Donderdag 22
Juni 1911.
No. 7968.
60e Jaargang.
KOSTELOOS.
Waarheen?
AMERSFOORTSCHE COURANT.
Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen firma A. H. van Cleeff".
HOOFDREDACTEUR:
7. J. 7HBDERZZS.
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag- Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden /T.
franco per post f 1.15. Advertentiën 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bij regel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvr.iag kosteloos. Legale, officieële- en onteigenings-
advertentiën per regel 15 cent. Reclames 1—5 regels f 1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incas9eerkosten in rekening gebracht.
ZORTZGRACHT 9.
Postbus f
Telefoon 19
Wie zich met ingang van
1 Juli doet inschrij
ven als abonné, ont
vangt de tot dien
datum verschijnende
nummers
Kennisgevingen,
De Burgemeester van Amersfoort
brengt ter kennis van belanghebben, dat
in de Gemeente Stoutenburg een geval van
mond- en klauwzeer is voorgekomen.
Amersfoort, 20 Juni 1911.
De Burgemeester voornoemd,
WÜIJTIEBS.
De Burgemeester van Amersfoort,
brengt ter kennis van belanghebbenden, dat
in de Gemeenten Zegveld, Bunschoten, Odjjk
en Bunnik gevallen van mond- en klauwzeer
zijn voorgekomen.
Amersfoort, 21 Juni 1911.
De Burgemeester voornoemd,
WUIJTIERS.
Van den aartsvader Abraham staat
opgeteekend, dat hg, toen hij geroepen
was om zich te begeven naar de plaats,
die hg tot een erfdeel zou ontvangen,
uitging, niet wetend waar hg komen zou.
Ziedaar een woord wel geschikt om als
motto gesteld te worden op de eerste
bladzijde van de geschiedenis van elk
menschenleven. Want wij allen gaan uit,
zonder dat wg weten waar wij komen
zullen. Eiken ochtend zetten wij den tocht
door het leven voort en wie zal ons met
zekerheid zeggen kunnen, waar wij des
avonds belanden zullen?
Zie, in het dagelijksch leven zeggen
wg wel eens tot elkaar: „Het kan wonder-
lgk loopen in de wereld", doeleude op
een uitkomst, welke wij niet verwacht
hadden, zoowel ten goede als ten kwade.
Eigenlijk zjjn er maar heel weinig men.
schen, bij wie van de wieg tot het graf
alle dingen gaan langs ljjuen van geleide
lijkheid. Voor de meesten onzer is op het
tooneel des levens een avonturiersrol weg
gelegd. Eu dat is het, wat on9 wel een9
verontrusten kan.
Als wjj menschen zien tuimelen van
het voetstuk, waarop zij, naar wg meen
den, veilig stonden en tegen alle dingen
bestand, dan vragen wg ons wel eens af,
met angst in het hart, wanueer het onze
beurt zal worden, of niet eens ook wij on3
vroolijke,gezellige leventje vaarwel zullen
moeten zeggen, om het in te ruilen voor
een, waarop ngpeude zorgen ons vervol
gen van deu ochtend tot den avond en
wij het gevoel niet van ons kunnen zet
ten, dat wg staan aan het begin van het
einde van veel, dat ons onmisbaar scheen.
Zeker, men zou wel een Stotcgn moe
ten wezen als men hg al de nare dingen,
die gebeuren om ons heen, geen dagen
kende, waarop men met bezorgd gelaat
opziet naar dat dikke gordijn, waarachter
onze toekomst verborgen is.
'tls zeer groot, altgd moed te hebben;
maar om ook bg de meest dreigende om
standigheden het gelaat der ziel niet te
vertrekken, daarin kan de ware grootheid
niet gelegen zjjn. Een moed, waar geen
siddering doorheen loopen kan, is een
steenachtige hardheid. Een kalmte, die
door niet9 zóo geschokt kan worden, dat
er een noodkreet uit het hart komt, is
jjzige ongevoeligheid.
Geen zorg ooit te hebben voor de toe-
komst, is een zeer groote fout, een struis-
vogel-politiek, waarbij men wel eens heel j
treurige ervaringen zou kunnen opdoen.
'tls nuttig en noodig, elkeu dag van
ons leven te zorgen voor den dag van j
morgen; maar hiertegenover staat, dat
men met bezorgd te zijn, geen el tot zijn
lengte kan toedoen. Waarom zouden wij,
al weten wij dan ook niet waarheen ons
pad ons zal voeren, niet vertrouwen met
volkomen gerustheid, dat het ons tot iets
goeds leiden zal?
Wat. wij te doen hebben, i9 arbeiden
met vroolijken moed.
Wie, als gevaren hem dreigen, bg de
pakken gaat neerzitten, komt geen stap
verder!
Neerzitten kan alleen zijn nut hebben,
als het is om eens even uit te rusten en
nog eens om te zien naar den weg, die
achter ons ligt. Dan zien wij het allicht
in, hoe wijs al wa3 het schgnbaar nog
zoo zonderling vaak de achtereenvol
gende omstandigheden in ons leven zijn
geregeld geworden. Dan herinneren wg
het ons weer, hoe bezorgd wg soms waren
voor een dreigenden nood en eensklaps de
zon kwam in plaats van het onweer: hoe
wij eens moedeloos terneer zaten bij het
geen ons een bittere teleurstelling toe
scheen en de uitkomst ons leerde, dat
onze tegenspoed de kiemen in zich had
van veel schoonere bloemen dan de ver
vulling van onzen wensch ons gereikt
hebben zou; hoe wij, beter dan wg ooit
zelt hadden durven verwachten, door de
rampen heenkwamen, tegen wier naderen
wij opzagen met groote vreeze en beving.
Ja, een oogenblik neerzitten, i9 wel heel
goed om ons eens te herinneren die vele
keeven waarbij ondankbaarheid onsgs om
het hart gaf en ontevredenheid onze ziel
zuurde. Maar dan ook opgestaan en voor
waarts met blijmoedigheid in het hart,
al weten wjj dan ook niet, waar wij zullen
aankomen.
Wij moeten het niet lijdzaam dulden,
dat de omstandigheden over ons gaan
heerschen, maar daarentegen doen al het
geen in ons vermogen is om de omstan
digheden te beheerschen. Dan is er altoos
kans op succes.
Voorwaarts dan, met de bljjmoedigheid
van het kinderlijk en eenvoudig vertrou
wen, dat, hoe vreemd en voor ons onbe
grijpelijk onze weg somtijds loope, alle
dingen ten goede zullen medewerken.
in het kanton Tessiuo dorpen, waar mon
sedert onheugljjke tijden nog nooit iets van
een misdrjjf tegen den eigendom heeft
gehoord. Men is er zóo door en door eerljjk,
dat men een diefstal als een schande voor
een geheele generatie zou beschouwen, en een
familie, waaruit een dief zou voortkomen,
tot in bet derde geslacht in den ban zou doen.
Die eerlijkheid werkt zóo aanstekelijk, dat
zij ook op de vele Italiaansche werklui uit
Bergamo en Mantua, die slechts lijdeljjk in
het land vertoeven, is overgegaan. De
menschen uit die streek voeden hen stelsel
matig tot eerlijkheid op, en indien een Italiaan
maar op het een of ander onbetuekeueud
vergrijp betrapt zou worden, is hjj daar voor
goed onmogelijk geworden.
in het Val Capriasca, d it aan den uitersten
rand van Tessioo gelegen is, mag men niet
eens gevonden voorwerpea mee naar huis
nemen. Men moet ze, waar men ze gevonden
heeft, zóo leggen of opstellen, dat zij den
verliezer, die er naar gaat zoeken, dadelijk
in het oog vallen.
Op zekeren dag verloor een Amerikaansche
op een uitstap naar het heerlijke dul een
tasch, die behalve een kostbaar gouden
horloge ook verscheidene goudstukken bevatte.
Men kan zich voorstellen hoe verbaasd zjj
was, toen z|j, bij den terugkeer, op den weg
tusscben Oggio en Tossereti, haar tasch
ongeschonden en van verre zichtbaar op een
hoopje bladeren zag liggen.
Zulk een schoon algemeen ontzag voor
andermans eigendom is, volgens Serao, ook
sedert de groote aardbeving te Messina waar
te nemen. Hier hangen aan de veranda'9
van de vele bouten buisjes tallooze boven-
en onderkleeren, die ook 's nachts buiten
blijven, en bet is sedert twee jaren nog niet
éénmaal voorgekomen, dat een hand van ook
nog zoo'o arm man, zich uitgestrekt beeit
om van de l|joen het minste ol geringste
stuk goed te stelen.
Eerljjke menschen.
Skandinavië heet niet ten onrechte het
land van de eerljjke menschen. Men kan op
ver van de groote wegen gelegen eenzame
plaatsen, die geen apotheek hebben, kisten
met allerlei geneesmiddelen en verbandsioffeo
aan de boomen zien hangen, zonder dat men
behoeft te vreezeu, dut iemand zulke open
bare medicijnkisten om niet zou gebruiken.
De boeren leggen telkens den prjjs voor
de dingen, die zij noodig hebben, welke prijs
op de llesschen en pakjes is aangegeven, in
een daarvoor bestemd vakje, en het zal
niemand invallen, het geld, dat daar dikwijls
dagen lang liggen bl|jft, ook maar aan te
raken.
Men moet echter niet denken zoo
schrijft Ernesto Serao in de „Ora" dat
zulk een bewondei onwaardige eerlijkheid
alleen in Skandinavië voorkomt. Er z(jn ook
in het Velllin (tiet dal van den bovenloop
van den Adda ten Z. van den Bernina,
italiaansch gebied) plaatsen, waar diefstal
ets volmaakt onbekends is, en er z|jn vooral
Generaal Booth.
Den naam van Generaal Booth kent ieder
een nu wel. Met z|jn organisatie heelt
menigeen mm of meer kennis gemaakt
gedurende de bezoeken, die dij aan Neder
land bracht, hebben velen hem gezien.
En toch, als men vragen steltWie is
Generaal Booth Hoe kwam h|j er toe ora
zijn Leger te vormen en een organisatie te
stichten en nog enkele andere vragen van
dien aard. Velen wet^n er geen of een zeer
onvoldoend antwoord op te geven.
Laten we daarom onze lozers in oen paar
woorden enkele teiten eu data geven uit het
leven van dozen bekenden en beroemden
man.
Den lOden April 1829 werd hjj te Not
tingham, in Engeland, uit eenvoudige ouders
geboren, eu groeide als een gewone jongeo
op, tot hij ia 't j var 1841 tot bekeermg kwam.
Dat was voor hem het begin van een nieuw
leven, een leven voor anderen. In dien ziu
zouden we mogen zeggen, dut sedert dien
tijd het bestaan van het Leger des Hails
dateert. Want van dien dag heelt William
Booth geen oogenblik meer opgehouden om
voor anderen te doen wat hij kon.
Met een vriend van hem predikte hjj in
de achterbuurten ea hier hebt ge zjjn
maatschappelijk werk al traditie hij ook
de armen practisch te helpen.
Ofschoon in de Stuatskerk grootgebracht,
voelde hjj zich meer aangetrokken tol de
Wesleyaunsche Methodist -n, bij welk genoot
schap hij predikuut werd.
Als reizend evangelist trok hij toen reeds
het land door, later vergezeld van de vrouw,
inet wie hjj in 1855 was gehuwd, Catharina
Mumford, niet ten onrechte de moeder van
het Leger des Heils genoemd, een der edelste
emnoedigste vrouwen die ooit geleefd hebben.
Toen het genootschap, waarbij de heer
Booth werkzaam was, besloot geen evange
listen meer uit te zenden en hem een vaste
predikantsplaats aaubood, besloot hij met vol-
koraen iustominmg van zjjn vrouw, om zich
van dat Genootschap los te maken, om on
gehinderd den evangelisatie-arbeid te kun
nen vooitzetten. Dit was in 1861.
In 1865 werd Londen zjjn arbeidsveld, en
wol het donkerste en duisterste gedeelte, in
Whitecbapel,
Daar werd door den drang der omstandig
heden h|j moest toch aorgen voor zjjn
bekeerlingen, die, omdat zjj te arm en ie onbe
schaafd waren, men nergens hebben wou
de Oost-Londensche Zending geboren.
Doordat de bekeerlingen zich ook naar el
ders verspreidden, werd onwillekeurig het
arbeidsterrein grooter en grooter.
Tot in 1877, nadut de Oost-Londensche reeds
de Christelijke Zending geworden was, de orga
nisatie, die zich in verscheidene opzichten in
militairLtischen geest ontwikkeld had, den
naam Leger des Heils kreeg. Maar reeds vóór
dien tgd hadden helpers van den heer Booth
hem volbewonderinghun „generaal" genoemd
en zichzelf zijn luitenants.
De verdere ontwikkeling maakte het ran-
genstelsel noodzakelijk, eu met den dag brei
de het Leger zich uif.
DU alles geschiedde onder ontzettend veel
vervolging. Helleven van den generaal en van
zijn echtgenoote liep meermalen gevaar, en
dageljjks stonden de Heilsoldaten bloot aan
slagen en gevangenisstraf.
Doch het Leger groeide tegen de verdruk
king in. In 1879 werd het eerste nummor
der „Slrjjdkreet' uitgegeven. Esn nummer viel
een rechter in Engelsch-lndië in handen. Het
won hem voor 't Leger, en hjj begon het
werk in Engelsch-lndië.
Een Londensch gezin, dat naar de Ver-
eenigde Staten verhi tsde, legde daar den
grondslag voor een machtig Leger.
Een te Londen bekeerde melkboer intro
duceerde het Leger in Australië, waar het
thans een reusachtige organisatie is.
De oudste zoon van den Generaal ging
eenigen tjjd in Zweden doorbrengen voor
zjjn gezondheid. Gevolgde komst van bet
Leger, dat zich zoo over heel Scandinavië
verspreidde.
In den zelfden tjjd zag ook Parjjs de eerste
Heilsofficieren en een jaar daarna Zwitser
land.
Kortom, hel Leger brak zich van jaar tot
jaar verder baan. In Mei 1887 begon het zjjn
werk in Nederland.
En nog is die opmarscli niet gestuit. Nadat
het reeds jaren in Japan werkte, begon het
verleden jaar in Korea, terwjjl ook Peru en
Chili onlangs zjjn „aangevullen", en nog
andere uitbreidingsplannen in voorberei
ding zjjn.
Maar niets heeft den Generaal zóu bekend
gemaakt als het in 1891 verschenen boek
In Engeland9 donkerste wildernissen en de
Weg ter ontkoming.
Van dien tjjd digteekent het z.g. Maat
schappelijk Werk van het Leger des Heils,
zjjn Toovluchten voor Dakloozen, Werkplaat
sen, Landkolonies, Achterbuurtsposten, Bid
dings-, Moeder- en Kinderbuizen, zijn Ar-
beids- en Anti-zelfmoordbureau, zjjn Emigra
tie-departement, enz. enz.
In 1890 overleed mevrouw Generaal Booth,
wat voor hei Leger een zware slag was. Maar
met nog grooter energie ging de Generaal
voort, telkens en telkens de wereld rond-
reizeud, en onderwjjl het Leger steeds hechter
en sterker makend.
H|j is een der weinige groote mannen, die
reeds gedurende zijn leven zijn arbeid erkend
zag. De Koning van Engeland en daarna de
Vorsten der Scandinavische Rijken, do Keizer
van Japan en de President der Vereenigde
Staten verleenden hem audiëntie en zij en
nog vele anderen steunden zjjn arbeid op
practisclie wjjzc. Londen en Nottingham
maakten hem eoreburger, en Je universiteit
van Oxford vereerde hom den doctorstitel.
Olschoon reeds in zjjn twee on tachtigste
jaar, werkt en reist bjj nog steeds als een
jonge man, vurig en welsprekend als de
profeten van ouds, met slechts dit verlangen
te helpen en te redden wat te redden is.