk iD waarde
iou verminderen.
Ik vermeen zelfs, dat, als winkelhuis, de meer
waarde, die het thans bezit, geheel wordt opgeheven,
want bij een terugzetting van den gevel wordt de
voorsprong tóo weinig doeltreffen I, dat we de
waarde daarvan gerust kunnen brengen tot nul.
De overblijvende ruimte wordt dan te klein om aan
het doel te beantwoorden.
Maar er is meer. Na een door my ingesteld
onderzoek in loco is my gebleken, dat die verandering
den eigenaar bovendien op groote kosten zou jagen,
wjjl dan voor den nieuwen gevel ook geheel nieuwe
fundamenten moeten worden aangelegd, hetgeen
met den eigenaardigen bouw dor grondverdieping
(er is bijv. nog een kelder onder de straat) naar
mijn gevoelen met groote bezwaren gepaard zou
gaan, nog afgescheiden van het financieel nadeel.
Dit zelfde bezwaar doet zich gelden, indien de
gevel geplaatst zou worden in de richtingslijn van
het meest achterwaarts gelegen perceel.
Ook kan ik my niet vereenigen met de voor»t»lling
on B. en W. als zou, door den gevel 60 c.M.
achterwaarts to brengen, het verzoek van adressant
gedeeltelijk worden ingewilligd.
Neen, adressaut wenscht te bouwen op het bestsan
blijvende gedeelte van deu gevel (ongeveer van den
tegenwoordigen toestand) en wil dus de voorsprong
van 1.20 M., zijn wettig eigendom, ongeschonden
handhaven.
Nog zeggen B. en W. in hun voorstel, dat:
.indien aan adressant wordt toegestaan zijn gevel
in die lijn te plaatsen (dal is dus 60 cM. schterwaarts)
dan door wijziging van den binnenbouw vsn bet
perceel zooveel ruimte gewonnen wordt, dat aldaar
ongeveer evenveel ruimte verkregen zal worden, als
er op da oorspronkelyko teekening over kon worden
beschikt".
Deze redeneering wil er bij mij niet in.
Gelegenheid tot uitbreiding is er niet. Aan alle
zyden is het perceel door gebouwen ingesloten.
Waar dus over de volle gevelbreedte 60 c.M. van de
ruimte wordt afgenomen, kan het niet uitblijven of
bet perceel wordt zooveel kleiner. Of bijv. een trap
rechts of links wordt geplaatst, vóór of achter in 'l
perceel, steeds zal de daarvoor benoodigde ruimte,
waar ook aangebracht, de zelfde blijven en welke
indeeling in het perceel ook gemaakt wordt, te allen
tyde zal de ruimte van het grondvlak aanmerkelijk
verminderd wordon by achteruitzetting van den
gevel.
Op gronden v»n een en ander stel ik voor, tot
vernietiging van het besluit van B. en W. over te
gaan en bet oorspronkelijk verzoek van adressaut
toe te sta <n.
De heer Joiissen: Het juridisch betoog
van deu heer Van Duinen heb ik, zeker omdat
ik geen jurist ben, niet kunnen volgendoch
de heer Van Duinen heeft gezegd, dat het
voorstel van B. en W. een onbillijkheid zou
bevatten omdat de Gemeente geweigerd zou
hebben, het perceel te koopen.
Mij ia van het laatste niets bekend althans
in een openbare Raadszitting is daarover niet
gesproken.
De heer Van Duinen: Het was in een
zitting met gesloten deurm, waaromtrent geen
geheimhouding is opgelegd.
De Voorzitter: B. en W'. kunnen op de
vraag van den heer Jorissen geen antwoord
geven omdat de zaak is behandeld in een zitting
met gesloten deuren.
Wethouder Sanders: Het spijl me te
moeten zeggen, dat de heer Van Duinen zich
schromelijk vergist.
De heer Van Duinen brengt in verband art.
40 met art. 30, doch dat die geen verband
hebben, begrijpt een klein kind.
De heer Van Duinen zegt, dat art. 40 geen
beroep geeft op de Woningwet; wel, dat is ook
nooit gezegd.
De heer Van Duinen gaf dan ook geen enkel
steekhoudend argument in zijn juridisch deel.
Gaan we over tot de billijkheids-motieven.
De heer Van Duineo zon werkelijk goeddoen
door zich over technische zaken niet zoo
pertinent uit te laten.
De heer Van Duinen zegt: een trap is een
irap. Maar er zjjn trappen en trappen en juist
door het verplaatsen van de trap is ruimte te
rug gewonnen.
Nu het hoekraam.
Naar mijn overtuiging is door een goed ge
bruik van spiegelruiten daar ter plaatse zeer
veel te verkrijgen.
Als de eigenaar volgens het voorstel van B.
en W. moet bouwen dan mag hem dit wat
duurder uitkomen, maar daardoor verlieBt hij
noch ruimte, noch gelegenheid tot reclame. Het
voorstel houdt rekening met de belangen zoowol
van de Gemeente als van den eigenaar, tegen
over wien geen enkele onbillijkheid vrordt begaan.
Juridisch juist is, dat de eigenaar volstrekt
geen recht heeft om te bouwen op de oude
fundumenten.
De heer Van Duinen: Ik ben het niet
eens mot den Wethouder en diens interpretatie
van art. 40 en acht dit niet nieuw-bonw, doch
ver-bouw.
Ikperóiiléer bij mijn meeDing.
Waar de trap ook wordt geplaatst, gaat er
ruimte verlorendat valt niet te betwisten.
Ook het argument van de spiegelruiten kan
niet geldenverleden j'aar heeft men daarop
óok al gewezen; du wil men gebruik daarvan
maken en men verhindert dit.
De heer Kroes: De heer Vun Duinen zou
dus wenschen, dal op een oude fundeering maar
een nieuwe gevel kon worden gebouwd. Dat
gaal niet op. B. en W. zouden dan nooit de
Bouwverordening kunnen toepossen.
Ik ga volkomen mee met den Wethouder
vun Openbare werken en iuich toe, dat B. en
W. dispensatie willen verkenen en de billijk-
heid willen betrachten. Ik geloof, dat adressant
daarvoor dankbaar zal zijn.
De heer Van Duinen: Adressant zal er
noch dankbaar m ch bly om zijn. Het is niet
een verkonen van dispensatie, dooh een verkor
ten van rechten.
De heer Kroes: Als dit laatste wnnr is, wat
ik intusechen niet geloof, dan zou ik adressant
in overweging geven, zich er niet bij neer te
*Iiêt voorstel van B. en W. wordt nu aange
nomen met op 2 uu algomeene stemmen, die
van de heeren Rijkons en Van Duinen.
16. Voorstel van Burgemeester en Wethou
ders betreffende een beroep, ingesteld door A.
Builenbos tegen een afwijzende beschikking,
door Burgemeester en Wethouders op een bouw-
aanvrage gegeven.
Het afwijzend voorstel, waaromtrent geen me-
dedeelin. en worden gedaaD, wordt aangenomen
z. d. of h. st.
De afdeeiiDgen vun den Raad vergaderon
nog deze week ter behandeling van de
salaris-voorstellen.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken
heeft in besloten vergadering onder meer
besproken bet eerste ontwerp voor den aan
staanden winterdierist op de spoorwegen.
Zij besloot baar bezwaren ter kennis te
brengen van den Minister en daarvan mede
deeling te doen aan de Pers.
In haar schrijven wijst zij op de slechte
aansluiting met het Zuiden des lands, vooral
Limburg.
Immers de ochtendtrein, die om 7 uur
van hier zal vertrekken, komt om 7.49 te
Nijmegen aan, terwijl de eerst volgende trein
naar Maastricht uit Njjmegen vertrekt om
9.42, dus bijna twee uur later. Dit werd naai
de meening der Kamer te voorkomen dooi
den trein, die om 10.06 uit Amersfoort te
Nijmegen zal aankomen niet 18 minuten to
Amersfoort le doen wachten, doch iets harder
te doen rijden.
De aansluiting via Utrecht acht de Kamer
nog meer ondoelmatig, omdat da reis zooveel
langer duurt.
Ten andere wees de Kamer op de slechte
uansluitingen te Utrecht.
De N. C. S.-treinen komen te Utrecht aan
om 7.17, 8.14, 8.40 eu 9.07 (buurl-station),
terwijl de S. S.-treinen vertrekken om 7.04,
8.12, 8.32 en 9.08, zoodat men steeds een
huif uur te Utrecht zal moeten wachten,
tenzij de N. C. S. wat eerder aankomt dan
wel de S. S. iets later vet trekt.
Op de derde plaats merkte de Kamer op,
dat tusschen 11.25 en 1.25 geen trein van
Amersfoort naar Utrecht vertrekt zoodat o. a,
reizigers, die om 12.25 uit de richting Apel
doorn te Amersfoort aankomen, op den vol
len middag hier een uur moeten wachten.
De Kamer verzocht Z. Exc. voorziening
van deze bezwaren.
Bereids zijn, evenals vorig jaar, vanwege
het Gemeentebestuur maatregelen genomen
ter voorkoming van cholera-besinetting.
Na korte ongesteldheid is in den afge-
loopen nacht op 59-jarigen leeftijd overleden
de heer J. G. van der Geest, adjunct-opper-
brandmeester.
Ook de heer H. Elbersen, evenals de heer
J A. Th. van Wessura student van het
seminarie te Rijsenburg, zal aanstaanden
Maandag de priesterwijding ontvangen.
Mejuffrouw J. C. IJ perlaan staat op de
voordracht ter benoeming tot onderwijzeres
aan school 9 te Arnhem.
De heer J. van Dierraen behaalde de hoofd
akte, mejuffrouw A. Godvliet de akte
Engelsch, en mejuffrouw W. E. M. Hakken
berg van Gaasbeek de akte Franscb, Lager
onderwijs.
De heer D. Crap Hellingman is benoemd
tot Directeur van het post- en telegraafkan-
te f'
Ook de banketbakkers hier ter stede zullen,
om de hooget-e kosten van alle bestanddeelen,
den prijs der taartjes met éen ceot verhoogeo.
Bij den inspecteur der infanterie bestaat
hel voornemen, bevorderingslgsten van het
kader in te voeren. Op die lijsten zullen
worden aangeteekend de datums waarop de
kaderleden zijn geplaatst op de candidaten-
lijst voor hoogere rangen, alsmede de tijd
stippen van hun bevordering. Tevens is een
gedeelte der bladzijde, gereserveerd met het
hoofd «diversen", bestemd voor de beoor
deeling van den patiënt door corapagnies-
en bataljonscommandant.
Als motief voor de invoering van bedoelde
bescheiden wordt aangevoerd «beperking van
schrijfwerk".
Het mag verwondering wekken, dat der
gelijke staten, vó >r 1900 bij het wapen der
infanterie in gebruik, werden afgeschaft
ter beperking van sv-hrijfwerk.
De Minister van Oorlog heeft bepaald,
dat militairen die als adspirant-onderol'ücier
in dienst zijn getreden en volJaau hebben
aan de eischen voor den rang van sergeant,
tot dien rang kunnen worden bevorderd óok