Zaterdag 1
Maart 1913.
RON A
No. 8230.
62e Jaargang.
BIJBLAD.
Van houten's
Cacao
Stadsnieuws.
Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff
HOOFDREDACTEUR
F. J. FHZSSEZSS.
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1.
franco per postƒ1.15. Advertentien 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en onteigenings-
advertentiën per regel 15 cent Reclames 1—5 regels ƒ1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU:
ZOHTEGHACHT 9.
Postbus 9. Telefoon 19.
Bij dit nummer behoort een
Gewoonten.
Onze handelingen geschieden vaak uit ge
woonte; door ze dikwijls te herhalen, zijn
wij er aan gewerd geraakt.
Wanneer wij iets willen doen, een hande
ling willen volbrengen, dan zullen wij eerst
daarover denken, langer of korter naar
mate van het gewicht der handeling. Zelfs
bij impulsief handelen, gaat denken, hoe
vaag of kort dan ook, vooraf. Handelen
is dus een gevolg van denken, dat oor
zaak is, alhoewel het mogelijk is, dat die
oorzaak weer het gevolg is van een andere
oorzaak. Een toepassing of, wellicht beter,
een uitvloeisel van de Wet van oorzaak en
gevolg.
Het is duidelijk, dat daar waar verband
of werking bestaat tusschen twee dingen,
die werking wederkeerig moet zijnhier is
dus een terugwerking van het «gevolg* op
de «oorzaak*. Hierin vinden wij de toepas
sing van een tweede natuurwet, de Wet van
rechtvaardigheid. Hetgeen de mensch doet,
keert tot hem terug.
Onze handelingen zijn alzoo het gevolg
van ons denken, van onze gedachten. Den
ken wij goed, dan moeten onze handelingen
noodzakelijk goeddenken wij slecht dan
zullen onze handelingen noodzakelijk slecht
zijn.
Denken is dus iets, dat voor den mensch
van het hoogste belang is; want iets, dat
een gevolg te weeg kan brengen moet een
kracht, een vermogen zijn.
En toch is dat vermogen, dat evenals elk
ander voor groei, vcor ontwikkeling vatbaar
is, bij het gros der menschheid ongeoefend,
dus ongeschikt voor het gebruik, dat er van
gemaakt zou kunnen worden.
Dat dit zoo is, ia voor een groot deel een
gevolg van onbekendheid met het feit, dat de
menschelyke gedachte een geweldige kracht
is, die een scheppend vermogen bezit.
Wat het denken aangaat, dat is geen
gemakkelijk iets wel te verstaan het intens
denken aan éen ding, zonder af te dwalen.
Fr behoort 'zeer veel wilskracht en volhar
ding toe om dat goed te leeren. Dit ligt
echter voor de hand, want wanneer er geen
groote inspanning vereischt werd om het te
leeren, dan zou de waarde er van ook niet
van zoo uiterst veel gewicht kunnen zijn.
Door ons denken toch vormen wij ons
een eigen karakter, kweeken wij ver
schillende deugden aan, maken we ons traps
gewijze tot volmaakte menschen.
Bij de gewoonten, die wij aangenomen
hebben, is het veelal onmogelijk, uit te
maken of wij die ons hebben eigengemaakt
dan wel of wij die als 't ware bij de ge
boorte hebben meegebracht. In het laatste
geval zou dan eigenlijk «eigenschap* ge
zegd moeten worden. Maar onverschillig of
het «eigenschap* dan wel gewoonte is, in
elk geval zijn beide de gevolgen van ons
denken.
Hebben wij een gewoonte aangenomen,
die wij ongevvenscht achten, dan ligt het
middel om die af te leeren voor de hand,
namelijk door «denken*, of beter uitgedrukt
door „overpeinzen*.
Laat ons een algemeen voorkomende kwaal
nemen, het tobben, het donker inzien van de
toekomst, zich allerlei nare voorstellingen
maken van dingen, die misschien nooit ge
beuren, in 't kort een doelloos «zich ellen
dig maken*.
Hun die tobber;, ontbreekt het in den
regel aan een gezonde lêvensbeschouwing
en aan de kennis van en het vertrouwen in
de natuurwetten van «Rechtvaardigheid* en
van «Oorzaak en gevolg*, want anders zou
den zij beseffen, dan zij slechts de gevol
Op alle tijden van den dag Kan men
gebruiken, 's Morgens bij het ontbijt, 's middags
of wel 's avonds, altijd is RONA Cacao een aan
gename drank. De smaak er van is verrukkelijk;
ze i3 voedend en toch lichtverteerbaar, ze is
opwekkend en toch goed voor de zenuwen. Het
is te wenschen, dat Van Houten's RONA Cacao
steeds meer de algemeene volksdrank zal worden.
gen kunnen ondervinden van hetgeen z'j
zei ven veroorzaakt hebben.
Een natuurwet is onwrikbaar wij kunnen
daarop vast vertrouwen. Komt er nu leed
over ons, dan kunnen wij zeker zijn, dat wij
ons dat leed zelf op den hals hebben ge
haald. Het is niet mogelijk, dat al hetgeen
wij doen, ook in dit leven de gevolgen
brengtdat zou het leven ondraaglijk, neen
onmogelijk maken.
En daarom weten wij ook niet, wanneer
leed over ons komt, de reden waarom, wat
de oorzaak daarvan ;s.
Hieruit is ontstaan de schijnbare on
rechtvaardigheid van het lot.
Het tobben brengt ons tot droefgeestig
heid, kan voeren tot zwaarmoedigheid, en de
mogelijke gevolgen daarvan.
Elk ding heeft een tegenstellingdie van
droefgeestigheid is opgewektheid. Het over
peinzen van opgewektheid, het zichzelven voor
stellen als opgewekt, het steeds trachten van
alles de lichtzijde te zien, het kiezen van een
ons bekend opgewekt mensch als ideaal, zal
onze gedachten in een andere richting voe
ren, onze aandacht afwenden van de droef
geestigheid en na eenige maanden van oefe
ning, geregeld in ernst voortgezet, zal reeds
het gevolg der pogingen merkbaar zijn.
Bovendien moet eiken keer, als de neiging tot
tobben dreigt op te komen, onmiddellijk de
aandacht gevestigd worden op iets anders,
dat de gedachten in een andere, liefst tegen
overgestelde, richting voert.
Het afteeren van gewoonten berust dus
op de zelfde gronden als het aankweeken
van deugden. Het is de zelfde kracht, maar
in een andere richting aangewend. Zoo ligt
ons lot in onze eigen handen.
Er is nog iets waarmede de «tobber* re
kening heeft te houden, namelijk, dat hij door
zijn gemoedsstemming zijn omgeving beïn
vloedt en natuurlijk niet in gunstigen zin.
Door opgewektheid verandert hij zijn in
vloed in een gunstige.
Uit den regenmeter hier is in Februari na
7 regendagen afgetapt 36.3 m.M. neerslag.
Aan het postkantoor Amersfoort en de
daaronder ressorteerende hulpkantoren werd
in Februari ingelegd bij de Rijks-postspaar-
bauk f46 701.83 en daaruit terug gevraagd
f39 056.20.
Het laatste door dat kantoor uitgegeven
boekje draagt het nummer 17 f41.
In de Woensdagavond gehouden Raads
zitting was de heer Gerritsen zeer moeilijk
te verstaan vooral aan het einde der ver
gadering, toen hij, bij de rondvraag, er op
wees, dat er wordt geklapt uit de geheime
zittingen, hetgeen o. a. het geval is geweest
met de besprekingen over den grondaan
koop aan den Utrechtscheweg. Algemeen
wordt daaromtrent verteld zoo zeide de
heer Gerritsen dat de verkoopster op
dien grond aanvankelijk het servituut had
gelegd, dat er geen kloosters op mochten
gebouwd, op welk een en ander, voegde
spr. hieraan toe, de «Amersfoortsche Cou
rant* reeds den volgenden dag zinspeelde.
Omdat wij tegen dit laatste wenschten op
te komen, moesten we de besliste zekerheid
hebben, dat de heer Gerritsen de «Amers
foortsche Courant* in dit verband had ge
noemd en ons gehoor ons geen parten had
gespeeld. Eenige bij de vergedering aanwe
zigen konden ons die absolute zekerheid
niet geven en toen het ons niet mocht ge
lukken, den heer Gerritsen per telefoon te
bereiken hij was afwezig besloten
we, Donderdagmiddag de clausule nopens
onze courant uit de proef te schrappen.
Het verslag in een der plaatselijke bladen
schonk ons inmiddels de zekerheid, dat we
wel heel juist hebben verstaan, dat de heer
Gerritsen in aangeduiden zin de «Amers
foortsche Courant* noemde.
Wanneer een Raadslid in een openbare
Raadsvergadering een beschuldiging uit
spreekt, mag men redelijkerwijze aannemen,
dat zij berust op waarheid vooral wanneer
hij de gegevens daaromtrent zich niet be
hoeft te verschaffen door tusschenkomst van
anderen, doch ze verkrijgen kan door een
voudig eigen oogen te gebruiken. En hier
ligt het toch voor de hand, dat de heer
Gerritsen in de «Amersfoortsche Courant*
moest hebben gelezen hetgeen hij haar aan
wreef.
Daarom te meer zal ieder geneigd zijn,
voor juist te houden hetgeen de heer Ger
ritsen ons te laste legde.
Daar wij beter weten, is het onze plicht,
dit aan de hand der feiten ter algemeene
kennis te brengen.
Het verslag der Raadsvergadering van 28
Januari, dus van de zitting waarin het voor
stel tot grondaankoop werd besproken en
aangenomen, werd opgenomen in de «Amers
foortsche Courant* van 30 Januari en luidt
omtrent dit onderdeel van de debatten
«De heer Kroes: Ik ben voorstander van
dezen koop. Eerst werd als prijs genoemd
75 mille, doch thans blijkt hij 110 mille. Dat
is wel duur, doch niet te duur, óok in ver
band met het tramplan».
Volgens het oflichele verslag, dat 18
Februari verscheen, zeide de heer Kroes:
«Ik ben voorstander van den aankoop van
dit terrein. Ik ben niet bang, dat we er een
strop aan zullen hebben. Toen het mij in de
bijeenkomst, die wij over deze zaak hadden,
werd gevraagd, heb ik dit terrein getaxeerd
op f75 000. Nu komt het op f 110 000, vrij
in hand. Wanneer men mij naar een koopprijs
vraagt, dan noem ik natuurlijk niet de on
kosten. Wanneer ik die op 4 pCt. reken,
dan kom ik toch al op f80000. Maar daar
na heb ik andere inzichten gekregen, van
plannen gehoord omtrent intercommunaal
verkeer en toen heb ïk in die vergadering
gezegd: het is duur, maar niet te duur*.
Te constateeren valt dus, dat ons verslag
dat uit ten aard der zaak wegens den
korten tijd binnen welken het moest worden
gezet, niet zoo uitgebreid kon wezen als het
stenographisch verslag in hoofdzaak het
zelfde bevat als dit laatste. Men ziet óok, dat
in ons verslag met geen enkel woord wordt
gerept over dat servituut, hetgeen evenmin
geschiedde op een andere plaats in het
nummer van 28 Januari of in een der vol
gende dan wel voorafgaande nummers.
Nergens heeft de heer Gerritsen in de
Amersfoortsche Courant* ook maar de ge
ringste toespeling kunnen vinden op het
servituut.
Meer nogde Redactie zelve heeft met
geen enkel woord geschreven over dien aan
koop. De voor- en de tegenstanders daarvan,
welke zij zonder onderscheid gastvrijheid ver
leende voor hun ingezonden artikelen, heb
ben evenmin ook slechts met éen enkel
woord gewag gemaakt van het servituut in
quaestmzoodat we met het volste recht
kunnen verklaren, dat de heer Gerritsen een
onjuistheid zeide toen hij de «Amersioortsche
Courant* noemde in verband met de ver
spreiding van de door hem bedoelde ge
ruchten.
De heer Gerritsen ontvangt hedenavond
onder couvert per post onze courant van 28
Januari en de daarna verschenen nummers,
opdat hij de volkomen ware weerlegging
van het door hem beweerde kan nagaan.
Het woord is thans aan den heer Ger
ritsen.
Van goeder hand wordt ons meegedeeld,
dat de door de Ned. Centraal Spoorweg
Maatschappij geprojecteerde tram Amers
foort —Zeist niet zal volgen den Utrechtsche-
weg.
Er is zeer veel mogelijkheid, dat de lijn
zal worden gebouwd van ongeveer de halte
Vlasakkers langs de minder steile helling van
den Berg in de richting der villa van den
heer De Kempenaer.
Van drie zijner leerlingen ontvingen we
verslagen over het afscheid van den heer
Rauh, alle getuigend van hartelijke gene
genheid voor den vertrekkenden leeraar.
We plaatsen om billijk te blijven het eerst
ontvangene.
Gistermiddag na 3 uur waren leeraren en
leerlingen der Hoogere Burgerschool in het
gymnastieklokaal aanwezig om afscheid te
nemen van hun collega, resp. leeraar, den
heer F. Rauh, die nu, na ruim 42 jaren, de
school gaat verlaten.
Nadat allen, d. w. z. de heer Rauh en
familieleden, de leeraren en de jongens, in
het met palmen versierde lokaal een plaats had
den gevonden, nam de Directeur, dr. Tiddens,
het woord en zich richtende tot den heer
Rauh, schetste hij het groote verlies, dat de
school door diens ontslag leed, hoe hij hem
steeds geholpen had in de opvoeding der
jeugd, wat betreft het lichamelijke, hoe hij
als het ware op het lokaal, het devies had
gedrukt «Een gezonde geest in een gezond
lichaam*.
Het is meer voorgekomen, zeide hij, dat
iemand op 65-jarigen leeftijd, na 40 jaren
dienst een ambt neerlegde, maar om dit te
doen om een betrekking te aanvaarden, die
een jongere hem benijden kon en misschien
vervuld zou kunnen hebber., dat was iets
nieuws.
Daarop voerde het woord de leerling van
de 53 klasse H. A. de Groot Deze schetste
den prettiger omgang die steeds heerschte
tusschen den gymnastiekleeraar en de jongens,
hoe de eerste steeds een vriendelijk woord
overhad voor iedereen, en steeds iedereen
door een leuk verhaal wist op te fleuren
hoe hij steeds had gemaakt, dat de jongens
met graagte naar zijn lessen gingen. Voor
dit alles zeide hij hem uit naam van alle