Bontwerk. BOKBIER TITANIC. PHOENIX „DE AREND'. Het vergaan der Alléén SINGER SINGER-MAATSCHAPPIJ, Herstellingen _A._ Hi^ssiisrca-, DE HUISHOUDGIDS is weder verkrijgbaar. Stoomwasscherij W. G. BURGER, gevestigd te DORDRECHT. H.H Van der Zoo de Jong Van Ophoven, N. V. BIOSCOPE MAATSCHAPPIJ Hnlen. Woensdag (ook mid dag), Donderdag en Yrijdag Feuilleton. Gedetacheerd. glLrxke m&exler* ^eA>efi AA&CV*- ftisvoLoj+eri ye&i. icAaLdelijJtAï Aoffi&jcLocJv MrtOLk&Ujke. An 4£&iu>*ud& J6ajtAt*eirier>~. 1fxtynaLóftaJt htyii 25 c&nto SXouocr- "xlt aLe Jtsuyofi. f A. J. TEX HOPE, Rotterdam. Onze machines behoeven JTïaw geen aanprijzing in winkels met BIT uit- hangbord zijn de IjRÖU Wij verzoeken slechts rapraX] er op te letten, dat ze Naaimachines verkrijgbaar. aan het juiste adres gekocht worden. Amersfoort, Westsingel 49 hoek Varkensiuarkt. Arnliemsclieweg 24. AMERSFOORT. Gouden Medaille, Gent 1908. Onder redactie van mejuffrouw N. CARIOT, Leerares in Koken en Voedingsleer te ZWOLLE. Dit tijdschrift verschijnt eiken Zaterdag. Proefnummers gratis en franco verkrijgbaar bij iederen Boekhandelaar en aan bet bureau van de >DE HUISHOUDGIDS* Burgstraat 65, UTRECHT. AMERIKAAMCH SYSTEEM. Wassehen geheel opgemaakt of droog toegeslagen. GOEDE BEHANDELING. BILLIJKE PRIJZEN. Goederen worden te Amersfoort 's Woensdags franco gehaald en gebracht. PROSPECTUS wordt op aanvrage gratis toegezonden. Telegram-adresIIOLARGYP. Telefoon No. 1021. Volgestort maatschappelijk kapitaal f 1 000 000. De COUPONS der 5 pCt. Pandbrieven, vervallen 1 Nonsmber 1912, zijn van dien datum af BETAALBAAR ten Kantore der Rank, en te Amersfoort bij do alsmede bij hare overige Agenten in de voornaamste plaatsen des Rijks. 20.) Danig opgewonden spoedde mevrouw Von Langen zich naar de keuken, waar men druk bezig waa, het servies af te wassehen en het zilver te noetsen. Zij vergat zelfs, dat zij te be velen haa en wendde zich bijna smeekend tot de keukenmeid met een„l'aula, wat moeten we nu beginnen mijnbeer heeftde dames en de heeren plotseling verzocht, ook te blijven soupeeren''. l'aula gaf een gil en liet een sauskom, die ze bezig was af te drogen, in duizend stukken vallen. „Kan je dan niet een beetje minder onop lettend wezen, onhandig schepsel viel me vrouw uit. Maar I'anla was 6ok niet op haar mondje gevallenmevrouw zelf had haar maar al te dikwijls gezegd, dat zij haar voor geen geld wildernissen omdat zij zoo heerlyk kon kokeD, en dus diende zjj van bescheid „Ja, nu nog standjes maken 6ok. Dat gaat niet. Dat komt niet te pas. En het geeft 6ok niets omdat het langs mijn koude kleeren af glijdt. Zoo'n betrekking als hier krijg ik eiken dag: aan iedere vinger tien. Ze neten beet wie Paula is en hoe l'aula kookt. En bovendien heeft ons soort menschen Ook zenuwen, net zoo goed als mevrouw. En als je dan zuo schrikt en je handen in elkaar slaat, dan kan je gemak kelijk vergeten, dat je wat in je handen hebt". En doodkalm tegen Marie, de andere gedien- stige „Toe, Marie, gooi die scherven maar in de vuilnisbak't is toch niet meer te krammen". Met onnoodig veel geraas werden de scherven bij elkear geveegd. Maar toen Paula den bedroefden blik van haar mevrouw zag, wie deze schennis van haar beste servies erg ter harte ging, vervolgde zij „U moet'dat ook maar niet te erg opnemen, mevrouwveel was hij niet meer waarder was al een barst in". „Dat moet dan toch wel een erg onzichtbare zijn geweest", waagde mevrouw. „Dat zijn juist de gevaarlijkste", meende Paula. Mevrouw waagde zich maar niet aan verder tegenspreken en begon dus te overleggen wat nog kon gereed gemaakt voor het souper. De oppasser kreeg in opdracht, in den looppas nog allerlei in de stad te gaan halen. „Wanneer zouden we weer aan tafel kunnen gaan?" vroeg de kolonel toen zijn vrouw te rugkwam. „Ik ben anders bang, dat de dames en heeren tóch naar huis gaan". „Nu, met een kwartiertje" jokte mevrouw dapper. Maar bet kwartiertje werd een uur en meer, doch allen wachtten geduldig, vooral omdat er geen denken aan was, naar buis te kunnen. Het regende, dat het goot, z6o erg alsof de wekenlange droogte in éen etmaal moest wor den ingehaald. „Dat is weer een plae-ommel voor drie dagen" viel de kapitein uit „ik keu dat weer, hier. 't Is wat moois; nu kan je weer den dienst van morgen veranderen, want bij zulk hondeweer pardon, dames, ik bedoel natuurlijk mirakel slecht weer kan je toch geen velddienstoefe ning houden. De kolonel viel hem bij, minder met het oog op de manschappen die zouden toch niet smelten al regende het ook nog eens zoo hard dan wel met het oog op de uniformen, die 't nog moesten uithouden gedurende de op handen zijnde manoeuvres. De kolonel was het dus eens met den kapitein, maar toch wilde hij hem even plagen en vroeg dus „U ie toch niet bang voor zoo'n beetje regen, kapitein Deze nam hei in ernst op en antwoordde: „Bang? Ik bang? Ik ben niet bang voor wat of voor wien ook ter wereld, zelfs niet voor mijn chefs. Dat moest U nu toch al wel weten. En chefs zijn nog heel wat erger dan zoo'n paar droppels regen." „Daar neb je gelijk in" lachtto de kolonel. „Maar elke medaille heeft haar keerzij en óok deze zondvloed, want veel dienst kan er morgen niet worden gedaan en dus behoeven we niet zoo vroeg naar bed en kunnen dus een fatsoen lijk partijtje maken. Als ik goed zie, kunnen we twee tafeltjes hebben." Maar dat plan mislukte omdat Harald niet wilde spelen. „Ik speel anders heel graag, maar nooit als er dames by zijn. Van twee genoegens moet men, dunkt mij, steeds het beste kiezen en als ik nu raag kiezen tustchen een babbeltje met uw dochter en een partijtje skat dan behoef ik 11 wel niet te zeggen, boe mijn keu» zal uit vallen." Toch slaagde men er eindelijk in twee tafel tjes te maken, daar zoowel de vrouw van den kolonel als die van den kapitein zich, wat ze noemden, opotlerden. (lerda en Harald bleven dus vrywel alleen, wat hun beiden zeer aanstond. Harald had, da delijk toen Gerda met Kramer uit den tuin kwam, gemerkt dat het tusschen hen tot de eene of andere verklaring was gekomen, die bei den vruchteloos trachtten te ontkennen en te verbergen. Aanvankelijk dacht Harald, dat Kra mer onder den invloed van den rijkelijk geno ten wijn zich zou hebben later, verleiden Gerda te spreken van zijn liefde en zijn eenzijdige ver loving maar hij bemerkte al heel gauw, dat dit niet het geval was geweest. Had Kramer een blauwtje geloopen, dan had hy stellig een of ander voorwendsel bedacht om te verdwijnen en had Gerda hem het jawoord gegeven, dan hadden geen van beiden zoo verlegen en gepre occupeerd behoeven to wezen. Gerda was dan ook recht in haar nopjes, dat men vóór 't sou per al ging kaarten; zij werd daardoor bevrijd van Kramer's tegenwoordigheid en bleef met Harald alleen in de verandnh. „Wil jelui licht hebben?" vroeg baarmoeder. Maar Gerda bedankte en Harald voegde er aan toe. „Eerlijk gezegd, vind ik het veel aan genamer, zoo in 't halfduister eens te babbelen". Maar van babbelen, kwam eerst niet veel. (Wordt vervolgd)-

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1912 | | pagina 4