t 1 V vu. llenden aard. ergunning van Burgemees- en, kelderingangen, kelde- ke, in of onder den open- stoepen of andere voor- ven, te veranderen of te l ïgen, keldergaten en kel en zich bevinden in of laraan grenzende stoepen rel ijk met de straat, stoep .oor stevige roosters, waar- jafstand van elkander ver- :zij door houten of ijzeren [ingangen en keldergaten lenen, de luiken zoodanig t openzetten in verticalen orden. ;rgunning van Burgemees- openbaren weg of daar- of anderen voorgrond of ir, hek, venster of luik te .eren of te hebben. ran toepassing op ven- rkant ten minste 3 Meter aaraan grenzende onafge- d verwijderd is. of luiken, als bedoeld in it zijn, dat zij, geopend lansluiten. :rgunning van Burgemces- ng palen, hekken of an- bordessen, stoepen, trap en dergelijken, niet val- maken, te vernieuwen, te m. esrgunning van Burgemeester .fflieschermen, lantaarns, uit- i|feenïg voorwerp, hoe ook gif boven openbaar water te eiaeren of te hebben. esrgunning van Burgemeester op palen, hekken, of an- voor zoover deze staan of weg of daaraan grenzende punten, pennen, snijdende of stekende (tie hebben, tenzij ter hoogte ipen baren weg of daaraan •f andere voorgronden. Êrgunning van den Gemeen teen doorgang onder eene tabaar water te maken of te ejrgunning moet de eigenaar t|nden na de uitreiking van de overgang of doorgang treden dezer verordening 2e 1:M van dit artikel van 4- >in, die gelegen zijn aan den vté af te scheiden dan door een len hek ter hoogte van 2 'ff 8 bedragen dan do helft van gemeester en Wethouders <jÓ afgeweken. gelegen is aan den open- jis verplicht, na ontvangst van en Wethouders, binnen grond van den openbaren ïUuiten of afgesloten te hou- t geplaatst ijzeren hek ter pieren weg. 1 snbaren weg mag het hek of «ndere steunpunten worden efeer bedragen dan de helft idg. kunnen van het in lid 1 timet dien verstande, dat de geschiedt, dan de in lid 1 strook grond, en den openbaren weg, gVan eene aanschrijving van minnen den daarbij gestelden itppenbaren weg, met goede 2e verharden of af te scheiden, rtf. i;van het Burgerlijk Wetboek cr een muur, schutting, heg, ten minste 1 Meter f hoogst gelegen perceel. t|. van Burgemeester bm weg of daaraan grenzende graven of daarin, of in cfjan. f Wethouders vergunning •liet begonnen, alsvorens de ilfi van den openbaren weg iiantore van den Gemeente- ifenbare weg wordt van e perceel de daarin gelegen |oldoenden toestand houdt :en, wanneer die vol zijn, na ontvangst van eene desbetreffende aanschrijving van Burgemeester en Wet houders, binnen een bij de aanschrijving te bepalen termijn de riolen en goten te herstellen en de privaatputten te doe- ledigen. Indien de riolen, goten of privaatputten geheel of ge deeltelijk liggen in perceelen, we'ke daarvan geen nut of gebruik hebben, zal de herstelling of lediging door Burge meester en Wethouders aan den eigenaar van het perceel, dat daarvan nut of gebruik heeft, gelast worden en zal de eigenaar van het perceel, waarin de riolen, goten of pri vaatputten gelegen zijn, na ontvangst van eene desbe treffende aanschrijving van Burgemeester en Wethouders verplicht zijn, de voor de herstelling of lediging noodige werkzaamheden op zijn perceel te gedoogen. Art. 90. 1. De eigenaar van een onafgesloten stoep of anderen voorgrond, die aan den openbaren weg grenst, en die in zooöanigen staat verkeert, dat zij gevaar voor de veiligheid oplevert, is verplicht, na ontvangst van een aanschrijving van Burgemeester en Wethouders binnen den daarbij gestelden termijn, zoodanige maatregelen te nemen, dat het gevaar voor de veiligheid is opgeheven. Art. 91. 1. Onverminderd het bepaalde in art. 22 der Woning wet is de eigenaar van een gebouw of getimmerte, dat geheel of gedeeltelijk wegens bouwvalligheid gevaar op levert voor de veiligheid van personen, verplicht, na ont vangst van eene met redenen omkleede aanschrijving van Burgemeester en Wethouders, dadelijk de noodige voor- loopige voorzieningen aan te brengen en het bouwvallige binnen den door hen daarbij bepaalden tijd in zoodanigen staat te brengen, dat het gevaar voor de veiligheid van personen is opgeheven. 2. Hij is bovendien verplicht, na ontvangst van een aanschrijving van Burgemeester en Wethouders, binnen den daarbij gestelde termijn te hunnen genoege het bouwvallige te onderstutten en van de omgeving door een schutting af te sluiten. Art. 92. 1. Het is verboden, zonder daarvan tijdig vooraf, kennis gegeven te hebben aan Burgemeester en Wethouders, een gebouw geheel of gedeeltelijk te slopen. 2. In spoedeischende gevallen mag gesloopt worden zonder vooraf aan Burgemeester en Wethouders kennis gegeven te hebben, mits zoo spoedig mjgelijk alsnog de kennisgeving geschiede. Art. 93. 1. De eigenaar van een gebouw of getimmerte, dat tengevolge van brand of eenig ander ongeval heeft opge houden aan zijn bestemming te beantwoorden, is, indien hij binnen een jaar na den brand of het ongeval niet tot wederopbouw of herstelling is overgegaan, gehouden de overblijfselen van het gebouw of getimmerte, na ontvangst van een aanschrijving van Burgemeester en Wethouders, binnen den daarbij bepaalden termijn, af te breken en op Art. 94. i. De eigenaar van een pomp of put waarvan het water door Burgemeester en Wethouders als schadelijk voor de gezondheid is afgekeurd, is verplicht na ontvangst van een daartoe strekkende aanschrijving van Burgemeester en Wet houders, binnen den daarbij gestelde termijn, de pomp of put op te ruimen en te dempen. Art. 95. 1. Indien in de nabijheid van een woning een gemeente riool gelegd wordt, is de eigenaar dier woning verplicht, na ontvangst van een aanschrijving van Burgemeester en Wethouders, binnen den daarbij gestelden termijn, de woning op de wijze en onder de voorwaarden, vermeld in art. 47, ten dienste van den afvoer van huishoudwater, op zijn kosten aan het gemeentelijk riool aan te sluiten. Hoofdstuk VHI, Vergunningen door Burgemeester en Wethouders te verlcenen en beroep op den Raad. Art. 96. 1. Ter verkrijging van de vergunning, bedoeld in art. 5 eerste lid onder a der Woningwet, moet het daartoe strekkend verzoek schriftelijk bij Burgemeester en Wet houders ingediend worden. 2. Het verzoekschrift vermeldt de kadastrale aanduiding, eene nauwkeurige opgave van de ligging, belending en toegangen, den aard van het werk en de bestemming van het gebouw en moet onderteekend zijn door den aanvrager. 3. Indien de aanvrager niet zelf het werk uitvoert, ver meldt het verzoekschrift tevens den naam en de woon plaats van den bouwmeester, aannemer of werkbaas, die met de uitvoering is belast. 4. Het verzoekschrift gaat vergezeld van de noodige teekeningen en eene beschrijving een en ander in tweevoud. 5. De teekeningen moéten zijn vervaardigd op een schaal van ten minste '/ïoo en moeten bevatten en aantooncn a. de indeeling van den plattegrond en van de ver diepingen van het op te richten of het te vernieuwen gebouw b. de ingeschreven maten van de vertrekken c. de ingeschreven maten der gangen, portalen, trap pen en van den hoofdtoegang d. de ingeschreven dikte uer muren en de doorbre king daarvan door deur-, lichtraam-, kast- of anaere openingen e. den vorm en de afmeting der gevels, de plaatsing en grootte der deur- en raamkozijnen ventilatie-openin- gen, alsmede de afmeting der over de straat uitstekende deelen van het gebouw en de plaats, waar deze worden aangebracht f. ten minste een doorsnede, waaruit blijkt: ie. de hoogteligging van den vloer van den kelder of de kelderverdieping, van den vloer op den beganen grond ten opzichte van het peil, dat het aangrenzend terrein heeft, indien ophooging niet noodig wordt ge oordeeld, of, indien ophooging noodig wordt geoor deeld, na behoorlijke ophooging verkrijgt ze. de diepte van ontgraving en de aanvulling onder het gebouw 3e. de open ruimte onder de vloeren in verband met de luchtroosters 4e. de samenstelling en ingeschreven afmeting van de fundeering en van het tras- of cement-raam 5c. de hoogte der woontrekken en verdiepingen 6e. de hoogte der gebouwen. g. de horizontale onderlinge afstanden en afmeting der balken met ingeschreven maat, alsmede de wijze en plaat sing der verankering h. de wijze van de bekapping met ingeschreven maat voorden ouderlingen afstand derkapspanten en gordingen, alsmede de afmeting der spant- en gordingbalken i. den aanleg en de plaatsing van stookplaatsen en rook leidingen k. de middelen tot afvoer van huishoud- en hemel water, van ftecaliön en andere stoffen in verband met de bestaande of nieuw aan te leggen privaat- en zink putten. riolen of afvoerbuizen van het gebouw 1. de wijze van aanvoer van drinkwater en de inrich ting en luchtverversching der privaten m. de wijze van toevoer van lucht in ieder woon- of ander vertrek, met opgaaf van de afmeting tot welke een raam of andere ventilatie-inrichling kan geopend worden. 6. Bovendien moet een situatie-teekening op een schaal van ten minste J/2Ü0 der ware grootte worden overgelegd, aangevende de aangrenzende perceelen, den vorm van het terrein en welk deel daarvan zal worden bebouwd. 7. Uit de beschrijving moet blijken of aan de eischen dezer verordening wordt voldaan, voorzoover dit niet reeds uit de teekeningen zelve blijkt. 8. De teekeningen en de beschrijvingen moeten ten genoege van Burgemeester en Wethouders vervaardigd en door den aanvrager onderteekend zijn. 9. De aanvrager is verplicht, aan Burgemeester en Wethouders de door hen verlangde nadere teekeningen en opgaven, behalve of ter vervanging van de reeds ingediende, over te leggen. 10. Burgemeester en Wethouders hebben de bevoegd heid, vrijstelling te verleenen tot het voldoen aan éen of meer der onder lid 5 gegeven voorschriften. Art. 97. 1. Ter verkrijging van een vergunning, niet bedoeld in art. 5 eerste lid sub a der Woningwet en vereischt volgens deze verordening, moet het daartoe strekkend ver zoekschrift bij Burgemeester en Wethouders worden inge diend. 2. De verzoeker is verplicht, alle gegevens te verschaf fen, welke Burgemeester en Wethouders voor de beoor deeling van het verzoek verlangen. Art. 98. 1. Binnen een maand na de inlevering van al de ver langde gegevens wordt daarop door Burgemeester en Wethouders beschikt. 2. De beschikking kan bij een met redenen omkleed besluit telkens voor hoogstens éen maand worden verdaagd. 3. Indien binnen de voorgeschreven termijnen geen be schikking of verdagingsbesluit is genomen, wordt het verzoek geacht te zijn geweigerd. 4. Van iedere beschikking en elk verdagingsbesluit wordt zoo spoedig mogelijk den aanvrager een afschrift toegezonden. 5. Bij iedere beschikking wordt een vanwege Burge meester en Wethouders gewaarmerkt exemplaar der inge volge artt. 96 en 97 overgelegde teekeningen en beschrij ving aan den aanvrager teruggegeven. 6. Hij, aan wien de vergunning is verleend, is verplicht zorg te dragen, dat het afschrift der vergunning, met de daarbij behourende teekeningen en beschrijving, steeds op het werk aanwezig zij en op de eerste aanvrage vertoond worde aan hen, die met de uitvoering en het tcezicht op de naleving dezer verordening belast zijn. Art. 99. 1. Het beroep, bedoeld bij art. 5 lid 4 en art. 6 lid 2 der Woningwet, geschiedt binnen 30 dagen nadat den aanvrager de beschikking is medegedeeld, of nadat de in art. 98 voorgeschreven termijnen zijn verloopen, zonder dat een beschikking of veidagingsbesluit is genomen. 2. De indiening van het hooger beroep geschiedt in den vorm van een verzoekschrift. 3. Indien Burgemeester en Wethouders of eene com missie uit den Gemeenteraad naar aanleiding van het beroep den Gemeenteraad van advies dienen, wordt aan hem, die het beroep heeft ingesteld, op zijn verzoek, tijdig voor de behandeling door den Gemeenteraad inzage van het advies verleend. 4. De Gemeenteraad neemt zoo spoedig mogelijk eene beslissing. 5. Van het besluit van den Gemeenteraad wordt door Burgemeester en Wethouders onverwijld kennis gegeven aan hem, die het beroep heeft ingesteld. 6. Wijkt het besluit van den Gemeenteraad van dat van Burgemeester en Wethouders af, dan geldt de bedoelde kennisgeving als eene door Burgemeester en Wethouders gegeven beslissh g. Art. 100. 1. Een beschikking tot het verleenen van een voorwaar delijke vergunning of tot het weigeren van eene vergun ning is altijd met redenen omkleed. Art. 101. x. Indien binnen 6 maanden nadat Burgemeester en Wethouders of de Gemeenteraad vergunning hebben ver leend tot het uitvoeren van een werk, geen aanvang met de werkzaamheden is gemaakt, of indien de werkzaamheden een jaar lang onderbroken zijn geweest, wordt, indien geene verlenging van dien termijn is gevraagd en door Burge meester en Wethouders is toegestaan, de vergunning als vervallen beschouwd. 2. Wanneer de beschikking betrekking heeft op meer dan éen gebouw of woning, geldt deze bepaling voor elk gebouw of woning afzonderlijk. Hoofdstuk IX. Strafbepalingen. Art. 102. 1. Overtreding van de bepalingen dezer verordening wordt, voor zoover daartegen geen straf is bedreigd bij de artikelen 38 tot en met 43 der Woningwet, gestraft: a. wat betreft de overtreding van een bepaling, vastge steld krachtens art. x der Woningwet, met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van ten hoogste driehonderd gulden b. wat betreft de overtreding van een bepaling, vast gesteld krachtens art. 135 der Gemeentewet, met hechtenis van ten hoogste zes dagen of geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden. Art. 103. i. Indien hij, aan wien bij eenige bepaling dezer veror dening eene verplichting is opgelegd of een verbod gesteld wordt, een ander dan een uatuurlijk persoon is, zijn de bestuurders voor de naleving van daf voorschrift aanspra kelijk. Art. 104. 1. De handhaving en de uitoefening van het toezicht Uf, de naleving van de voorschriften dezer verordening wordt opgelragen aan den Gemeente-architect, den Inspecteur van het bouw- en woningtoezicht, de Gemeente-opzichters, den Directeur der Gemeente-reiniging, de ambtenaren van politic en, voor zooverre de voorziening tegen brandgevaar en de bepalingen omtrent het verwijderen van rook betreft, aan den Opper-brandmeester en de Brandmeesters. Art. 105. 1. Aan hen, die met de uitvoering'dezer verordening belast zijn, wordt de last verstrekt om, zoo zij dit daartoe noodig achten, al of niet afgesloten erven, alle niet als woning gebezigde gebouwen, en, met inachtneming der voorschriften van Je Wet van 31 Augustus 1853 (Staatsblad no 83), alle woningen, ook tegen den wil der bewoners, te allen tijde binnen te treden. Hoofdstuk X. Overgangs- en slotbepalingen. Art. 106. 1. Op de voltooiing van bouwwerken, waarvoor Burge meester en Wethouders vergunning hebben verleend, vóór het in werking treden dezer verordening, zijn de bepalingen - van toepassing, die van kracht waren tijdens het verleenen dier vergunning. Art. 107. i. De in deze verordening toegekende bevoegdheid tot het verleenen van vergunning, vrijstelling of afwijking, omvat de bevoegdheid tot het verbinden van voorwaarden aan de vergunning, vrijstelling of afwijking. Art. 108. 1. Het is verboden van eenige vergunning, vrijstelling of afwijking, krachtens deze verordening verleend, gebruik te maken, anders dan met inachtneming der voorwaarden, aan de vergunning, vrijstelling of afwijking verbonden. Art. 109. i. Het is verboden eenig voorwerp te hebben of eeni- gen toestand te bestendigen, in strijd met de of afwijkende van eenige bepaling der, tijdens het maken van het voor werp of het scheppen of ontstaan van den toestand, geldende verordening. Art. 11 o. i. Waar op het tijdstip van in werking treden dezer verordening een op dat tijdstip wettig bestaande toestand aanwezig is, voor welks voortbestaan deze verordening ver gunning van Burgemeester en Wethouders eischt, wordt die vergunning geacht verleend te zijn, totdat zij door hen wordt ingetrokken. Art. ui. 1. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd omtrent de hoedanigheid en samenstelling van bouwconstructies, bouwmaterialen, riolen en goten alsmede omtrent de be schikbaarheid en hoedanigheid van goed drinkwater al die onderzoekingen door een deskundige te doen verrichten, welke tot een juiste beoordeeling noodzakelijk zijn. 2. De eigenaar en de gebruikers van perceelen en ter- reinen, alsmede de uitvoerders van bouwwerken zijn ver plicht, dat onderzoek zonder belemmering toe te laten en al de noodige gegevens en de gevraagde inlichtingen te verstrekken. Art. 112. i. De bepalingen van deze verordening worden geachl. slechts te gelden voorzoover in het daarbij geregelde niel. is voorzien bij de Woningwet of eenige andere wet of Provinciaal reglement. Art. 113. 1. Deze Verordening kan worden aangehaald onder dei titel Bouwverordening". Art. 114. 1. Do voorschriften van Hoofdstuk V blijven gedurendt een jaar na het in werking treden dezer verordening buiten toepassing. Art. 115. 1. De bepalingen dezer verordening, voorzoover die vastgesteld zijn krachtens art. 135 der Gemeentewet, treden in werking op het zelfde tijdstip, waarop de bepalingen dezer verordening in werking treden, voorzoover die krach tens art. 1 der Woningwet zijn vastgesteld. Art. 116. Bij het in werking treden dezer verordening vervallen a. de Bouwverordening, vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Utrecht den 26 April 1906, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 5 Juni 1906, no. 71, en gewijzigd bij besluit van den Raad der Gemeente Amersfoort van den 3 September 1907 b. de Bouwverordening, vastgesteld door den Raad der Gemeente Amersfoort den 28 Augustus 1906 en gewijzigd bij besluit van 28 September 1909. Aldus vastgesteld door den Raad der Gemeente Amersfoort in zijn openbare vergadering van den 28 Februari 1911. De Voorzitter, WUIJTIERS. De Secretaris, J. G. STEXFERT KROESE. Zijnde deze verordening aan de Gedeputeerde Staten van Utrecht volgens hun bericht van den 14 Maart 1911, 3e afdeeling no. 814/731, in afschrift medegedeeld. En is hiervan afkondiging geschied, waar het be hoort, den 25 Maart 1911. Burgemeester en Wethouders van Amersfoort, De Burgemeester, WUIJTIERS. De Secretaris, J. G. STEXFERT KROESE. Snelpersdruk, Firma A. H. VAN CLEEFF, te Amersfoort.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1911 | | pagina 8