Dinsdag 13
December 1910.
No. 7905.
60e Jaargang.
KOSTELOOS.
UITGAVE:
FIRMA A. H- VAN CLEEFF
AMERSFOORT.
franco ■per AAvartt^l Z(iterda9m^dag- Abonnement per 3 maanden fi.—
abonnelntPSncUe wfi?van^H.f 60 cent: e,k" 1 R«
tanei op
Wie zich thans doet in
schrijven als abonné
op de Amersfoortsche
Courant ontvangt de
tot 1 Januari ver
schijnende nummers
centelke regel meer 10 cent. Bij regel-
advertentiën "ner T^rriT811 l8» °P aanvi'aa8 kosteloos. Legale, officieële- en onteigenings-
htte S pïïuSta IW Beoilm- W* f 1.25, elke r„g.l a,e,r f 0.25. Gr
evenals afzonderlijke numm?™0°ce™t°erS '"ordeD m ™kening gebracht en kosten
Bij advertentien van builen de stkd worden de inrasseerkotten
KORTEGRACETB
i rekening gebracht.
Postbus 9.
Telefoon 19,
Nq 't jaar ten einde loopt,
Wie in deze dagen de uitstallingen
der boekwinkels bekijkt, zal niet minder
dan door de étalages van de handelaars
in kachels er aan herinnerd worden, dat
het jaar ten einde loopt. We vliegen dat
einde te gemoet en, al is 't nu nog zoel en
voorjaarsweer straks is 't officieel winter
en spoedig en dit is achter elk boek-
winkelraam te zien verandert weldra
het jaarcjjfer1910 wordt 1911. In de
meest bonte verscheidenheid, met den
humor der Engelschen, de gemoedelijke
poëzie der Duitschers, den goeden smaak
der Franscben en den kunstzin der Ne
derlanders liggen er de kalenders met
de vermelding van den naderenden onbe
kende. Men gevoelt het, we zijn nog in
1910, doch dicht aan het einde; nog in
het oude, maar we zien het nieuwe reeds
aankomen.
Er was een tijd, dat naast den kalen
der de almanak in gebruik en zelfs in
veelvuldig gebruik kwam.
Arme almanakkenHun tijd, hun
glorietijd is voorbij. En toch kon men
en kan men nóg op zulk een een
voudig boekdeeltje dikwjjls toepassen de
zoo juiste latjjnsche uitspraak plus babet
in recessu quam in fronte promittit, of,
vrij vertaalder zit meer in dan men
denkt.
Welk een studie, eer een almanak
goed in elkaar zitEen goede almanak
ten minste. Schrijft niet Staring op het
titelblad van zijn in Nederland beroemden
„Laudbouwaimanak" iets als het vol-
„In den almanak vindt je de waarheid,
Gerrit Jan,
De krant en het weerglas bedriegen
alleman"
Eu ieder weet, hoe m o e i 1 jj k de
waarheid is te verkrijgen.
Er kwam een tjjd, waarin het met de
waarheidsliefde der almanakken niet
meer al te be3t stond. Het was. toen zij
zich waagden aan voorspellingen, van
gebeurtenissen zoowel als van het weder.
Voorspellingen zjjn altijd aan teleur
stellingen onderhevig, tenzij dan de pro
fetie gedaan worde in den voor allerlei
uitleggingen vatbaren vorm, dien het
orakel der oudheid daaraan gaf. Bekend
is de anecdote van den man. die een
destijds zeer beroemden almanak uitgaf,
van Mattbieu Laensberg, vervaardiger
van den Luikschen Almanak van lodo.
Laensberg deed ook aan weervoorspel
lingen en toen de kanunnik hg was
kanunnik, zoo wordt er beweerd op
een goeden dag zijn nichtje allerlei weer
voorspellingen voor bepaalde data dic
teerde en voor den 23sten Augustus geora
keld had: „Storm, gepaard met slagregen
viel bet meisje hem in de rede en zeide:
„Maar, oom, dan is u jarig".
„Ik wil zeggenmooi weer, kindbe
stendig mooi" antwoordde de groote
man.
Ook de beroemde profetieën van Michel
-Nostradamus, die bijna honderd jaar
vroeger verschenen, zullen wel niet altijd
voor zjju tjjdgenooten onomstootelijke
waarheden bevat hebben. Een exemplaar
vanzyn boekje, in 1568 „met permissie"
te Lyon bjj jBenoist Rigaut uitgegeven,
ligt vóór ons. Bij het doorbladeren van
de duizend quatrjjnen, die jaar voor jaar
tien eeuwen en in éen quatrjjn per
jaar ontsluieren voor den lezer, staat
men echter verbaasd over den arbeid,
die aan de samenstelling is besteed, en
men stemt van ganscber harte in met
den wensch, uitgedrukt in het eigen ge
maakt grafschrift„Nakomelingschap,
benijd hem zjjne ruste niet".
Maar, waarheidlievend of leugenachtig,
de almanakken hebben hun geschiedenis
en er is wel iets van te vertellen, dat
niet algemeen bekend is.
Het woord „almanak" is op zichzelf
reeds iets niet gewoons. Ot de geleerden
het- in de^laatste jaren over zijn afleiding
eens zijn geworden, is ons niet bekend.
Een jaar of tien geleden bestonden daar
omtrent, zoo we ons niet vergissen, ver
schillende meeningen. Intusschen nam
men in den regel aan, dat het van
Arabischen oorsprong is en „telling der
maanden" beteekent. Daaruit zou men
dan aanstonds het doel van deo almanak
verklareneen tijdrekeningstafel.
Nu moet men niet verwarren kalen
der en almanak. Tusschen deze beide
is bet zelfde verschil als tusscben een j
gladde 'japon en een galatoiletje. De
oorspronkelijk kalender, die waar- j
schijnlijk vóór den almanak bestaan heeft, i
bepaalde zich tot de aanwijzing der dagen,
maanden en jaargetijden. De a 1 m a n a k
gaf behalve dat óok de kerkelijke feest
dagen. De Christenen der eerste eeuwen
maakten er gebruik van, en geen wonder.
De Romeinen hadden hun fasti, d. w. z.
een soort van registers, waarin de jaar-
verdeeüng, de overwinningen, de namen
der consuls en der censoren en de voor
naamste gebeurtenissen uit het verleden
vermeld stondeu. De kalender der eerste
Christenen bestond waarschijnlijk uiteen
astronomischen kalender, een opgave der
kerkelijke feesten, de namen der Ro-
meinsche Keizers, der opperpriesters te
Rome en der veertien landstreken des
Rijks. Zulk een almanak moet er te
Rome gepubliceerd zjjn in het jaar 333,
terwijl daarvan een „veel verbeterde en
vermeerderde" uitgave (we haddeu bijna
gezegd: druk) in 354 verscheen.
De groote vlucht der almanakken zou
eerst beginnen na de uitvinding der
boekdrukkunst. Die daaraan voorafgaan,
zijn nog maar weinig in aantal, hoewel
alle volken, die eenige kennis hadden
van astronomie zooals de Chiueezen, de
Iindiërs, de Egyptenaren en de Grieken
waarschijnlijk ook hun almanakken
gehad hebben.
Den eersten almanak, die in druk
verscheen, moeten we zoeken te Weenen.
Het was in het jaar 1460 of daarom
trent. Hij was gemaakt „pro pluribus
anni9'\ voor onderscheidene jaren. George
van Peurbach of Purbach was de ver
vaardiger. Daarna, in 1474, kwam Regio-
montanus met een almanak voor den
dag, die in het Duitsch en in het Latijn
werd uitgegeven. In 1491 verscheen er
weer een bij den beroemden boekdrukker
Engel te Weenen en in 1493 zien we ze
*4/
a
in Frankrijk. Eenmaal daar aangeland,
neemt de almanak al spoedig een guitig
tintje aan, dat vooral uitkomt inleen
van de vele almanakken, die door Rabe
lais, den snaakschen pastoor van Meudoti,
gepubliceerd werden. Deze Rabelais was,
zooals men weet, een zeer geleerd man,
een schrijver van talent, doctor in de
geneeskunde, hoogleeraar in de astrono
mie, enz. enz., maar boven alles een
SDaak. En wanneer hjj nu een zeer ern-
stigen, zeer geleerden almanak beeft ge
schreven, moet hjj zich eens verzetten
en schrijft hjj onmiddellijk zjjn Panta-
grueline prognostication, waarin we bij
voorbeeld bij het derde hoofdstuk kunnen
lezen Over de ziekten van dit jaar
„In dit jaar zullen de blinden weer
weinig zien, de dooven vrij slecht booren,
de stommen te nauwer nood spreken,
de rijken zich een weinig beter bevinden
dan de armen, en de gezonden beter dan
de zieken", enz. enz. enz.
't Was alsof de vrooljjke Rabelais by
tijden een loopje nam met den geleerden
Rabelais en zich eens lustig maakte over
de voorspellers der toekomst.
In de vijftiende eeuw, toen^de alma
nakken bij honderdtallen en jaarlijks
werden uitgegeven, vindt men echter in
een dier periodieken, waarin voortdurend
„het einde der wereld" werd aangekon
digd, een voorspelling, die bijna aan
almanak-profetie zou doen gelooven. Het
is in het „Livre de 1' Estat et mutation
des temps" van Richard Roussat, uitge
komen te Lyon, in 1550 bij Guillaume
Rouille. Indien een der lezeressen of
lezers het soms mochten bezitten, felici-
teeren we hem er meê. Het is goud
waard.
In dit boekje worden de jaren 1789 en
1814 uitdrukkelijk aangeduid als te zullen
aanbrengen „zeer groote wijzigingen, en
veranderingen, zoowel wat volkereu als
wetten aangaat''. De jaren worden voluit
genoemd„environ les ans de Nostre
Seigneur mil sept eens octante et neut"
en „environ vingt-cinq-ans après" (om
trent de jaren Onzes Heeren 1789"
„omtrent 25 jaar later").
Zooals men ziet, wordt er iu de vijf
tiende eeuw reeds druk aan het voor
spellen gedaan. Er werd gespeculeerd op
de licbtgeloovigheid der menschen en
hiervan zóózeer gebruik gemaakt, dat
een tijd lang in Frankrijk verboden werd
aan „alle drukkers en boekhandelaars,
te drukken en te verkoopen noch boeken,
noch prognosticaties, noch almanakken,
noch boeken over geneeskunde", tenzjj ze
speciaal daartoe werden gemachtigd, op
straffe van boete en opsluiting.
De eerste, werkelijk recht nuttige al
manak in Frankrijk dateert van 1679,
Het is de „Almanach Royal", waarin
behalve "de tijdrekening ook allerlei in- t
lichtingen van administratieven aard,
feestenden verjaardagen van het Konink
lijke huis, namen van hoogwaardigheids-
bekleeders, enz. enz. gevonden worden.
Deze Koninklijke Almanak kreeg weldra
een groot debiet. Overal werd hij gevon
den. Hjj was eenigszins de voorlooper
van de nog steeds verschijnende, nog
steeds voor journalisten ten minste
onmisbare „Almanach de Gotha", die in
1763 voor het eerst verscheen en van
welke die voor 1804 weer goud waard is.
Inmiddels waren naast deze „alma
nakken van zaken" ook „almanakken
van genoegens" in de wereld gekomen.
Er is bjjna geen klassenaam, dien men
met in verbinding met het woord alma
nak op den rug van een of ander perio
diekje kan weervinden. De Muzen-alma
nak is bekend, maar er was ook een
Lekkerbekken-ahnanak, een Jouge-raoe-
ders-almanak, een Algemeene-broeder-
schaps-almanak, een Eerste-Communie-
almanak, een Correctioneele-politie-alma-
nak, enz. enz. enz.
Langzamerhand werd de kalender bijzaak,
de verhaaltjes en de gedichtjes werden
hoofdzaak en zoo veranderden de alma
nakken in min of meer letterkundige
jaarboekjes met een kalender voorin en
het woord almanak op den rug.
Eertijds werd de almanak onderwezen
op de scholen, 't Was vóór de uitvinding
der boekdrukkunst door Guiten berg. De
kinderen leerden hem van buiten, omgezet
in zeldzaam leelyke verzen. Nu heeft hij
zijn prestige verloren. De kalender heeft
deu almanak overwonnen. Behalve eenige
ernstige, zakelijke en onmisbare alma
nakken (de „Staats-almanak" byv. en
de reeds genoemde „Almanach de Gotha"
en de „Amersfoortsche Almanak") zjjn er
haast geen meer te vinden. De groote aan
trekkelijkheid, die ze vroeger hadden,
hebben ze voor ons niet meerde profetie
is niet meer van onze gading.
Aan voorspellingen doen we niet meer.
Ten minste, we doen, alsof we er niet
meer aan gelooven. Want dat ongeloof
behoort bg een goede opvoeding, evenals
de almanak by den ouden tijd.
Neen, zeker, bijgeloovigheid bestaat
niet meer, nergens Wat de couranten
daarvan nog nu en dan berichten och
Staring heeft immers al aangeduid, wat
couranten waard zijn
A. C.
Hoe men tegenwoordig
oorlog voert.
Een kleine vijftig millioen voor kustverde
diging; 't is weggeworpen geld, zegt er een.
En als een ander dan beweert, dat Enge
land, tegelijk met een oorlogsverklaring aan
Duitscbland, onze havens kan hebben, over
meesterd, noch eer wjj aan verdediging zouden
kunnen denken indien wij niet altyd tot
verdediging gereed zijn, dan baalt de Iaat-
maar-waaien-naan zjjn schouders op.
't Zal zoo'n vaart niet loopen, meent hjj.
Nu vinden wij in »Der Russiscb-Japanesische
Krieg", een officieele uitgave van den Gene-
ralen staf te Petersburg, een eerljjk verbaal
van de verrassing van Port-Arthur in 1904.
Welk een vaart een moderne oorlog loopt,
leert dat verbaal.
Vreedzaam sliep alles te Port-Arthur in
den Dacht van 8 op 9 Februari 1904, zonder
te vermoeden, dat de Japanners met torpe-
dobooten reeds de vesting naderden en dade
lijk de vjjandelijkheden zouden beginnen.
Men sliep. Immers een oorlogsverklaring was