Donderdag 19 December 1912. No. 8200. 62e Jaargang. kosteloos. Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff". HOOFDREDACTEUR v. J. rasBïEjj j AMERS|FOORT. Verschijnt DinsdagDonderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden fi. franco per postƒ1.15. Advertentien 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel- abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en onteigenings- advertentien per regel 15 cent Reclames 1—5 regels ft,2$. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. BUREAU: KORTSGRACHT 9. Postbus 9. Telefoon 19. Wie zich met ingang van 1 Januari doet in schrijven als abonnc, ontvangt de tot dien datum verschijnende nummers K K N N IS O E V 1 N U E N. De Burgemeester van Amersfoort, gezien artikel 41 der Gemeentewet, brengt ter kennis van de ingezetenen, dat de itaad dezer Gemeente zal vergaderen op Zater dag, den 21 December aanstaande, des namid dags half twee. Amersfoort, IN December l'J12. De Burgemeester voornoemd, Van RANDWIJCK. INSCHRIJVING voor de MILITIE. De Burgemeester van Amersfoort herinnert aan de verplichting tot het doen van aangifte ter inschrijving voor de militie in Januari a.s. van hen. die daarvoor volgens de Militiewet in de termen vallen en gebo ren zijn in het jaar 1S94. Tot het doen dezer aangifte worden de daartoe verplichte personen uitgenoodigd zich voor zoover mogelijk ter Gemeente secretarie aan te melden op Vrijdag en Za terdag 3 en 4 Januari 1913, van des voor middags 9 tot 12 uur en van des namid dags 1 tot 3 uur. Bij de aangifte ter inschrijving bestaat gelegenheid om op te geven de reden van vrijstelling, die de in te schrijven persoon vermoedelijk zal kunnen doen gelden. De betrekkelijke artikelen der wet luiden als volgt: Art. 12. i. Behoudens het bepaalde in art. 13 wordt voor de militie ingeschreven: 1. ieder minderjarig mannelijk Nederlan der, die op 1 Januari van het jaar volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar heeft volbracht, binnen het Rijk, in het Duitr :he Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft, of wiens vader, moeder of voogd op genoemd tijdstip in een dier Rijken woon plaats heeft j 2. ieder meerderjarig mannelijk Neder lander, die op genoemd tijdstip in een der genoemde Rijken woonplaats heeft; 3. ieder mannelijk niet-Nederlander, die op genoemd tijdstip ingezetene van het Rijk is. 2. Voor ingezetene in den zin dezer wet wordt gehouden A. de minderjarige niet-Nederlander, die binnen het Rijk woonplaats heeft 1. indien zijn vader, moeder of voogd binnen het Rijk woonplaats heeft en gedu rende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk 'of in de koloniën of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen woonplaats S<i3,ad in'dfenhij zelf gedurende de vooraf gaande achttien maanden in het Rijk of in de koloniën of bezittingen des Rijks in an dere werelddeelen woonplaats gehad heelt, tenzij hij in den zin dezer wet een vader of moeder heeft en deze elders dan binnen het Rijk woonplaats heeft 1 11 de meerderjarige met-Nederlander, die binnen het Rijk woonplaats heeft en gedu rende de voorafgaande achttien maanden in het Rijk of in de koloniün of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen woonplaats gehad toepassing van het bepaalde in liet vorig lid wordt gehouden vóór minderjarig hij, die minderjarig is m den zin der Xederlandsche weti voor meerderjarig bij. dl\maf'der'arls: is in den zin der Xederlandsche wet. Art. 13. Voor de militie wordt niet ingeschreven 1. de ingezetene niet-Nederlander, die blijkt te behooren tot een Staat, waar de Nederlanders niet aan den verplichten krijs- dienst zijn onderworpen of waar ten aanzien van den dienstplicht het beginsel van weder- keerigheid is aangenomen 2. hij, die blijkt in de koloniën of bezit tingen des Rijks in andere wereldeelen woonplaats te hebben, mits dit niet zij ter zake van krijgsdienst. Art. 14. i. De inschrijving geschiedt 1. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid, onder i.: a. zoo zijn vader, moeder of voogd bin nen het Rijk woonplaats heeft, in de Ge meente der woonplaats van vader, moeder of voogd b. zoo hij binnen het Rijk woonplaats heeft, in"de Gemeente zijner woonplaats, tenzij hij in dén zin dezer wet een vader, moeder of voogd heeft en deze in eene andere Ge meente binnen het Rijk woonplaats heeft c. zoo zijn vader, moeder of voogd in het Duitsche Rijk en hij niet binnen het Rijk woonplaats heeft, in de Gemeente Amsterdam; d. zoo zijn vader, moeder of voogd in het Koninkrijk België en hij niet binnen het Rijk woonplaats heeft, in de Gemeente Rot terdam e. zoo hij in het Duitsche Rijk en zijn vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft, in de Gemeente Amsterdam f. zoo hij in het Koninkrijk Belgie en zijn vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk of in het Duitsche Rijk woonplaats heeft, in de Gemeente Rotterdam 1. van hem. bedoeld in .art. 12, eerste lid, onder 2.: a. zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk, in de Gemeente zijner woonplaats; b. zoo hij woonplaats heeft in het Duit sche Rijk, in de Gemeente Amsterdam c. zoo hij woonplaats heeft in het Konink rijk België, in de Gemeente Rotterdam 3. A. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid, onder 3, indien hij minderjarig is: a. zoo zijn vader, moeder of voogd binnen het Rijk woonplaats heeft, in de Gemeente der woonplaats van vader, moeder of voogd b. zoo hij in den zin dezer wet geen vader, moeder of voogd heeft of zoo zijn voogd niet binnen het Rijk woonplaats heeft, in de Gemeente, waar hij zelf woonplaats heeft B. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid, onder 3, indien hij meerderjarig is: in de Gemeente, waar hij woonplaats heeft. 2. De in het vorig lid als plaats van inschrijving aangewezen Gemeente is die, waar de woonplaats gevestigd is of was op 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waar in de in te schrijven persoon het 18de levens jaar volbracht. Ten aanzien van hem, wiens inschrijving te Amsterdam of te Rotterdam moet geschieden wegens woonplaats onder scheidenlijk in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België, wordt de Gemeente, waar de inschrijving moet plaats hebben, bepaald naar het Rijk, waar de woonplaats gevestigd is of was op 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18de levensjaar volbracht. Art. 15. 1. Hij, die volgens art. 12 moet worden ingeschreven, is verplicht zich daartoe aan te geven bij den Burgemeester der Gemeente, waar de inschrijving moet geschieden. 2. indien hij ongesteld of afwezig is, rust de verplichting tot het doen van de aangifte a. indien het een minderjarige betreft, op zijn vader, moeder of voogd, mits de vader, moeder of voogd binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft, of indien de voogdij is opgedragen aan eene rechtspersoonlijkheid be zittende vereeniging, aan eene stichting of aan eene instelling van weldadigheid op de bestuurders; b. indien het een meerderjarige betreft, die onder curateele staat, op zijn curator. 3. De minderjarige, die in den zin dezer wet geen vader, moeder of voogd heeft, of wiens vader, moeder of voogd niet binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Ko ninkrijk België woonplaats heeft, is, behou dens het bepaalde in het volgend lid, steeds zelf tot het doen van aangifte verplicht. 4. Hij, die is opgenomen in een der in art. 16 vermelde gestichten en inrichtingen of behoort tot de in het tweede lid van ge noemd arlikel bedoelde personen dan wel in dienst is bij de zeemacht, bij het leger hier te lande of bij de koloniale troepen, behoeft niet ter inschrijving te worden aangegeven'. 5. De aangifte geschiedt in de maand Januari van het jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven persoon het 18de levens jaar volbracht. 6. Voor hem of haar, die tot het doen van de aangifte verplicht is, kan de aangifte geschieden door een ander, daartoe schrifte lijk gemachtigd. Art 16. 1De bestuurders van krankzinnigen-, idioten-, doofstommen- en blindengestichten, van gevangenissen, van rijkswerkinrichtingen, van Rijks-opvoedingsgestichten en van tucht scholen zenden jaarlijks vóór 10 Januari een opgave, ingericht in den door Ons te bepa len vorm, van de daarin opgenomen manne lijke personen, die alsdan voor de militie moeten worden ingeschreven, aan Onzen Commissaris in de Provincie, binnen welke de inschrijving moet plaats hebben. 2. Ten aanzien van de mannelijke perso nen. die ingevolge art. 39 van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking van de Re geering zijn ingesteld en niet in een Rijks opvoedingsgesticht zijn opgenomen, geschiedt gelijke opgave vanwege Onzen Minister van Justitie. 3. De inschrijving van de in het tweede lid bedoelde personen, zoomede van die, welke in dienst zijn bij de zeemacht, bij het leger hier te lande of bij de koloniale troe pen, geschiedt overeenkomstig door Ons te geven voorschriften. Art. 17. i. Voor de militie wordt ook ingeschre ven of wordt opnieuw ingeschreven 1. ieder minderjarig mannelijk Nederlan der, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar vol bracht en vóór het intreden van het 21ste levensjaar zijn woonplaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd heeft en wiens vader, moe der of voogd niet reeds in een dier Rijken woonplaats had 2. ieder minderjarig mannelijk Nederlan der, die niet in een der genoemde Rijken woonplaats heeft, doch wiens vader, moeder of voogd na 1 Januari van het jaar, vol gende op dat, waarin de minderjarige het 18de levensjaar volbracht, en vóór het in treden van diens 21ste levensjaar zijne of hare «voonplaats binnen een dier Rijken gevestigd heeft 3. ieder mannelijk minderjarige, die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar Nederlander of opnieuw Nederlander is ge worden, zoo hij of zijn vader, moeder of voogd binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woonplaats heeft 4. ieder meerdeijarig mannelijk Neder lander, die na 1 Januari van het jaar, vol gende op dat, waarin hij het 18de levens jaar volbracht, en vóór het intreden van het 21ste levensjaar zijne woonplaats binnen het het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België gevestigd heeft 5. ieder mannelijk meerderjarige, die na

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1912 | | pagina 1