Dinsdag 2 April 1912.
ACAO
No. 8089
61e Jaargang.
PROEF ZE NAAST ELKAAR
1 Kg.
7a...
AMEBSFOORTCGHE
Citgaye van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff"
HOOFDREDACTEUR
F. J. FEEDEHIK3.
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en 7.aterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden /i.—
franco per postƒ1.15. Advertentien i6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieöle- en onteigenings-
advertentiön per regel 15 cent. Reclames 1—5 regels f 1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiCn van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU:
ZOHTSGXUCHT 9.
Telefoon 19.
KENNISGEVING
De Burgemeester van Amersfoort
brengt ter aigemeene kennis, dat de staal no.
76 der Grondbelasting van 2 April 1912 tot en
met O Mei 1912 ter inzage is nedergelegd ter
Secretarie der Gemeente (kamer no. 3).
Amersfoort, 1 April 1912.
De Burgemeester voornoemd,
WUIJTIER8.
Hooger volksonderwijs
te plat.telande.
Menigeen zal zich wel eens hebben afge
vraagd hoe het toch komt, dat het kleine
Denemarken zoo ver vooruit is bij Neder
land wat den landbouw betreft.
Dr. J. Th. Mouton, te 's-Gravenhage, heeft
in «School en leven* een tipje van den sluier
opgelicht en. gehoor gevend aan tal van
verzoeken die hem van vele zijden bereikten,
voor de provinciale pers, grootere en klei
nere uittreksels gemaakt van zijn oorspron
kelijk artikel, dat ruim 22 kolom van boven
genoemd tijdschrift beslaat.
Hij schrijft dan
Een buitengewoon gewichtig verschijnsel
vertoont het kleine Denemarken, gelijk geen
under landinrichtingen tot ontwikkeling
en beschaving van plattelandsbewoners wor
den «laar in grooten getale gevonden, zoo
dat. om zoo te zeggen, iedereen die in zijn
buurt heeft.
In dat land. met ''/z millioen inwoners -
dus nog niet half zoo bevolkt als Nederland
- vindt men meer dan 70 volkshoogescho-
len, waar jongelui van beider kunne, de
mannen in den winter 5 maanden, de vrou
wen des zomers 3 maanden, kunnen wonen
om te leeren, wat zij niet behoeven te we
ten en wat in den regel de plattelandsbe
woner niet weet ook.
Naar de verhouding tusschen Denemar-
ken's en Ncderland's oppervlakte, zouden in
Utrecht 3, in Friesland 6, in Noord Holland
5 zu'ke scholen kunnen staan, en terwijl in
Denemarken 8000 leerlingen (gemiddeld 1 io
per school) geboekt staan, zouden er dat
in ons land 220 moeten zijn, omdat ons
land de dubbele bevolking beeft.
Tot dusver echter is er hier geen enkele
school van dien aard en geen enkele leerling.
Waarom zouden ze er ook zijn? Scholen,
waar men onmisbare kundigheden opdoet,
waar men zich voorbereidt voor landbouw,
tuinbouw, boschkuituur, zuivelbereiding, vee
teelt, bijenteelt ze zijn er; enkele zelfs
in ruimen getale. Cursussen voor den winter
en voor den zomer, waar men om niet of
voor weinig geld leeren kan, wat men voor
de uitoefening van een landelijk bedrijf
noodig heeft men vindt ze bij honderden
lezingen over zaakkundig bestier, over ver
hooging van bedrijfswinst, over intensieve
bebouwing ze trekken duizenden belang
hebbenden en belangstellenden proefvelden
als grondslag van onderzoek en onderwijs
wij tellen ze bij honderden, bij meer dan
duizend.
Wat denkt gij daarvan Dringt dat niet
in en door, maakt dat de vezels der denk-
cellen niet los, gaat dat niet als een elec-
trische stroom door hersenen en zenuwen,
werkt dat niet als de zon op de knoppen
en doet ze openspringen tot bloemen, het
vruchtbeginsel zwellen en de vrucht rijpen
Opent dat niet wegen voor het denkend
vernuft, sluizen voor stroomen van nieuwe
gedachten Maakt dat niet heide tot weide,
zand tot bosch, wildernis tot kultuurgrond.
plassen tot polders, zeeën tot lachende dre
ven Brengt dat niet menschen tot menschen,
vragers tot bescheidgevers, teerlingen tot
leermeesters, zoekers tot overtuigers, leer
gierigen tot kenners?
Dit valt niet tegen te spreken, en als men
straks op een feest of een congres een toast
wil instellen op den vooruitgang, dan kan
men zelfs in internationaal gezelschap
gerust onze landbouwonderwijzers op het
VAN HOUTEN'S f^OfNA
EN EEN ANDER MERK GOEDKOOPE CACAO
EN GIJ BLIJFT BIJ
VIERKANTE
BUSSEN
DE VOLKSDRANK
BIJ UITNEMENDHEID.
Vw..
gestoelte der eere zetten en ons Landbouw-
ministerie kronen met de kroon van weten
schap en kennis en van beide getuigenZij
brachten zegen over ons volk.
En dan stellen we in gedachten onze
landbouwmaatschappijen, kleine en groote.
naast de gekroonden, terwijl wij niet ver
geten, dat zij voorheen vooraan stonden en
v«')orgingen.
Uw conclusie is dus vermoedelijk, waarde
lezer: Wat wil hij dan? Wat nog méér?
Niemand legt hier iets in den weg, die ge
zegende ontwikkeling breidt zich uit, als olie
dringt zij in en dóór, en, wat vooral zoo
mooi is, hier is nu eens een beweging, die
leven wekt en voordeel geeft aan den agra
riër en aan het volk beide.
Ik zeide u reeds, dat ik sprak over scho
len, waar de jonge menschen leeren, wat zij
niet behoeven te weten.
Op die scholen wordt men toegelaten
zonder examenmen gaat er heen, omdat
men lust heeft, wat meer te weten, dan voor
het vak noodig ismen heeft er geen gene
rale repetities, geen overgangs-examens en
ook geen eind-examen. Men zou er waar
schijnlijk zakken, als men ze doen moest,
want men heeft er niet aan gedacht, al het
«gehoorde* netjes op te bergen in de hersen
kas, en in het «geleerde* om te zetten. Men
heeft genoten van den omgang met de leer
meesters, die den heelen dag beschikbaar
waren en zich geheel gaven men vond hen
aan 't ontbijt, men zat met hen aan tafel,
men genoot ook van de vriendelijkheid der
huisvrouw, men voelde zich tot hen aange
trokken en als men bij toeval vernam, dat
de directeur eenigen tijd geleden minister
had kunnen worden of professor of bisschop,
dan voelde men de kracht van de wijding,
die deze menschen aan de boerenschool ver
bond en deed afzien van eer en aanzien,
om straks weer jongeren te brengen tot
ontwikkeling.
Ge begint nu, geloof ik, wel te begrijpen,
dat hier sprake is van iets heel bijzonders en
het wel de moeite waard is, daarvan wat
maar te hooren of te lezen. Begin dan meer
vast met te lezen, wat ik u daarvan gaver
tellen. Ik haalde het uit een boekje van dr.
A. H. Hollmann. getiteld: «Die danische
Volkshochschuleen ik schreef daarover
uitvoerig in «School en Leven*, i3dcn jaar
gang. no. 1820 (December 1911). Ik geef
hier dus als 't ware een aankondiging van
mijn eigen werk, en ik doe dit in overleg
met de Redactie, «lie bet de moeite wel
waard vindt met uw verlof, niet om
mijzei ven te herhalen, maar om het allerbe
langrijkste onderwerp in ruimeren kring
bekend te maken.
Om de zelfde reden ga ik ook voor bladen
111 de provincie een berichtje hierover maken:
daar wonen de menschen, bij wie het moet
inslaan, de landeigenaar en de pachter, de
boerenzonen en boerendochters, de boeren
knechts en boerenmeisjes. En het is wel de
moeite waard, dat men er kennis van neemt
want uit Europa komen er velen naar Dene
marken om de volkshoogescholen met eigen
oogen te zien.
Het was dr. Grundtvig, die sinds 1844
onverdroten ijverde voor de oprichting van
scholen op het platteland, waar de landman,
de dorpsbewoner, zou kunnen hooren, wat
den stedeling, die een goede school bezocht,
niet vreemd bleef, als hij ten minste zich
niet had beperkt tot het leeren der hem opge
geven lessen, maar ook belang had gesteld
in wat hij leerde. Maar de landman en
let wel ook de vrouwelijke dorpsbewo
ners krijgen dat in den alleraangenaamste»
vorm en onder de allergunstigste omstandighe
den. want zij hooren het in lezingen van
uitmuntende leermeesters, met wie zij samen
wonen en die zij dus gemakkelijk over het
gehoorde kunnen spreken, om het beter te
verteeren.
Een ontwikkeling, die zich zou bepalen
tot het manvolk, zou scheef werken immers
op het platteland »s de vrouw toch al meer
tot huis-arbeid bepaald dan in de steden, en
is haar gezichtskring daardoor van zelf ook
beperkter dan die van den man, «lie uiteraard
met anderen meer in aanraking komt. Daar
om staat ook voor meisjes de volkshooge-
school open en wel drie maanden des zomers,
als een soort kostschool met betrekkelijk
veel vrijheid, terwijl de jongens er des
winters vijf maanden kunnen zijn. Voorbeel
den van uitsparen op het dagloon, om den
cursus te kunnen betalen, zijn niet zoo heel
zeldzaamwel zijn de kosten niet hoog,
maar voor een boerenknecht toch nog hoog
genoeg per maand f 13 voor kost en inwo
ning, terwijl de lessen de eerste maand f13,
de tweede maand f 10, de derde f6.60, de
vierde f 3.30, de vijfde niets kosten. Dit
maakt voor den cursus van wintermaanden
(voor jongens) te zamer bijna f 100, terwijl
de 3-maandelijksclie zomek cursus voor de
meisjes op f60 komt.
Niet enkel de boerenknechts en boeren
meisjes komen ter volkshoogeschool, ook de
dorpelingen van stand versmaden noch het
geestelijke, noch het andere voedsel, dat
daar wordt geboden, en de sociaal aange
legde mensch kan dan bovendien smullen
van de standsvermenging, die op de school
noodzakelijk van zelf plaats heeft.
De fijnere manieren zullen daar wel niet
onder de grovere te loor gaan, want er
komen alleen wie begeerig zijn. zich te
ontwikkelen, en de menschen, die aan het
hoofd staan en les geven, drukken hun ei
gen stempel op de geesten, die luisteren.
En luisteren is het; aanhooren blijft het
niet; opnemen, verwerken, zich eigen maken,
dat is het over de heele lijn. Moeilijk kan
men zich een betere volksinstelling denken. En
populair is ze.
Eerst na den ongelukkigen oorlog, die
Denemarken terugdrong tot boven het kanaal
dat Oostzee en Noordzee zou verbinden tot
steun van den Germaanschen wereldinvloed,
kwam de voorspoed der volkshoogeschool,
die sedert 1844 had gekwijnd. Toen kwam
ook de oppositie van meening, dat zoo'n
vrije school, met toegang voor een ieder,
niet opleidend voor een vak, den geest niet
bindend, het geleerde niet vastleggend door
driemaandelijksche herhaling en niet con
troleerend door een eind-examen, wat er
van bleef hangen, eigenlijk geen reden van
bestaan had. Vakscholen moesten ze worden
intellectueel onderwijs moest het zijn; stof-
telijk nut behoorden ze af te werpenvruch
ten, prijswaardig en verkoopbaar moest men
kunnen plukken.
Over dat intellectueel gedring, dat waar
vrpeg voor zijn geld, zegevierde toch, alle
schoolwijsheid ten spijt, het intellect zelf, de
geestelijke opvatting, die gewin niet telt in
percenten, maar het ontluiken van den geest
aanziet als winst voor de menschheid en de
maatschappij.
Tot troost voor de tegenstanders mag
worden erkend, dat in den zelfden tijd,
waarin de volkshoogeschool bloeide (in het
laatste vierendeel der negentiende eeuw) ook
de Deensche en vooral de landelijke indus
trie aldaar deugdelijk bloeide en o.a. de zui
velbereiding op een hoogen trap kwam te
staan. Juist onder den invloed van de volks
hoogeschool, die immers tot waarnemen en
nadenken wekte, maakte de techniek groote
vorderingen en bloeide het gemeenschaps
leven op, wijl de boeren zelf leerden voor
uitgaan en meer dan andere plattelandsbe
woners ontvankelijk waren voor de lessen
van wetenschap en techniek. De landbouw-
inspecteur Duus, die twintig jaar de dag
boeken van leerlingen der landbouwscholen
nazag en alleen met landbouwonderwijs te
maken had, heeft gezegdIk geloof, dat de