ROBERTLEVY I 1 t o MANTELS. MANTEL COSTUMES. /I V o% 0 0 0 MODE-MAGAZIJN AMERSFOORT, Feuilleton. ALARM. Langestraat40. Telefoon 103. 0 89.) Tromberg bemerkte dit niet tonder stille vol doening. „Nu wacht maar, mijn jongen", dacht hij, „er zal nog iets heel anders gebeurenvan daag wachten je nog heel andere verrassingen". Daarna zeide hij„Wie kan weten, of jnffrouw Wagner iets voor Aesberg voelt of niet Maar éen ding ataat vastzelfs indien zij bem graag gemoogd heeft, van morgen aan zai dat allea anders worden". Sturg» keek zijn vriend stom verbaasd aan „Hoe dat zoo? Heeft Assberg soms iets gedaan, waardoor hij de gunst van de jongedame ver beurd heeft?" „Geensalns, maar toch, tochTromberg zweeg een oogenblik om de spanning en het ongeduld van den ander zoodoende te verhoogen: daarna zeide bij„Sturm, je znlt het tóch wel eens vernemen. Eigenlijk moest ik er nog niet met je over apreken, maar je, ooi zoo te zeggen, met de uitgemaakte zaak verrassenmaar je bent mijn vriend, en dan heb je mij zelf op het denkbeeld gebracht. Daarom moet jij ook de eerste zyn, die het verneemt; ik zal mij met juffrouw Waguer verloven." De dikke .Sturm lag daar en zette een gezicht, waarop zich alle gevoelens, die hem in dit oogen blik bestormden, weerspiegelden. Overdreven ge- lokkig zag bjj er nu juist niet uit. „Nu, wat zeg je ervan?" vroeg Tromberg zeer kalm. „Dut je je hartelijk en oprecht over mijn besluit verheugt, spreekt van zelf. Het heeft immers lang genoeg gedunrd, eer ik verstandig werd en inzag, datje denkbeeld.dat ik juffrouw Wangnur moert trouwen, nllervoortreflijkst is. En hou eer ik het dow, des te beter „Eu l»eb je juffrouw Wagner dan ook werke lijk lieff vroeg Sturm, die z|jn ongerusiheid met moeite kon verbergen. Tromberg stak opnieuw zijn sigaar op. „Goede genade; wat is liefhebben, Sturm? Werkelyk lief gebad beb ik maar eens in mijn leven maar toen was het hopeloos. „Zij" was al getrouwd en ik was maar cadet. Neen, je behoeft volstrekt niet te lachenik ben toen haast gestorven aan een gebroken hart Zóo lief als die vrouw heb ik juffrouw Wagner natuurlyk niet werkelijk liefhebben kan een mensch trouwens maar ééns in zijn leven maar ik mag haar zeer graag lijden; zy is zeldzaam mooi en dan schijnt zy mij werkelijk zeer wel gesteld te zijn". „Op dit stuk dacht je vroeger anders", bracht Sturm hiertegen in. „Maar jij zelf hebt mij nog net bytijds de oogen geopend, en me doen inzien, dat men een dwaas is, wanneer men de gelegenheid verzuimt om uit de eeuwige penurie te komen". „Wil ik je iets leenon vroeg Sturm, over wien plotseling een geest van zeldzame opoffe ring vaardig werd. Aha, dacht Tromberg, jij denkt, dat ik, wan neer ik geld heb, mijn huwelijksplannen weer zal opgeven. Dat zou je wel het liefst zijn en hardop zeide hij „Neen, Sturm, je weet, dat ik van je niets aanneem, er. bovendien ben ik met de paar honderd of met de paar duizend mark, die jij me in het beste geval kunt verschaffen, toch niet geholpen, omdat ik ze immers moet teruggeven. Ik heb eenige verplichtingen, die mij drukken, en voor de rest heb ik geen zin meer, mijn heele leven lang elk dubbeltje om te draaien. Nu, dat is thans spoedig gedaan". „Ben je misshien niet te vol goeden moed, te zeker van de overwinning," merkte Sturm op. „Je hebt wat lang geaarzeld, eer je je be sluit nam, en ik geloof, dat je nu te laat komt. Ik heb je immers al gezegt, dat Assberg Tromberg lachte spottend„Ik bid je, die kan niet gevaarlyk worden; ik zon mij toch moeten schamen, indien ik dien niet opzjj zon kunnen duwen. Je weet, dat ik niet trotoch ben en nog nooit op mijn veroveringen gesnoefd heb, maar je zult inij toch moeten toegeven, dat indien ik een jonge dame veroveren wil, ik haar ook verover. Laat dan iedereen, die lust heeft, maar met mij samen om de gunst van het meisje wedijverenik blijf overwin naar". In plaats van eenig antwoord, klonk van den ligstoel een gesmoorde zuchtmaar Trom berg deed, alsof bij niets gehoord had en ging ernstig voort: „Ik heb eenige dagen geleden, toen ik op een avond alleen als gast bij den consul was, een uur en nog langer heel alleen met juffronw Wagner gepraatde anderen moes ten over zaken spreken, want het is met de huwelykstoestemmeng nog altijd niet in den haak, en hoe het daarmee zal afloopen, weten, geloof ik, niet eens de onsterflijke goden, Nu, hoe dat echter ook zij, Burg merkte laatst, dat ik heel graag met haar alleen was, en daar hij bet je my zelf hebt verteld, zeer goed met mij voer heeft, zal hij ook wel weer gelegenheid vinden om ons samen te brengen. En binneo vier weken, neen, wat zeg ik, binnen veertien dagen, vieren wij mijn verloving. En dan zal je my eens leeren kennen; dun znllen wij de bloemetjes eens bniten zettenwat jij Sturm." „Natuurlijk," beaamde deze zijn woorden, maar het klonk mser, alsof bij zijne toestem ming ertoe had gegeveh om een gezonden kies te trekken dan aan een vreugdefeest deel te nemen. „Weet je wat, Sturm, daar moesten wy eigen lijk eens samen op klinken. Heb je niet het eene of andere fatsoenlijke vocht in huis? Maar de dikzak was nu niet in de stemming om drinkgelagen aan te rechten hij antwoordde dus ontwijkend „Ik weet om bet oogenblik niet, wat er is. Ik heb mijn oppasser op een bood schap uitgezonden. Zoodra hy terug is, kan by wel eens kijken". Hij zweeg een heelepoos, daarna zeide hy: „Wat je mij daar verteld hebt, is wel alles heel mooi en goed, en ik behoef je wel niet te zeggen, dat ik my over je bealuit buitengewoon verheug, maur met dat al zou ik ie nog oens willen waarecbuwen, niet te onbe zorgd te zyn. Onderschat Assberg'g mededinging niet. Voorul mag je echter Burg niet al te zeer in je vertrouwen nemen. Bedenk, dat juffrouw Wagner by zijn toëkomatigen schoonvader te gast is, en daarom is Burg niet onpartjjgig. Hij zou in een mal licht komen te staan, indien juist hij de rol vanhuwelijksbemiddelaar speelde; dat kan alleen maar een derde doen, die er ge heel buiten slaat". Met andere woorden, jij zelf, dacht Tromberg. Hij zeide daarop„Misschien heb je gelijk maar ik weet op net oogenblik waarlijk niet, wien ik in mijn vertrouwen moet nemen. Maar op stuk van zaken heb ik ook geen vreemde hulp noodig", „Tóch wel", viel Sturm hem levendig in de rede, „geloof mij, het ia beter, wanneer je in dit geval, waarin het niet een eenvoudige nof- makerij maar het geluk van je leven geldt, niet als anders er wild op loe stormt, maar wanneer je eerst een derde eens een paar lansen voor je laat breken. Ik heb dat al vroeger voor je wil len doen, toen, zelfs tegen je wil; maar wanneer je mij nu opdracht geeft dan beu ik daar nu natuurlijk nog meer toe bereid." „Dat zou werkelyk heel aardig van je ziju." «Geen dank, geen dan k.alsjeblieftbinnen drie dagen ben ik stellig weer op de beendnn ga ik dadelijk naar juffrouw Wagner en zal ik alles voor je doen wat ik kan." Dat zal negens de gevoelens, die jezelf voor de jonge dame koestert bitter weinig zyn, en zelfs dit beetje zal heelemnal niets uitwerken maar dat moet het ook, dacht Tromberg by zichzelven. Maar bij hernam „Dan leg ik myn lot gerust in jou handen. Want ik weet, dat bet daar wèl bewaard ie". Nog wel een half uur zat Tromberg by zijn kameraad en vuurde diensjaloersheid aan daar na ging hy eindelyk weg, om den dikzak met zijn gedachten alleen'te laten. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1911 | | pagina 4