Zaterdag 20 April 1912.
No. 8097.
61e Jaargang.
BIJ B L A D.
1
Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „l>e Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff'
HOOFDREDACTEUR:
P. J. FHSDSRZSS.
AMERSFOORT.
Verschijnt DinsdagDonderdag- en Zaterdagmiddag. Abonnement per 3 maanden 1.—
franco per post/1.15. Advertentien 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieöle- en onteigenings-
advertentiën per regel 15 cent. Reclames 1—5 regels 1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU:
SORTSGRAOBT O.
Postbus 9.
Telefoon 19.
Bij dit nummer behoort een
KENNISGEVINGEN.
De Burgemeester en Wethouders van Amers
foort,
Gelet op artt. G en 7 der Hinderwet, brengen j
ter kenDis van het publiek, dat een door, j
L. tl. PONNIC ingedieml verzoek, met bijlagen, j
om vergunning tot liet oprichten van eene 1
inrichting tot het vervaardigen van ancumu-
latoren en het herstellen van machinerieën, ge-
dreven door een gas benziue-molor van 3/4 P.K., 1
in het perceel alhier gelegen aan den Vlasakkerweg
No. 44, bij het Kadaster bekend onder Sectie C, j
No. 1589, op de Secretarie der Gemeente ter j
visie ligt, en dat op Donderdag 1 den 2 Mei aan
staande, des voormiddag* Ij half elf uren,
gelegenheid ten Raadhuize wordt gegeven om,
ten overBtaan van het Gemeentebestuur of van
éen of meer zijner leden, bezwaren tegen het
oprichten van de inrichting,in te brengen.
Tot het beroep, bedoeld in.,art. 15, 1h lid der
Hinderwet, zijn volgens de bestaande jurispru
dentie, alleen zij gerechtigd, die overeenkom
stig artikel 7 der Hinderwet voor het Gemeen
tebestuur of éen of meer zjner lede n zijn vtr-
schenen, ten einde hunne bezwaren mondeling
toe te lichten.
Amersfoort, 18 April 1912.
'turgemeeater en Wethouders
voornoemd,
De Burgemeester,
WDYTfERB.
De Secretaris,
J. G. STENFERT KROE8E.
DeBurgemeester van Amersfoort
brengt ter kennis van belanghebbenden, dat in
de Gemeente Soest een gevul van miltvuur
ii voorgekomen.
Amersfoort, 18 April 1912.
De Burgemeester voornoemd,
WUYTIKRS.
DORST.
Van Dale's woordenboek der Nederland-
sche taal zegt. dat dorst is een onaange
name gewaarwording, onstaan door droogte
van het slijmvlies van mond en keel. Iets
korter drukt hij het uit door te zeggen, dat
het isbehoefte aan drinken.
Als iemand dorst heeft, drinkt hij; doch
niet allen, die men ziet drinken, hebben
daarom dorst. Richtten zij zich slechts naar
het »redelooze vee" dat niet meer drinkt
dan om zijn dorst te lesschen.
Want de «denkende mensch drinkt
altijdvan den vroegen ochtend tot den
laten avond en bij alle gelegenheden. Wij
drinken vóór de maaltijden, onder de maal
tijden en na de maaltijden. Wij drinken bij
het wederzien en bij het vaarwel. Wij drin
ken op "de Koningin, op het leger, op de
vrouwen. Wij drinken bij de geboorte van
een kind, op het doopmaal, bij het afteggen
van de belijdenis des geloofs, bij een trouw
plechtigheid, bij een begrafenis.
En waren het nu nog maar onschuldige
dranken, waarop ik hier het oog heb, het
zou zoo erg niet zijnmaar wij drinken
vergif. En die dorst naar sterkedrank is
het, welke zóo veel wee en ellende over de
kinderen der menschen heeft uitgestort. Het
drinken van een enkel glas wijn, mits deze
niet vervalscht is, en van een enkel glas
bier, zal ons niet zoo heel veel kwaad doen
mits we maar geen gehoor geven aan
het éene been waarop men niet kan loopen
of het driemaal is scheepsrechtmaar jene
ver, cognac, en al deze een hoog procent
alkohol bevattende dranken, zijn voor menig
een een waar verderf. Ze hebben uit menig
gezin de vreugde des levens verbannen, het
geluk op de vlucht gejaagd.
Wat wordt er in kringen juist van hen,
die van een klein en nog lang niet altijd
vast weekloon moeten rondkomen niet ont
zettend veel gedronken, zóo veel, dat het
menig edel man en vrouw, begaan met het
larmoyante doen der geheelonthouders en
hun hier en daar niet altijd even taktvol
optreden, voel ik mij toch krachtig aange
trokken tot die menschen, die prijs stellen
op het bezit van een onboneveld, helder
i hoofd en die strijden tegen de verderflijke,
j ontzenuwende drinkgewoonten en die, vooral
de oorzaken bekampend, aansturen op een
samenleving, waar het levensgenot niet zoo
innig met de ftesch verbonden is. maar. ala
de geur uit de bloem, oprijst uit het van
nature blijde menschenhart.
De VierjaarlIjbNche.
11.
f 1.50
- 0.80
- O.A254
- 0.18
VIERKANTE
BUSSEN
leed, dat hiervan het onvermijdelijk gevolg
is, er toe bracht, geen druppel meer te ge
bruiken, zelfs geen wijn of geen bier.
De oorzaak van dit drinken is niet ver te
zoeken. De bewoners van vochtige kelder
krotten en koude zolderkamertjes worden
door deti jammer van hun bijna dierlijk be
staan naar de warme herberg gedreven, waar
op zij zich een paar uur op den stroom van
jenever laten wegdrijven, ver, heel ver weg
van hun ellende.
Vergeet niet, gij, die in een mooie villa
woont, waar uw dochters op zachte bedden
in hun eigen kamers slapen, waar zij zich
opsluiten met hun kuischheidsgevoel, dat de
armsten onder ons van jaar tot jaar hun le
ven voortslepen in een klein, vol vertrek,
waarin zij eten, ziek-zijn en slapen, onder
't rumoer van kinder-geschreeiuv, het gekijf
van krijschende vrouwen, waar het onrein is,
buiten de deur zoowel als in huis. De paar
den en de honden der gegoeden hebben het
beter dan deze onterfden, die slechts bij
name kennen dingen als ontspanning, vriend
schap, liefde, verlangendie het leven zijn
ingetreden en het weer uitgaan, zonder dat
éen enkele straal der zon van het god-mensche-
lijk medelijden hen bestraalde.
Op alles werd gedronken en ook vóór
alles en tegen alles.
»Om z'n leed te verzetten*, ried men aan,
een borrel te drinken. En die borrel hielp
maar al te goed, want ze bracht vergetel
heid, wèl voor een oogenblik, maar dan
nam men een tweede, een derde borrel, tot
men ten slotte, alle kracht missende om zich
sterk te maken tegen de smart en moedig
en fier het kruis te dragen, steeds grijpen
bleef naar het bedwelmende vocht, om er
door vernietigd te worden, gansch en al.
»Om in stemming te komen*, ried men
een borrel aan, en dronkemanspret kwam
vervangen de natuurlijke levensblijheid, die
z uit in een lach, in een lied.
En zóo ver is het gekomen, dat men zonder
alkohol zich geen vroolijken avond meer
indenken kon.
't Is nog zoo lang niet geleden, dat in de
kringen der studenten het voor onmannelijk
werd gehouden, als men niet af en too dron
ken naar bed ging en ook buiten de kringen
der studenten werd een jonge man, die er
prijs op stelde, steeds helder van hoofd en
vast van hand te zijn, een verwijfde kerel
genoemd. Men moest kunnen rooken, vloeken
en drinken, 't laatste vooral, wilde men kans
hebben, voor een leuken vent door te gaan.
Wie dit niet deed, werd een stijve hark, een
houten Klaas genoemd.
Dank zij den grooten arbeid der matigheids
mannen en der geheel-onthouders is op dit
gebied reeds veel veranderd. Wij zijn al zóo
ver. dat men verdraagzaam geworden is
jegens hen, die ziel en lichaam niet vergif
tigen willen. Men veronderstelt geen idio
tisme, zelfs geen onmanlijkheid meer in hem,
die niet meedrinkt.
Zonder te dwepen met het soms wel wat
Het is een feit van algemeene bekendheid,
dat de kunstenaars harmonisch zijn met het
land waaruit ze zijn voortgekomen, d.w.z.,
bijvoorbeeld de Hollanders, de Engelschen,
(vooral de Schotten), gewend aan atmosfe
rische landschappen te zien en weer te geven
het waterdampachtige in de natuur, het ver
vloeien van de dichtstbijzijnde kleuren in de
verder afgelegene, het zijn de karaktereigen
schappen van de Hollanders, enz., hen met
den paplepeFals 't ware ingegeven, die hen
geboren coloristen doen zijn
Een Italiaan ol een Spanjaard, gewend aan
helder strakke luchten, met steeds kleiner
wordende voorwerpen, doch niet door het
dampige dat heerlijke vcrschietj waarom de
oude Hollanders en de Hollanders van een
generatie geleden zoo beroemd zijn gewor
den, zullen uit den aard der zaak ons land
schappen laten zien, die voor onze gevoe
lige oogeu soms hard schijnen.
Zoo is het ook met de materialen. Waar
België. Italië, Duitschland, enz., de grond
stoffen voor het grijpen hebben, waar het
marmer en andere steensoorten uit den grond
gehaald worden, daar kunnen welig tieren
de beeldhouwers.
Dat was hetgeen wij bedoelden metde
kunstenaars harmonisch met hun land I
Nederland heeft (hoofdzakelijk) baksteeu-
bouw, is daardoor beroemd geworden mar
mer en andere hardere steensoorten moesten
aangevoerd worden, brachten begrijpelijker
wijze hoogere transportkosten, terwijl de
baksteen (klei onzer rivieren) voor het grij
pen wasTiet is dan ook geen wonder, dat ona
land geen land van beeldhouwers werd, maar
van schildersDat onze beroemde architecten
meer in baksteen dan in andere soort steen
werkten en werkenHet een is het logisch
gevolg van het ander!
Daarom is nog een verblijdend verschijn
sel, dat er iö Nederhndsche beeldhouwers
op deze 4-jaarlijksche hun kunstwerken ex-
poseeren en daar wij onder die 16 nog heel
wat (en zeker niet de minst beroemde) mis
sen, moet ons de vraag over de lippenhoe
komt (lat?
Om maar te beginnen, waar zijn gebleven:
prof. Bart van Hove, Aug. Falise, Mendes
da Costa, Pier Pander, Wienecke, Zijl,
Bourgonjon
Dat is een reeks namen, die waarlijk niet
de minst beroemde Ncdcrlandsche zijn
Men kan toch moeilijk veronderstellen, dat
al deze artisten geweigerd zijn Of geen
nieuw werk voorradig hadden omdat bij
de beeldhouwers bijvoorbeeld gebleken is,
dat dit geen onoverkomelijk bezwaar is ge
weest daar Charles van Wijk uitkomt met
«ploegende ossen* vroeger bekroond, dus
tentoongesteld
Daar het alweer voor de hand ligt, dat
een bekroond werk meestal niet het minste
is van den kunstenaar en het ons bekend is,
dat bekroonde werken van artisten geweigerd
zijn, op grond van hun reeds tentoongesteld
zijn, daar kan het niet anders dan ons be
vreemden, dat een jury-lid (Ch. van Wijk)
wél een bekroond werk kan inzenden
Of dat zij (de beeldhouwers) zich hebben
laten weerhouden om niet In te zendendoor
de gedachte- de jury moest mij eens een