De Arend. „EYSINK" Rijwielen lichten gang en soliditeit. Excellenta-pudding, HUT KIN» WERELD§TAD- PROGRAMHA Mo. 14 Stoomwasscherij W. G. BURGER, Bios coop 6 3De laatste slag- van generaal Ci_ister_ Sierlijk. Solied. zijn overal bekend door hun Sterk. Snel. A. J. P.'s MAILDIENSTEN. Feuilleton. De „Mary Rose". ENGELBERTS, VON GLAHN SLIGCHER. A 8 T E B n A COMMIffiI0NNAIii8 EFFECTES EN KAS3"T* E B S F O O B T Beheerder ven het Bijkantoor te Amersfoort J. 04TIH IM Plutiüli 12, latere. Tel. 188. SAFE-DEPOSIT. Nieuwste constructie. Fabrikaat „Lips". Brand- en lnbraakvnj. LOKETTEN TE HUUR van f7.50 per jaar af, f 2.— per maand, enz., deegewenscht met geheime gecombineerde sluiting. AMERIKA ANSCH SYSTEEM. Wassehen geheel opgemaakt of droog toegeslagen. GOEDE BEHANDELING. BILLIJKE PRIJZEN. Goederen mrden te Amerstoort 's Woensdags franco gehaald en gebracht. PROSPECTUS wordt op aanvrage gratis toegezonden. OUDERS, OPVOEDERS en ONDERWIJZERS ABONNEERT U OP Veertiendaagsch blad voor ouders en opvoeders, onder redactie van dLr. J- TT- <~a-TT TVTXTTTVrC13- "X7V5Z513.., met medewerking van bekende opvoedkundigen en artsen. Prijs per jaar franco per post f8. Met Januari begon de 14s jaargang. Om zijn pittigen inhoud is »Het Kind* een zeer gewaardeerd en steeds meer gezocht blad. Proefnummers op aanvraag bij den Uitgever J. PLOEGSMA, Zwolle. vau Vrijdag 21 tot en met Donderdag 27 Februari 1913. i. EEN FLINKE ERFENIS. Komisch. s. DE EDELMOEDIGHEID VAN SYLVIA. Dramatische komedie. 3. CUNEGONDE ONTVANGT FAMILIE. Komisch. 4. SNURKT GONTRAN, OF SNURKT HIJ NIET? Komische komedie. 5. POLIDOR HEEFT LAST VAN ZENUWTREKKINGEN. Komisch. Episode uit den Indiaaoschen opstand in Amerika in 1876. Naar officieele gegevens bewerkt met toestemming en medewerking van de Amerikaansche regeering. Deze strijd geeft de prachtigste natuur- en oorlogstafereelen te zien. bereid met Duryea Mai/.ena, is de allerbeste. 10 ot, palsJ© s 27 ot. doos (8 palsjes). WIJZE van VERZENDING. Laatste Busliohtinq FEBR. MAART. OOST-INDIË. Uit Amsterdam, me' de s.s. 14, 28 der Maatschappij Nederland. 10.- 'sav. 14, 28 Uit Rotterdam, met de s.s. 7, 21 der Rotlerdamsche Lloyd. 10.- ar. 7, 21 Over Genua, met de s.s. 12, 26 der Maatschappij Nederland.') 6.05 '»m. 12, 26 Over Marseille, met ds s.s. 4, 18 der Rotlerdamsche IAoyd.1) S.S0 's a*. 4, 18 Id. met de Fransche pak- 8, 22 hoot. 6.30 's m. 8, 22 Over Brindisi, met de F.n- 14, 28 14, 28 gelsehe pakketboot.1) 10.45 'sm. 7, 21 7, 21 Over Napels met de Buit- sehe pakketboot1 8.80 's av. 5, 19 5, 19 SURINAME. 18, 27 uit Amsterdam. 10.— 'sav. 13, 27 over Saint Nazaii 0.30 's nu 28 28 over Southampton. 10.— 'sav. 10, 24 10, 24 CURAQAO. 13, 27 18, 27 over Amsterdam. 10.— 'sar. over Hamburg 10.- 'sav. 1 1 over New-York 5.35 'sav. Dinsdag en Vrijdag Dinsdag en Vrijdag eiken D i n a d a g en V r y d a g, la NOORD-AMERIKA buslichting 5.85 'aavonds; Zon- en F dagen 10.— 'a avonds. Nazending 3.30. Suppleloire mail voor brieven, briefkaarten en 1 kende «tukken van allerlei aard 6.30 '«morgens. Ter drukkerij v?n de Naam- looze Vennootschap „De Amers- foortscheCourant voorheen tirma A. H. van G'leeff" worden spoe dig, net en billijk vervaardigd: Aanplakbilletteu Aandeelen Bestekken Bonboekjea Briefhoofden Circulaires Chöques Doodsberichten Dissertaties Enveloppen Facturen Formulieren 6eleibillelten Huwelyksbrieren Inwikkelpapiereu Jaarverslagen Kennisgevingen Linieerwerk Menu's Nota's Orderbriefjes Pantlbrieveu Prijscouranten Quitantiën Registers Rouwbrieven Statenwerk Tarieven Trouw brieven Uitnoodigingabrieven Verlovingskaarten Visitekaartjes Wissels Zegels en elk ander voorkomend boek- of steeodrukwerk. 1.) „Daar luidt een bel ergens vOor ons uit, sir", zei de stuurman, toen de kapitein op zijn ver zoek op de brug kwam. „Door den mist heen hoorde ik zooeven een geluid als „t-o-n-g". „Ken bel riep kapitein Masters, zijn forsche, fiere, vierkante gestalte naar den stuurman wendend. „Ken scheepsbel soms?" „Ik kan het niet precies zeggen, sir, het lijkt er wel «at op. Het kan nergens anders vandaan komen". „Dat is zoo", gaf de kapitein toe. „Er ligt hier nergens in den omtrek een lichtschip, of een belboei. We zijn een goede tweehonderd mijlen van dan wal en ik bogrijp niet bij Jupiter, daar heb je het weer". Het stoomschip „Dakota" doorkliefde de golven van den Atlantischen Oceaan. Heeds was het eenige honderden mijlen van de Ier.iche kust, toen een zware, verblindende mist het schip rondom insloot en het in zijn voortgang belemmerd^. Met halfstoom voer het er door heen, terwijl door den uitkijk op voorateven on brug een nauwlettend toezicht werd gehoudeo, toen de stuurman voor het eerst het gelui der bel vóór zich uit hoorde en het aan den kapi tein meldde. Daar kapitein Masters wist, dat ze ver van eeaig lichtschip of seinstation verwijderd waren, was bjj geneigd om aan een vergissing te ge- loovan. Juist toen hij op het punt was,aanzijn twijfel uitdrukking te geven, vernam hij echter een lang, droevig „t-o-n-g" door den mist; het geluid bleef trillend in den zwaren misthangtn en stierf t6o onmerkbaar weg, dat het schier onmogelijk was, te zeggen wanneer het ophield. „Vreemd, heel vreemd", mompelde de kapitein, die blijkbaar door het zonderlinge der zaak was getroffen. „Ik kan niet begrijpen, wat het is. Bij dik weer als dit zou een zeilschip zijn misthoorn Sebruiken en een stoomboot baar lluit. Waar enkt ge, dat het geluid vandaan is gekomen, Roper „Ergens vóór stuurboordsboeg, sir, dunkt me, ofschoon het moeilijk precies te zeggen is bij een neveL als dien op het oogenblik". „Juist", stemde de kapitein toe. „Geluiden zijn.altijd bedrieglijk bij mist. Men meent aan vankelijk stil, daar hoor ik 't weer". De vreemde, droefgeestige tonen bereikten weer hun oor als het gelui van een doodsklok. De kapitein en de stuurman keken elkaar aan. „Als we niet op zee waren, zou ik geneigd zijn te gelooven, dat het een begrafenis of iets van dien aard is", meende de eerste. „Wij moe ten te weten zien te komen, wat het beteekent". Vreezend, dat hun van de voorzijde een of ander gevaar dreigde, waarvoor de bel hen wilde waarschuwen, verminderde de kapitein den stoom tot op een vierde. Het schip gleed door de mist voort, terwijl de kapitein en de stuurman van de brug af scherp uilkeken. De geheele beman ning, met uitzondering van de stokere. was op Bij tusschenpoozen regelmatige tusBchen- poozen, naar het scheen bereikte het gelui der klok hun oor. Het scheen telkens luider en luider te worden. „Wij komen er vrij dicht bij", zei do kapi tein. „Het schip als het een schip is moet ergens aan stuurboordzijde van ons liggen. Kan jij het nader verklaren, Roper?" „Neen, sir, nog niet". „De mist wordt wat lichter, dunkt me; we moeten het echip spoedig in het oog krijgen. Ha, wacht. Daar ligt iets, dat er ale een schip uitziet". Uit den wegdrijvenden miBt doemde aan stuurboord een schemerachtige omtrek van mas ten en touwwerk op. Het verwarde voorkomen van het laatste toonde duidelijk, dat het schip belangrijke averij bad bekomen. De romp was nog voor het oog verborgen; maar juist opdat oogenblik kwam ergens van het dek de wel luidende klank eener bel. Zeer behoedzaam stuurde kapitein Masters zijn stoomboot in de richting van het vreemde schip; langzaam werd de afstand tusschen hen minder en de romp kwam in 't gezicht. Zij, die zich op de stoomboot bevonden, konden zien, dat het een bark was, die zeer diep in het water lag en zwaar van den storm te lijden had gehad. „Lek geworden, zei de kapitein. Ook schijnt bij verlaten te zijn, wat ik kan nergens een levend wezen ontdekken. Zoo dat het geval is, wie kan dan die bel geluid hebben „Stellig, uat er iemand is, sir", bracht Roper in het midden, die de bark met zijn kijker onderzocht. „Waar vroeg de kapitein. „Aan den acliterstreven, sir; hij zit neer ge hurkt met den rug naar ons toe. Hij ziet ons niet". „Dan zullen we het het* laten hooren", zei de kapitein, en zijn hand aan den mond zettend, schreeuwde hij „Bara, ahoy 1" De gedaante aan den achtersteven bewoog zich en richtte zich eeu weinig op. Het hoofd werd langzaam naar hen toegekeerd en zij ont waarden een bleek, starend jongensachtig gelaat. Zij zagen, dat hij bij de scheepsbel zat, en blijk baar was hij het, die bij tusschenpoozen die droefgeestige tonen had doen weerklinken. Zij stonden toe te zien, elk oogenblik ver wachtende, dat ze hem met een kreet van vreugde zouden zien opspringen. Maar hij deed niets van dien aard. Hij zat als versuft en staarde naar hen, zonder de minste poging te doen om zich op te richten of hun geroep te beantwoorden. „Daar zit iets vreemds in dat alles, zei kapi tein Mastera. I)it is misschien wel het zonder lingste dat ik ooit op zee heb bijgewoond. Je moest maar een boot uitzetten, Roper, en eens gaan zien, hoe we dat klaren moeten. Die knaap aan den achtersteven ginds is misschien in staat, ons er iets van te vertellen". Roper, een knap, jong oflieier met een inne mend gelaat, snelde van de brug naar beneden en maakte haastig een der sloepen aan stuur boordzijde los. Zich erin latend, plaatste bij zich aan den voorsteven en werd naar de lek geworden bark geroeid. De naam aan den voor steven duidde aan, dat het de „Mary Rose" van Glangoor was. Toen de sloep op zij van het vaartuig kwam, sprong hij aan boord en snelde over het voch tige, gladde dek naar achteren. Toen hij den achtersteven bereikte, hief de knaap het hoofd op en Btaarde hem onnoozel aan. Het gezicht van zijn betrokken, bleek gelaat, zijn ingezon ken oogen en holle wangen deden Roper schrik ken. Het was duidelijk, dat de jongen vreeselijke ontberingen had doorstaan. Zjn haar was aan eengekleefd van bloed, alsof hij een hevigen slag op 't achterhoofd had ontvangen. Vreemd genoeg, scheen hij geen boots- of kajuitsjongen te zijn, maar leek wel iets meer te wezen. „Wat is hier aan de hand vroeg de stuur man dicht bij hem stilstaande. Be jongen keek als wezenloos naar hem op en schudde het hoofd. „Kan je mij niet verstaan?" vroeg Roper, „waarom spreek je niet De knaap opende zijn ruond en wees op zijn tong, waarbij hij tegelijk een vreemd keelgeluid het hooren, (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1913 | | pagina 4