het verharden van dien weg, doch niet met deie veld keien. De arbeid voor het leggen is precies do zelfde, doch ik meen, dat harde klinkers, dan wel Ben Abiu-keien, hier duurzamer en beter zouden zyn. De heer Van Esveld: Ik ga geheel mie met hetgeen de heer Oosterveen zegt. De paarden vun den Reinigingsdienst moeten daar dagelijks zware vrachten over vervoeren en een bestrating met veldkeien acht ik voor die paardjn heel kwaad, maar ook en vooral voor de werklieden, die eenige malen per dag met handkarren den weg moeten passeeren. De heer Gerritsen: Ik ga ook mee met bet voorstel-Oosterveen en zou te gelijk in herinnering willen brengen de veldkeien in Koningsstraat en Groote Haag. De heer J o r i 8 s e nZullen klinkers daar niet stuk worden gereden De Voorzitter: Voor de zware vrachten, als daar worden vervoerd, zullen harde klinkers naar ik verneem niet sterk genoeg zijn en telkens worden stuk gereden. De heer Veis H e ij n Waar begint deze verharding Do Voorzitter: Voorbij de wassoherij het gedeelte van den spoorweg-overgang is reeds verhard met veldkeien. De heer Veis II e ij nHet :s dus het vol tooien van den weg tot het terrein van den Reinigingsdienst. Ik kan mij daarmee volkomen vereenigen, want het geldt hier geen sieraad of overwegingen van aesthetischen aard. De afstand i is te klein om bezwaar op te leveren bij het verplaatsen der vrachten. De heer Oosterveen: Ik handhaaf mijn I voorstel om harde klinkers te gebruiken. De Voorzitter: Ik blijf dit zeer onprac- tisch achtenBen Ahin-keien waren dan nog beter. In Brabant heeft men bijna overal kei wegen en de paarden hebben daarvan geen last. Zij gaan trouwens niet iu draf en de beenen lijden dus niet. De heer Oosterveen: Een deskundige zeide mij, dat Ben Ahin-keien te veel slijten, in te korten duur zijn. We hebben zoo juist besloten, keiea te ver- koopen waarom dan nu weer een keiweg te maken Ik acht deze niet goed, voor mensch noch dier. Eenige Raadsleden: En de kosten De heer Sanders, Wethoudervan Open bare werken: Het voorstel ia gedaan in het economisch belang der Gemeente en in het hygiënisch belang der paarden. We moeten en weg hebben, die goed en soliede is voor den dienst. Een grintweg wordt vooral 's winters stuk gereden; de karren zijn veel te zwaar voor een grintweg en ook voor een weg van harde klinkers. Men is tegen een keibesirating, doch het is verkeerd, te generaliseeren. Het geldt hier geen grooten verkeersweg, doch een korten, die in stap wordt afgelegd en hij kan goed worden gemaakt zonder hooge kos ten. Nieuwe keien kosten ongeveer f7 per vier kanten Meter en deze oude ongeveer 50 cent. Men heeft hier in het eerste gedeelte reeds een keibestrating, die zeer voldoende is, mits er niet in draf over wordt gereden. Voor dit doel is deze soort verharding goed, bij de minst moge lijke kosten. De heer Van Esveld: Het laatste woord „voor de minst mogelijke kosten" schynt wel het meeste gewicht in de schaal te leggen doch hier moet de vraag zijn: „wat is het meest in het belang van dezen tak van dienst". Wel zegt de Wethouder, dat dit geen drukke verkeersweg is, doch van 's ochteuds 5 tot 's avonds 7 uur, soms 10 a 1'2 keer heen en weer, gaan de karren er over. Ik vind liet dan ook slecht gezien, vooreen schijnbaar geldelijk voordeel niet aanstonds een goede bestrating te maken. Den weg van den spoorwegovergang tot het terrein van den Reinigingsdienst moeten we zoo goed mogelijk maken, in het belang van de menschen zoowel als van de paarden. Alle Rijkswegen zijn klinkerwegen, waarop wel zeer zware vrachten komenoveral in de stad brengen we klinkerwegen aan. En zouden klinkers nu hier niet deugen? Laat ons deze veldkeien toch óok bij de ver- kooping doen. De heer Oosterveen: De verbinding, zoo als B. en W. die voorstellen, is slechts schijnbaar goedkoop, want het onderhoud zal zeer duur binken. De heer V e 1 a H e ij nBij de jongste Be- grooting besloten we met roerende eenstemmig- heid, den Lageweg te -orbarden met veldkeien. Nu geldt het weer een buitenweg en nu zou er opeens overwegend bezwaar zijn. Ik kan dat niet goed begrypen. Wethouder Sanders: Ik kan den heer Oosterveen gerust stelleo wat aangaat het onder houd. Toen ik hoorde van het plan voor deze verharding met veldkeien, heb ik me gewend tot den vorigen Gemeente-architect, den heer Kam, die in deze toch wel volkomen competent is. Hij heeft me geantwoord, dut er volstrekt geen bezwaren zijn tegen het gebruik daar ter plaatse van veldkeien, die daar zeer goed zul len voldoen, terwijl de onderhoudskosten zeer gering zullen zijn. Men vergete ook niet, dat deze weg bijna uit sluitend alleen wordt gebruikt door den Reini gingsdienst. Ik herhaal, dat dit de beate verhar ding is voor dezen weg, waar alleen stapvoets wordt gereden. De heer Kroes: Zouden we niet kunnen stemmen over dit voorstel; anders komen we niet klaar. Het voorstel van B. en W. wordt na aange nomen met 11 tegen 3 stemmen (tegen de hoe ren Oosterveen, Gerritsen en Van Esveld). 12. Voorstel van Burgemeester en Wethou- houders tot vaststelling van den naam voorde nienw aangelegde laan vóór het huis van den heer De Groot. Z. d. of b. st. wordt besloten dien weg even eens te noemen: Paulus Buys-laan. 13. Voorstel van Burgemeester en Wethou ders tot vaststelling van de rooilynen voor de Ringlaan en voor de nieuw aangelegde laan (Paulus Buyslaan). De heer Gerritsen: Ik zou wel ®willen vragen, aan den Staat te verzoeken, de twee groote boomen bij den ingang, naast het huis vun den heer De Groot, te verwijderen. De Voorzitter: Nu e\ slechts éen huis aan die laan staat, stellen B. en W. voor, die boomen te laten staan als 't niet hindert. Het zijn twee zeer schoone boomen, die het Bieraad van den weg uitmaken. De heer Gerritsen: Er is gevaar, hetzij men van den Berg. dan wel uit de stad komt. Indien de bewoner verzoekt, ze te rooien, zou ik in overweging willen geven, dit te doen. De heer Rij kens: De chauffeur van den heer De Groot kan de bocht niet nemen omdat de boomen slechts 2.50 M. uit elkaar staan. U kunt er op rekenen, dat er een adres van den heer De Groot inkomt. De Voorzitter: Dat zullen we dan afwachten. Iutusecben zijn we eenigszins afgedwaald, want aan de orde is het voorstel vsn B. en W. Dit wordt hierop sangenomen z. h. st. 14. Onbewoonbaarverklaring van de perceelen Hellestraat noe. 32, 36, 88 en 40 en St.-Janskerkhof nos. 19 en 31. Onbewoonbaar verklaard conform het advies der commissie ad hoe, 15. Voorstel van Burgemeester en Wethouders betreffende: le. een beroep, ingesteld door R. de Haas tegen de afwijzende beschikking door Burge meester en Wethouders op een bouwaanvmge I' gegeven, en 2e. ern verzoek tot wijziging van de rooilijn voor bet perceel Lmgestraat 86. De heer Van Duinen: Met het oog op het Igrojte belang, voor velen in de toepassing yan bet principe, dat thans den Baad ter beoordeeling wordt aangeboden, zij het mij vergund, deze zaak eenigzins uitvoerig te behandelen. Vóór alles zie ik mij gedrongen, op een o: juistheid te wijzen, voorkomende in het eerste schrijven van de Commissie van Fabricage atn B. en W. In dit schrijven, gedagteekend 30 Maart jl„ staat als con clusie vsn genoemde commissie: „Wy geven U midsdien in overweging het verzoek nf té wijzen op grond vsn strijd met de U beleende bepaling van art. 8 der Bouwverordening, vastgesteld door Ge deputeerde Staten van Utrecht". Wat mij betreft, is dit niet juist. Ik heb mij niet vereenigd om afwijzend te beschikken opgrond van art. 2 der Bouwverordening, maar wèl wijl in ge noemde vergadering werd medegedeeld, dat de aanvrager zich wederrechtelijk grond wilde toe eigenen, bohoorende aan de Gemeente, door de richtingslijn van het perceel te brengen buiten de bestaande. Later is gebleken, dat die mededeeling op een vergissing berustte en is dit dan ook de Commissie van Fabricage meegedeeld. Doch daaraan is het te danken of te wijten geweest, dat in onze vergadering van 30 Masrt unaniem is besloten, afwijzend te beschikken. Was die mededeeling Diet gedaan, dan zou ik, evenale later, tegen hebben gestemd. Als minderheid in de Commissie van Fabricage stel ik er prijs op, 'myn standpunt in deze nader toe te lichten. B\j meerderheid van stemmen heeft die Commis sie zich vereenigd met de zienswijze »an B. en W. betreffende de vraag of in casu art. 3derBouw- verordeniog al dan niet toepasselijk is. Zij vindt voor deze zienswijze steun in de bepaling van art. 8 al. 2 der WoniDgwet. Uit het rapport blijkt dus, dat een argument der Commissie is een beroep op voornoemd art. 3, al. 2. Dit beroep is echter allerminst afdoende, omdat hier niet de Woningwet, maar de Bouwverordening voor Amersfoort moet worden geïnterpreteerd en toe- gepist. Volkomen juist is het, dat ten aanzien van een gedeelte eener woning alleen die voorschriften van toepassing zijn, of van toepassing worden verklaard, die met het te vernieuwen gedeelte verband houden. De argumeDtaiie der Commissie als juist aanne mende, nl. dat de bepalingen cmtreut de rooilijn wel degelijk verband bouden met een gevel, die van af 30 c.M. boven de stoep geheel nieuw wordt opge trokken (duB voor 2/3 gedeelte) dan nog beslist dit hier niets, omdat dit de vraag niet is. De vraag waar 't hier om gaat, vindt beantwoor ding in de toepassing van art. 80 der Bouwverorde ning en bij de interpretatie van dit artikel mag geen beroep worden gedaan op de bewoordingen van een bepaling der Woniugwet. De Woningwet geeft in art. 8 slechts een leiddraad voor de voorschriften, die van Gemeentewege moe ten worden vastgesteld, maar stelt die voorschriften zelf allerminst vast, zood t uit de redactie van deze als leiddraad bedoelde bepalingen geen argument mag worden geput bjj de interpretatie van de krach tens dezen leiddraad, door den Gemeenteraad vast gestelde, maar door Gedeputeerden Stalen ontwor pen positieve voorschriften. Art. 40, dat op den grondslag van art. 3 der Wo ningwet werd vastgesteld in de Bouwverordening, heelt een redactie, welke afwijkt van hel bepaalde in art. 3, al. 2. Art. 40 zegt niet, dat by gedeeltelijke vernieu wing die bepalingen van toepassing zjjn, die niet met bet te vernieuwen gedeelte verband houden, maar alleen die bepalingen, welke voor het te ver nieuwen gedoelte «elyo geschreven zyn. De redactie van art. 40 is dus veel eager en meer bepaald dun die van art. 3, al. 2. In casu ma< het dus alleen de vraag zyn, of bij een gedeeltelijke veruieuwinr van den voorgevel, zoodanig, dat de oude grondslagen blijven bestaan en de gevel slecht» voor 2/3 van af 80 c.M. boven de stotp geheel Dieuw wordt opgetrokken, gezegd kan wordeo, dat voor dit te vernieuwen gedeelte zelve (dat dus eerst op 80 c.M. boven de stoep be gint) de bepalingen omtrent de rooilijn gesohreven kanoen zyn. Het komt mij voor, dat deze vraag niet anders dan ontkennend kan worden beantwoord. Tot zoover het juridisch gedeelte. Mair ook op billgkheidsgronden kan ik mjj n.at vereenigen mei het voorstel van B. en W. Het betreft bier een winkelhuis op goeden stand, waarin gedurende tal van jaren zaken van uiteen loopenden aard met succes zijn uitgeoefend. Het vooruitspringend gedeelte van het huis geeft aan een winkelzaak een bijzonder gunstige gelegenheid tol uitstalling. Het .aanzien doet gedenken" is voor een winkel van directe toepassing. Nog afgescheiden van de uitstalling geeft reeds het vooruitspringen desgevels een pakkende reclame. Ik zou het onbillijk vinden, indien bier een besluit mocht vallen om den gevel 60 c.M. te verplaatsen, betgeen B. en W. vooral ellen, 't I» waar, de straat sou daar ter plaauc das 60 c.M. breeder kunnen worden, maar deze verbetering voor 't algemeen zou komen geheel voor rekening van den eigenaar, zonder dat daartegenover eenige vergoeding zou staan. Dit klemt te meer nu de Raad zich onge neigd heeft betoond, het perceel aan te koopen. Ten bewijze hoeveel gewicht er aan gehecht wordt, dat een winkelzaak een ruime gelegenheid aanbiedt om het publiek iu de gelegenheid ts stellen de uit stalling van meer dan tien zyde tc kunnen zion, bewijst op dit oogeublik een winkelier aan de Lsn- geslraat, die zich een betrekkelijk groote uitgave getroost, ten einde meer bezichtigingsruimte van de publieke straat te verkrygeD. En iemand uit ons midden ging nog niet lang geleden van een zelfde plan zwanger, om daardoor zijn winkelzaak een nog meer in het oog vallende plaats te verzekeren. We kunnen, met deze gegevens voor ons, liet dus als een vaststaand feit aannemen, dat een win kelhuis met voorsprong, voor uitstalling, ent. zeer begeerlijk is en een zoodanig huis als winkelhuis voordeelen aanbiedt boven andero. En juist dit voordeel stellen B. en W. voor, deD eigenaar te ontnemen. Ik acht dan ook onjuist de bewering van B. en W., dat door het 60 c. M. achteruit zetton van den voorgevel hel perceel niet aanmerkelijk iD waarde iou verminderen. Ik vermeen zelfs, dat, als winkelhuis, de meer waarde, die het thans bezit, geheel wordt opgeheven, want bij een terugzetting van den gevel wordt de voorsprong tóo weinig doeltreffen I, dat we de waarde daarvan gerust kunnen brengen tot nul. De overblijvende ruimte wordt dan te klein om aan het doel te beantwoorden. Maar er is meer. Na een door my ingesteld onderzoek in loco is my gebleken, dat die verandering den eigenaar bovendien op groote kosten zou jagen, wjjl dan voor den nieuwen gevel ook geheel nieuwe fundamenten moeten worden aangelegd, hetgeen met den eigenaardigen bouw dor grondverdieping (er is bijv. nog een kelder onder de straat) naar mijn gevoelen met groote bezwaren gepaard zou gaan, nog afgescheiden van het financieel nadeel. Dit zelfde bezwaar doet zich gelden, indien de gevel geplaatst zou worden in de richtingslijn van het meest achterwaarts gelegen perceel. Ook kan ik my niet vereenigen met de voor»t»lling on B. en W. als zou, door den gevel 60 c.M. achterwaarts to brengen, het verzoek van adressant gedeeltelijk worden ingewilligd. Neen, adressaut wenscht te bouwen op het bestsan blijvende gedeelte van deu gevel (ongeveer van den tegenwoordigen toestand) en wil dus de voorsprong van 1.20 M., zijn wettig eigendom, ongeschonden handhaven. Nog zeggen B. en W. in hun voorstel, dat: .indien aan adressant wordt toegestaan zijn gevel in die lijn te plaatsen (dal is dus 60 cM. schterwaarts) dan door wijziging van den binnenbouw vsn bet perceel zooveel ruimte gewonnen wordt, dat aldaar ongeveer evenveel ruimte verkregen zal worden, als er op da oorspronkelyko teekening over kon worden beschikt". Deze redeneering wil er bij mij niet in. Gelegenheid tot uitbreiding is er niet. Aan alle zyden is het perceel door gebouwen ingesloten. Waar dus over de volle gevelbreedte 60 c.M. van de ruimte wordt afgenomen, kan het niet uitblijven of bet perceel wordt zooveel kleiner. Of bijv. een trap rechts of links wordt geplaatst, vóór of achter in 'l perceel, steeds zal de daarvoor benoodigde ruimte, waar ook aangebracht, de zelfde blijven en welke indeeling in het perceel ook gemaakt wordt, te allen tyde zal de ruimte van het grondvlak aanmerkelijk verminderd wordon by achteruitzetting van den gevel. Op gronden v»n een en ander stel ik voor, tot vernietiging van het besluit van B. en W. over te gaan en bet oorspronkelijk verzoek van adressaut toe te sta <n. De heer Joiissen: Het juridisch betoog van deu heer Van Duinen heb ik, zeker omdat ik geen jurist ben, niet kunnen volgendoch de heer Van Duinen heeft gezegd, dat het voorstel van B. en W. een onbillijkheid zou bevatten omdat de Gemeente geweigerd zou hebben, het perceel te koopen. Mij ia van het laatste niets bekend althans in een openbare Raadszitting is daarover niet gesproken. De heer Van Duinen: Het was in een zitting met gesloten deurm, waaromtrent geen geheimhouding is opgelegd. De Voorzitter: B. en W'. kunnen op de vraag van den heer Jorissen geen antwoord geven omdat de zaak is behandeld in een zitting met gesloten deuren. Wethouder Sanders: Het spijl me te moeten zeggen, dat de heer Van Duinen zich schromelijk vergist. De heer Van Duinen brengt in verband art. 40 met art. 30, doch dat die geen verband hebben, begrijpt een klein kind. De heer Van Duinen zegt, dat art. 40 geen beroep geeft op de Woningwet; wel, dat is ook nooit gezegd. De heer Van Duinen gaf dan ook geen enkel steekhoudend argument in zijn juridisch deel. Gaan we over tot de billijkheids-motieven. De heer Van Duineo zon werkelijk goeddoen door zich over technische zaken niet zoo pertinent uit te laten. De heer Van Duinen zegt: een trap is een irap. Maar er zjjn trappen en trappen en juist door het verplaatsen van de trap is ruimte te rug gewonnen. Nu het hoekraam. Naar mijn overtuiging is door een goed ge bruik van spiegelruiten daar ter plaatse zeer veel te verkrijgen. Als de eigenaar volgens het voorstel van B. en W. moet bouwen dan mag hem dit wat duurder uitkomen, maar daardoor verlieBt hij noch ruimte, noch gelegenheid tot reclame. Het voorstel houdt rekening met de belangen zoowol van de Gemeente als van den eigenaar, tegen over wien geen enkele onbillijkheid vrordt begaan. Juridisch juist is, dat de eigenaar volstrekt geen recht heeft om te bouwen op de oude fundumenten. De heer Van Duinen: Ik ben het niet eens mot den Wethouder en diens interpretatie van art. 40 en acht dit niet nieuw-bonw, doch ver-bouw. Ikperóiiléer bij mijn meeDing. Waar de trap ook wordt geplaatst, gaat er ruimte verlorendat valt niet te betwisten. Ook het argument van de spiegelruiten kan niet geldenverleden j'aar heeft men daarop óok al gewezen; du wil men gebruik daarvan maken en men verhindert dit. De heer Kroes: De heer Vun Duinen zou dus wenschen, dal op een oude fundeering maar een nieuwe gevel kon worden gebouwd. Dat gaal niet op. B. en W. zouden dan nooit de Bouwverordening kunnen toepossen. Ik ga volkomen mee met den Wethouder vun Openbare werken en iuich toe, dat B. en W. dispensatie willen verkenen en de billijk- heid willen betrachten. Ik geloof, dat adressant daarvoor dankbaar zal zijn. De heer Van Duinen: Adressant zal er noch dankbaar m ch bly om zijn. Het is niet een verkonen van dispensatie, dooh een verkor ten van rechten. De heer Kroes: Als dit laatste wnnr is, wat ik intusechen niet geloof, dan zou ik adressant in overweging geven, zich er niet bij neer te *Iiêt voorstel van B. en W. wordt nu aange nomen met op 2 uu algomeene stemmen, die van de heeren Rijkons en Van Duinen. 16. Voorstel van Burgemeester en Wethou ders betreffende een beroep, ingesteld door A. Builenbos tegen een afwijzende beschikking, door Burgemeester en Wethouders op een bouw- aanvrage gegeven. Het afwijzend voorstel, waaromtrent geen me- dedeelin. en worden gedaaD, wordt aangenomen z. d. of h. st. De afdeeiiDgen vun den Raad vergaderon nog deze week ter behandeling van de salaris-voorstellen. De Kamer van Koophandel en Fabrieken heeft in besloten vergadering onder meer besproken bet eerste ontwerp voor den aan staanden winterdierist op de spoorwegen. Zij besloot baar bezwaren ter kennis te brengen van den Minister en daarvan mede deeling te doen aan de Pers. In haar schrijven wijst zij op de slechte aansluiting met het Zuiden des lands, vooral Limburg. Immers de ochtendtrein, die om 7 uur van hier zal vertrekken, komt om 7.49 te Nijmegen aan, terwijl de eerst volgende trein naar Maastricht uit Njjmegen vertrekt om 9.42, dus bijna twee uur later. Dit werd naai de meening der Kamer te voorkomen dooi den trein, die om 10.06 uit Amersfoort te Nijmegen zal aankomen niet 18 minuten to Amersfoort le doen wachten, doch iets harder te doen rijden. De aansluiting via Utrecht acht de Kamer nog meer ondoelmatig, omdat da reis zooveel langer duurt. Ten andere wees de Kamer op de slechte uansluitingen te Utrecht. De N. C. S.-treinen komen te Utrecht aan om 7.17, 8.14, 8.40 eu 9.07 (buurl-station), terwijl de S. S.-treinen vertrekken om 7.04, 8.12, 8.32 en 9.08, zoodat men steeds een huif uur te Utrecht zal moeten wachten, tenzij de N. C. S. wat eerder aankomt dan wel de S. S. iets later vet trekt. Op de derde plaats merkte de Kamer op, dat tusschen 11.25 en 1.25 geen trein van Amersfoort naar Utrecht vertrekt zoodat o. a, reizigers, die om 12.25 uit de richting Apel doorn te Amersfoort aankomen, op den vol len middag hier een uur moeten wachten. De Kamer verzocht Z. Exc. voorziening van deze bezwaren. Bereids zijn, evenals vorig jaar, vanwege het Gemeentebestuur maatregelen genomen ter voorkoming van cholera-besinetting. Na korte ongesteldheid is in den afge- loopen nacht op 59-jarigen leeftijd overleden de heer J. G. van der Geest, adjunct-opper- brandmeester. Ook de heer H. Elbersen, evenals de heer J A. Th. van Wessura student van het seminarie te Rijsenburg, zal aanstaanden Maandag de priesterwijding ontvangen. Mejuffrouw J. C. IJ perlaan staat op de voordracht ter benoeming tot onderwijzeres aan school 9 te Arnhem. De heer J. van Dierraen behaalde de hoofd akte, mejuffrouw A. Godvliet de akte Engelsch, en mejuffrouw W. E. M. Hakken berg van Gaasbeek de akte Franscb, Lager onderwijs. De heer D. Crap Hellingman is benoemd tot Directeur van het post- en telegraafkan- te f' Ook de banketbakkers hier ter stede zullen, om de hooget-e kosten van alle bestanddeelen, den prijs der taartjes met éen ceot verhoogeo. Bij den inspecteur der infanterie bestaat hel voornemen, bevorderingslgsten van het kader in te voeren. Op die lijsten zullen worden aangeteekend de datums waarop de kaderleden zijn geplaatst op de candidaten- lijst voor hoogere rangen, alsmede de tijd stippen van hun bevordering. Tevens is een gedeelte der bladzijde, gereserveerd met het hoofd «diversen", bestemd voor de beoor deeling van den patiënt door corapagnies- en bataljonscommandant. Als motief voor de invoering van bedoelde bescheiden wordt aangevoerd «beperking van schrijfwerk". Het mag verwondering wekken, dat der gelijke staten, vó >r 1900 bij het wapen der infanterie in gebruik, werden afgeschaft ter beperking van sv-hrijfwerk. De Minister van Oorlog heeft bepaald, dat militairen die als adspirant-onderol'ücier in dienst zijn getreden en volJaau hebben aan de eischen voor den rang van sergeant, tot dien rang kunnen worden bevorderd óok

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1910 | | pagina 2