Dinsdag 2 Januari 1912. No. 8050. 61e Jaargang. Stadsnieuws. AMERSFOORTSCHE Uitgave van do Naamlooze Vennootschap „Do Amersfoortsche Courant, voorheen firma A. H. van Cleeff". HOOFDREDACTEUR! F. J. FREDHHIXES. AMERSFOORT. Z ELEKENN18. Verschijnt Dinsdag Donderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden ƒ1.— franco per post 1.15. Advertentiën 16 regels 60 centelke regel meer 10 cent. Bij regel- abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en onteigenings- advertentiën per regel 15 cent. Roolames 1—5 regels f 1.25. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. BUREAU ZORTSGHACET 9. Postbus 9. Telefoon 19 Op den beroemden tempel van Apollo tc Delphi, vooral ook bekend door het orakel in de Grieksche oudheid, stonden eens als opschrift de woorden „ken u zeiven". Ze waren daar als een verma ning tot de Grieken, die den weg zochten naar de wysheid, om hen er aan te her- innereu, dat zelfkennis de eenige poort is, waardoor uien op dien weg kan ge raken. Het schijnt soins wel of wij, menschen van een later geslacht, deze vermaning geheel vergeten hebben. Wij leereu van allerlei, bestudeereu wijze boeken, meeneu soms wonderknap te zijnmaar den eersten stap op den weg naar ware wijsheid slaan wij ge woonlijk over. Wij denken er nauwelijks aan, onzen kinderen de poort te wijzen, waardoor we toch allen heen moeten om tot wijsheid en levenskennis te kun nen komen. In ons onderwijsstelsel is voor een woord, als de Grieken op hun beroemden tempel schreven, nauwelijks een plaats. Als we maar veel practische kennis op doen en een voldoend aantal feiten van huiten kennen, dan, zoo schijnen we te meenen, zjju we voor liet leven gebor gen. Maar den meesten van ons breekt dat leelijk op. Pijulijk ondervinden we het veelal, dat we vergeten hebben den eersten stap te doen en daardoor blyven we het leven door brekebeenen, tot veel j verdriet en wrange levenservaring ons terug drijven naar de poort, waar nog altyd de woorden geschreven staauken u zeiven. Immers dit is de oorzaak van zoo velerlei lijden, van zooveel outgoocheling en teleurstelling, van het mislukken van zoovele levens, dat wij ons zeiven niet kcnneu. Dat wijten wij dan aan allerlei om standigheden, aan andere menschen en aan andere dingen, zonder te willen be grijpen, dat in ons zeiven maar al te vaak de redenen verscholen liggen. Niet, dat het altijd aan onze fouten ligthet kan evengoed zijn grond hebben in onze deugden. Het ïigt aan ons gebrek aan zelfkennis; daaraan, dat we ouszelveu niet begrijpen, onze krachten biet naar waarde weten te schatten, 't zij we die overschatten of ze onderschatten, of dat we de oorzaken niet kennen van onze eigen stemmingen en neigingen en harts tochten. Is het ook niet wonderlijk 1 Wanneer iemand een belangrijk werk gaat onder nemen, van welks slagen veel voor hem afhangt, dan zal hij nauwkeurig alles berekenen, de werktuigen en gereed schappen, die hij gaat gebruiken, aan dachtig onderzoeken. Maar onze persoon lijkheid, onze gaven en krachten en ook onze zwakheden, zijn het instrument waarmee we ons levenswerk moeten tot stand brengen, waarmee we ons geluk, heel het aanzien van ons leven, moeten bevestigen. Eu de meesten geven zich de moeite niet, dat instrument eerst terdege te leeren kennen. Zoo beginnen ze aan werk, waarvoor dat instrument vaak heelemaal niet deugt en laten anderen arbeid ongeroerd liggen, waarvoor het bij uitstek geschikt zou blijken. Dat geldt niet alleen voor bepaalden arbeid in ons leven, maar voor alles in dat leven. Onze eigenschappen, onze ge aardheid en onze aanleg maken ons vaak geheel ongeschikt voor den eenen levens kling, in aar daarentegen voortreflijk pas send voor een anderen. De een hoort thuis in een stad, de ander op het land; de een iu een familiekring, de ander iu de eenzaamheidde een bij boeken, de ander iu het practische leven. Daarmee moeten we rekeuing houden, willen we een gelukkig en welbesteed leven hebben. Zeker, de mensch kan zich wel ten deele plooien en vervormen naar de om standigheden, waarin hij leeften wan neer hij daarin leven moet, er niet uit weg kan, zal hij verstandig doen, zich niet wrokkend, maar met een blij hart daarin te schikken, ti achtend nog te doeu wat hij doen kan. Maar dat plooien, gaat slechts tot zekere hoogte. Een dwerg kan vau zichzelven geen reus maken door op de teenen te gaan staan, maar even min een reus van zichzelf een dwerg. Een Napoleon heeft nu eeu maal een andere lucht uoodig om in te leven dan een Jan Salie. Daarom is voor het kiezen van onzen weg door het leven allereerst noodig zelfkennis. We zulleu dan niet ous zeiven een werk opdringen, dat we toch niet volbrengen kunnen, ons niet plaatseu iu omstandigheden en betrekkingen, die ons gaan benauwen, liet is zoo vaak de fout van menschen, die met do beste bedoe lingen nog falen, dat ze zich hebben voorgesteld iets moois en iets goeds te be reiken, zonder vooraf hun krachten voor dien weg te meten. Men moest begrypen, dat, hoe edel ook een leven van zelfopoll'ering is, nie mand zoo'n leven moet zoeken, die niet iu zijn natuur een neiging en tevens de kracht, tot zelfopoffering bespeurt, en dat het beter is, het eenvoudigste werk goed te doen met een blij en gelukkig hart dan een morrende brekebeen te blijven op eeu moeilijken en zwaren weg, 'dien men zichzelf heeft voorgeschreven. Om naar dat begrip zijn leven te kunnen richten, moet men echter beginuen met zelfkennis, met te weten wat men wil, maar ook met te weten wat men kan. Die zelfkeuuis is echter niet alleen noodig om zich een weg te kiezen, maar zij blijft noodig hij iedere schrede op dien weg, by elke omstandigheid die zich voor doet, bij elke levensgebeurtenis. Ons eigen wezen moet als eeu opengeslagen boek voor ons liggen, willen wij den invloed begrijpen, dien het leven op ons uitoefent, en de oorzaken kennen van onze stem mingen, van onze droefheid en onze vreugde, vau onze liefde en onze haat, van onze verveling ook en onze opgewekt heid, ouze humeurigheid en onze prikkel baarheid. De meeste menschen zoeken de oor zaken van dergelijke voorbijgaande stem mingen en gewaarwordingen gewoonlijk uitsluitend buileu zich zij zouden er van verbaasd staan, wanneer ze werkelijk die oorzaken tot op het diepste konden na speuren. Eu de wezenlijke oorzaak te kennen, is toch een eerste vereischte ora een kwaal, iets dat ons hindert, te kun- uen wegnemen. Zoo bi ij ven ze dan hun leven lang sukkelen met allerlei onaan genaams, met driftbuien, met gedrukt heid, met ontstemming, die ze vrij zeker hadden kunnen genezen, wanneer ze de werkelijke oorzaak ervan gekend hadden en zich ernstig moeite haddeu willen geven, die weg te nemen. Maar deze zelfkennis voor de practijk van ons leren, is ook noodig voor hot begrijpen van menschen en dingen, van de wereld en het leven. Slechts van ons zelveu uitgaande kunnen we het leven leeren begrijpen. Want in ons is een on zichtbare band naar de dingen buiten ons. Wanneer we eenmaal ons zeiven kennen, dan kunnen we ook andere menschen leeren begrijpen, en verstaan we hoe langer zoo beter de menschelyke samenleving, die door de betrekkingen en voortdurende aanrakingen van de menschen onderling gevormd wordt. En laDgs die kennis kunnen we opklimmen tot een hoogere wijsheid, die boven het leven is, maar toch uit dat leven is omhoog gegroeid. In die wijsheid alleen zullen we de rust vinden, waarnaar wjj allen zoeken. Vraagt er nu misschien een, wat hij doen moet om tot zelfkennis tefgeraken 1 Er is éen woord, dat de poort daarheen altijd doet opengaan; dat iseerlijkheid. Eerlijkheid, de meest volstrekte eerlijk heid tegenover onszelven en anderen, tegenover eigen en anderer daden, is een absoluut vereischte om onszelven te leeren kennen. Wij moeten onszelven en onze daden en de motieven daarvan willen zien in volkomen zuiverheid, zonder er ons om te bekommeren hoe wij daarby zullen blijken te zijn. En dan, op de tweede plaats, moeten we ons geen moeite spa ren om onszelven na te rekenen. Onze daden en wenschen en neigingen moeten we voor het gericht trekkeD. Daar moe ten we de getuigen hooren, de getuigen van de beschuldiging, maar óok de ge tuigen van de verontschuldiging. Want het is nergeus nut voor, zichzelven don kerder te zien dan men is, want dit schaadt ons evenzeer. En in dat gericht zitten wy alleen als rechters. Wij hebben niet te vragen wat anderen zouden zeg gen, maar wat ons zeiven blykt. Zóo zullen wij uit de beweegredenen van onze daden, wanneer we die zuiver naspeuren, onze persoonlijkheid leeren kenneu. Maar niet alleen ten opzichte van ouze dadeu moeten we dit doen. Evenzeer tegenover iedere neiging, tegenover iedere ontstemming. Probeer het eens, wanneer gij uit uw humeur zijt en geu weet wat ten opzichte van de menschen meent te beklagen te hebben. Maar eerlijkGij zult iu negen van de tien gevallen ont dekken, dat de oorzaak voor een groot deel bij u zeiven ligt. Misschien hebt ge slecht geslapen of steekt uw eksteroog, of wat ilau ook. En gewoonljjk hebt ge als direct voordeel nog, dat ge uw hu meurigheid in een ommezien kwjjt zyt. Zoo zal het leeren kennen van uzelven uw leven vergemakkelijken, u tevreden en gelukkig maken en u ten slotte doeu glimlachen over veel, dat u thans ver ontwaardigt of ontstemt. Het Bestuur van de classis Amersfoort der Ned. Hervormde kerk is voor dit jaar saam- gesteld als volgt: dr. 11. H. Meulenbelt, te Baarn, praisessecundus ds. P. Brans, to Soest as. G. van Kempen, te Westbroek, scriba-quaestor secundus ds. W. J. Meiners, ie Amersfoort; ds. A. Gelderman, te Bun schoten, assessor secundus ds. Postma te Blauwkapeldr. G. Vellenga te Nieuw-Loos- drechtsecundus ds. G van Hoogstraten, te Zeistils. H. Th. Barbas, te Vreelandsec- cundus ds. G. B. Fynvandraat, te Tienhoven ds. J. W. Meiners te Amersfoort; secundus ds. E. U. Schattenberg, te Leusdende heer

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1912 | | pagina 1