Najaarsmantels en Mantelcostumes j Magazijnen ROBERT LEVY, SAFE DEPOSIT. heden ontvangen. Meursing machinale fabrieken van gebak, Amersfoort. LAMAISON BOUWER Co. Kortegracht No. 22, naast het Postkantoor, Methorst Van Lutterveld Lange straat 40 AMERSFOORT Telefoon 103. Het Anti-Tariefwet-Comité WAARSCHUWT tegen de Tariefwet. Stoomwasseherij W. G. BURGER, Feuilleton. Besluiteloos. MODERNE FOTOGRAFIE. Geopend ran IO—6 uur. REINH. LEOPOLD. - KINDEROPNAMEN. KORTE GRACHT 20 (muist Postkantoor). VERGROOTINGEN. ^7== verhuren in hunne volgens de nieuwste constructie (systeem-Lips) ingerichte BRAND- en INBRAAKVRIJE KLUIS in hun jiantoor Safe-loketten in verschillende maten en ruimte tot berging van koffers met waar- de-inhoud en andere voorwerpen. Kassiers en Commissionairs in Effeeten. (Commanditaire Vennootea H. OYENS i ZONEN te Amsterdam). AMERSFOORT BAARN Huurhuizen 15 (naastdeNederl.Bank). Telefoon 49. Beukenlaan. Telefoon 15. Openen CHEQUE- en OIRO-REKENINR, zoowel voor handelaren als particulieren. 6 Model Coupe Chic. I Tnllnlitlngen - Bureau Prinsengracht 721, AMSTERDAM. =S? Z E 1 S T. 3 AMERIKAANSCH SYSTEEM. Wassehen geheel opgemaakt of droog toegeslagen. GOEDE BEHANDELING. BILLIJKE PRIJZEN. Goederen worden te Amersfoort 's Woensdags franco gehaald en gebracht. PROSPECTUS wordt op aanvrage gratis toegezonden. De afdeeling „Broodfabriek" levert prima brood, beschuit en koek tegen zeer billijke prijzen, en geeft bovendien 10 pCt. dividend. Bedragen tot ongeveer f50 per gezin werden als dividend uitgekeerd. „Met geweld heb ik Antje moeten tegenhou den om haar vader na te springen", besloot Kratz eindelijk zijn mededeelingeu. „Ze was in het eerst geheel buiten zichzelf van smart, Pfïildner; ik zal dat oogenblik nooit kunnen vergeten. Hier het arme kind, dat in wanhoop riep om toch te helpen, terwijl geen redding mogelijk was, daar, aan den anderen kant, de Italiaan, die de onschuldige oorzaak was van het ongeluk en jammerend zichzelf aanklaagde. En de arbeiders drongen op de brug, die dreigde in te storten. O, het was verschrikkelijk!" „En is het niet gelukt, het lijk te vinden Kratz schudde treurig bet hoofd. „Neen mijnheer Von Brodenberg, U kunt ge- looven dat alles gedaan is, wat wij konden. Maar het was te vergeefs." „En is Antje nu kalmer?" vroeg Pfïildner. De oude heer knikte. „Indien men naar het uiterlijk mag oordeelen ja. Ik meende eerst, dat zij door een onwille keurige reactie rustiger was geworden. Nu ech ter weet ik, dat het iets anders is. Aatje draagt iels in zich, dat haar beter helpt dragen dan alle menschelijke woorden en troost. Het is haar kinderlijk vroom Godsgeloof. Er is geen uur na het ongeluk voorbijgaan, dat ik niet bewon derend heb gezegd: Wat een meisje! Die innig heid van hart naast wezenlijke sterkte van karakter, die kracht om te lijden zonder te kla gen. Hoe beter men Antje Bergholm leert ken nen, des te hooger moet men haar schatten." Die laatste woorden waren echter meer direct tot Pfïildner gericht. Na eenige oogenblikken vervolgde Kratz: „Er ligt een merkwaardige tragedie in den dood van Bergholm. Ik trof Antje gisteren op het kerkhof, of juister, ik zocht haar daar op, omdat ik haar ongestoord wilde spreken en ik weet, dat zij daar gaarne vertoeft bij een graf, waarop de zelfde spreuk staat als op dat van haar moeder. Daar vertelde ze mij rustig van de laatste uren, die ze met haar vader had door leefd en hoe juist in die uren, uit leed en uit tra nen, een inniger gevoel tusschen hen ontstond. Ook over de geldelijke aangelegenheden van haar vader sprak zij en ik kon haar tot mijn vreugde meedeelen, dat ik juist een uur vóór zijn dood met hem die zaak had behandeld en dat ik hem beloofd had, gaarne zijn voorspraak te zullen zijn bij collega Pfïildner om een gedeelte van zijn borgtocht los te maken, waardoor hij aan zijn meesi dringende verplichtingen zou kunnen vol doen. En dan kon ik haar nog op twee zaken wijzenten eerste, dat het hem vergund was, een menschenleven te redden, en voorts, dat hij niet levend in zijn verschrikkelijk graf is ge stort, zooals velen meenen. Want het staat bij mij vast, dat zijn door allerlei zorgen overspan nen toestand in ds laatste dagen en het plotseling inspannen van alle krachten om Battista te redden, een beroerte hebben veroorzaakt. Antje gelooft dat óok." Nu rolde het rijtuig over de straatsteenen van Kbensledt en Pfïildner dacht er aan, dat het juist een jaar geleden was, dat hij met Bergholm en Antje in dit zelfde rijtuig zijn intrede deed te lCbenstedt, Evenals toen, stond ook nu Lorenzen met zijn lantaarn bij de deur en zag men achter hem zijn dochter, maar zijn gezicht stond ernstig en de oogen van Marie waren vochtig, toen Pfald- ner haar de hand drukte. Max von Brodenberg ging dadelijk naar zijn kamerde twee collega's tradeD bjj Pfïildner binnen, en nu kon Pfïildner eindelijk de vragen doen, welke hem zoo zwaar op het hart lagen „Weet Antje, dat ik kom Heeft ze naar mij gevraagd 7" Er trilde angst uit zijn slem en Kratz keek hem aan met dien eigenaardige!)diepen blik, waarmee hij de menschen in het hart scheen te lezen. Hij antwoordde niet dadelijk. „Antje is een natuur, die zwijgend weet te dragen: maar toch heb ik menigen blik in haar binnenste geslagen, als een vader, die het leed van zijn kind kent. zonder dat het hem wordt gezegd. Daarom weet ik wie er tusschen jou en haar staat niet de bijzonderheden, maar de zaak zelf. En wanneer ik nu je vraag beantwoord en zeg ja, Antje weet, dat je komt en ze wacht je met een uit duizend wonden bloedend hart, dan moet ik er, uIb haar vaderlijke vriend, aan toevoegen hoe xal je ooit kunnen verantwoor den wat je Antje hebt aangedaan V" „Still Laat mij uitspreken, Pfïildner!" ging hij voort en in zijn zachte stem lag een kracht, die geen tegenspraak duldde. „Als ik zóo tot je spreek, dan weet ik wat het beteekent en ik doe het met het bewustzijn, dat ik het te ver antwoorden zal hebben tegenover jou, en ook tegenover een ander, die met geen aardschen maatstaf meet. Pfüdner, welk leed heb je Antje aangedaan inaar ook van welk een schat van liefde heb je jezelf beroofd Ik heb je nooit voor een oppervlakkig mensch gehouden en ik achtte je hoog, toen je, niettegenstaande bijkomende omstandigheden, Antje tot de jouwe maakte. Maar nu sta ik voor je als een aan klager, want je heb het geluk van iemand die, mij lief en dierbaar is, verwoest. God vergeve je wat je gedaan hebt 1" Diep zonk l'fïildner's hoofd op zijn borsthij sloeg de oogen niet op, sprak niet tegen, voerde niets tot ?ijn verontschuldiging aan. „Toen ik wegging om je af te halen," ging Kratz ernstiger voort, „zei Antje, dat zejemor- gqp voormiddag wilde spreken. Je behoeft niet bang te zijn voor een heftig tooneel. Afgezien daarvan, dat Antje te veel verdriet over den dood van haar vader heeft, behoort zij niet tot de zwakke naturen, die hun leed trachte te over winnen met woorden. Het afscheid zal kalm zijn. Goeden —.eht, Pfïildner!" Kratz ging kamer uit zonder zijn collega de hand gereiki te hebben. (Slot volgt.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1912 | | pagina 4