Dinsdag 4 Maart 1913. No. 8231. 62e Jaargang. BLOOKERS CACAO AMERSFOORTSCHE COURANT. Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff'1 HOOFDREDACTEUR F. J. 7B2SSHZZS. AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1.— BUREAU: franco per postfi.15. Advertentien i6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel- abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officiefile- en onteigenings- SORTSCRAC&T 9 advertentien per regel 15 cent Reclames 1—5 regels ƒ1.25. Bewijsnummers naar bulten W. worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. tic Bij advertentien van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. ostbua 9. Telefoon 19. KENNISGEVING. Burgemeester en Wethouders van Amersfoort, molten bekend, dat in de maand Maart in deze Gemeente zal worden gehouden een alge- meene Woningtelling. De ingezetenen worden uitgenoodigd, alle ge vraagde inlichtingen aan de met de telling be- laste personen te verstrekken. Deze personen zijn voorzien van een door den Gemeente-secretaris onderteekend legitimatie bewijs, hetwelk zij, desgevorderd, verplicht zijn te toonen. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, Van KANDWIJCK. De Secretaris, J. D. WERKMAN. Bevolkings-statistiok en fliiiuicieele draagkracht der Gemeente. (INGEZONDEN.) De heer Wolterbeek schreef (15 Februari) in deze courant, naar aanleiding van het feit, dat in 1911 bijna 15 pCt. der ingezete nen in de Gemeentelijke belasting bijdroe gen »voor volgende jaren zal men veilig dit percentage nog gedurende geruimen tijd mogen aannemen*. Ook werd in het zelfde artikel, door middel van een tabellarische statistiek, aangetoond, dat de bevolking onzer Gemeente in de jaren 19071912 achteruit was gegaan, in tegenstelling met het tijdvak 19021907, dat nog ge tuigd had van vooruitgang in zielen tal. De conclusie van den schrijver luidt dan: Blijft de achteruitgang door vertrek zich handhaven, dan kan het niet anders of de Gemeente moet jaarlijks dit gaan voelen in haar inkomsten en zullen de achterblljvenden zwaarder gedrukt worden*. Wijselijk gewaagt schrijver hier «onder- stellenderwijs* van een toekomstige achter uitgang der bevolking. Edoch in zijn ar tikel van 27 Februari is die onderstelling al geworden«de voorwetenschap, dat de bevolking niet vooruit gaat feitelijk achteruitgaande is*, en wordt er van de toekomstige vermindering der bevolking in onze Gemeente verder gesproken als ware zij een vaststaand feit. Dan wordt dit feit gebezigd als argument tegen den grondaankoop aan den Utrecht- scheweg, »gctuigende van het roekeloss veronachtzamen van de voetangels en klem men der practijk*. Mijne meening is, dat de tabellen ons niets van dien aard leeren. liet slot van schrijvers conclusie (de toe komstige vermindering der inkomsten als gevolg van achteruitgang der bevolking) is gegrond op de willekeurige onderstelling, dat het percentage belastingbetaler den zie boven >gcdurende geruimen tijd* onveranderd zal blijven, en moet, al ware die pnemisse juist, toch willekeurig genoemd worden, want de groote vraag hierbij is: »weike belastingbetalers de groote dan wel de kleine hebben onze Gemeente verlaten, en hoeveel vertrokken er, die geen belasting betaalden, en wier vertrek dus een voordeel voor de Ge meentekas genoemd zou moeten worden Op deze beslissende vragen geven de be schouwingen van den heer Wolterbeek geen antwoord. Ik heb mij daarom de moeite gegeven, eens te informeeren welke oorzaken er toe bijgedragen hebben, de bevolkingscijfers in het tijdvak der jaren 1907—1912 te doen dalen. Ik vernam o.a., dat bij de laatstgc- gehouden volkstelling* alhier gebleken is, dat een 600-tal namen van de registers af gevoerd moesten worden, grootendcels van personen uit de arbeidende klasse, die zon der nationaliteitsbewijs naar Duitschland wa ren vertrokken, en dus alhier te boek waren blijven loopen. Verder zijn een 500-tal inge zetenen verhuisd naar de straten, buiten de grenslijn der Gemeente, tot het grondgebied van Leusden behoorende. Ernstig moet betwijfeld worden of de Ge meentekas nadeel heeft ondervonden van deze veranderingen in de bevolkingscijfers. Naar mijn meening wordt door beide ge noemde feiten aan de gehcele conclusie van den heer Wolterbeek ten slotte alle waarde ontnomen. Een betere maatstaf ter beoordeeling van de financieele^jraagkracht der Gemeente is m.i. gelegen in het feit. dat de opbrengst der gemeentelijke Inkomstenbelasting gedu rende het tiental jaren van haar bestaan regelmatig is gestegen van circa dertig duizend gulden tot ongeveer een ton gouds. Is daarbij het zielental in de laatste jaren gedaald, welnu, dan zal het percentage be- lastingbetalenden gestegen zijn, althans de algemeene welvaart aanzienlijk toegenomen. G. J. BUIJS. Amersfoort, 2 Maart 1913. Vereenigingen. Niets maakt meer scheiding dan onze zucht tot vereenigen, Hoe paradoxaal dit ook moge klinken, de waarheid er van is bij eenig nadenken niet te ontkennen. Wie bij de eene vereeniging zich niet aansluit, doch toetreedt tot een andere, met een ander doel, wordt licht een ij veraar niet voor het geen beide gemeen hebben, maar voor het geen beide van elkaar onderscheidtde scheiding is er. Want geen vereeniging blijft bestaan zonder die ij veraars. Zal een partij machtig worden, dan moet zij vele en groote dwepers onder haar leden tellen. Het Christendom der middeleeuwen is gered door de groote heiligen en dezen zijn voor een groot deel geweest extatici en asceten. Nog altijd is 't niet anders, al vallen wij verstandmenschen als we zijn minder dan toen tot buitenmatigheden en buiten sporigheden. Die er trouwens ook nu nog wel zijn. Daarenboven; »qui rassemble les hommes, les agite*. Neem honderd kalme, bedaarde, verstandige menschen, die ieder voor zich geen dwaas, laat staan een dom, ding zullen doen. Maar maak nu van die honderd een vereeniging, vergader ze en breng ze samen, en zij zullen, zoowel onder den invloed van de opwinding als van de verveling van debat en discussie, besluiten nemen cn conclusies vaststellen en dingen doen, zóo dol en zóo dwaas, dat zij later elkaar er dikwijls niet om durven aankijken uit schaamte over hun meedoen. Of wel, in 't vuur van het debat en het tegenover elkaar plaatsen der respec tieve wijze van meeningen natuurlijk als overtuigingen betiteld vergeet men heele- maal, dat men een vereeniging vormt en staat men weldra fel tegenover elkaar. Niets maakt meer scheiding dan onze zucht tot vereenigen. «Gij gaat met hem mee en niet met mijvoortaan heb ook ik niets meer met u uit te staan*. Dus geen vereenigingen Wie dat uit het boven staande wil afleiden, gaat uit van de foutieve onderstelling, dat alle scheiding uit den booze is. En dat zal niemand meenen in een tijd, waarin de verdeeling (d. i. schei ding) van arbeid steeds meer wordt toege past, in het belang eerst van het algemeen, en straks, en daardoor, ook van allen afzon derlijk. Ook weet ieder, dat vereende krachten licht werk maken, dat eendracht macht maakt, dat wij samen kunnen wat ieder voor zich niet kan, dat de mensch een ge meenschapswezen is, voortgekomen uit de gemeenschap -en weer bestemd voor de gemeenschap. «Eén mensch, géén mensch*. Het huwelijk is een vereeniging, de innigst DAALDERS kost slechts de helft van andere goede cacao. De prijs van een bus van I Kilo (twee pond) bedraagt f 1.50 (een daalder). Kleinere bussen naar verhouding. Nooit los verkrl|gbaar. denkbarehet huisgezin is een vereeniging, een schier onmisbare voor karaktervorming: de familie is een vereeniging zoowel als het volk en de Staat. Wij droomen reeds van een Statenbond, dien immers ligt in de lijn der ontwikkeling. In 't kort, wij kunnen niet zonder vereenigingen, zoowel tot nut als tot genoegen. Waarbij men met een weinig ironie de opmerking mag maken, dat vaak het nut het voorwendsel is om te geraken tot het genoegen. Al behoeft het niet zoo erg te zijn, als in 't kleine Duitsche stadje, waar ik dezen zomer een dag of wat ver toefde en dat niet minder dan 34 vereeni gingen telt. «Hoofddoel isbierdrinken*. naar men mij er bij vertelde. Maar zonder vereenigingen gaat het nu eenmaal niet. Een noodzakelijk goed of kwaad dus. Nu, als ze noodzakelijk zijn, zul len wij dan maar niet het wijst doen, met ze voor goed te houden En de onontkoom bare scheiding die toch ook weer haar goede zijde heeft er op den koop toe bij nemen We kunnen niet allen den zelfden weg gaan. Er zijn meer wegen, die naar Rome leiden. Doch óoklaat er van dit goede niet te veel zijn. Laat ons ook hier maat houden. Laat ons zooveel mogelijk agitatie, die steeds gevaarlijk is, zien te voorkomen, door zoo weinig mogelijk in grooten getale te ver eenigen, te vergaderen. Ik ken menschen, die nergens heengaan 'vaar velen samen zijn en onder deze menschen zijn zeer diepe geesten en gemoederen. Er is een woord van Carlyle, dat heel wat vertroosting in zich bevat in een tijd, waarin men reeds wel wat vroeg het bankroet van het parlementarisme gaat verkondigen: «niet de parlementen met hun eindelooze debatten, niet de toevallige meerderheden, maar de individuen, de krachtigste naturen, regeeren de wereld*. En de wereld moet nu eenmaal geregeerd worden, tot haar heil. Anarchie voert niet tot een heil- maar tot een huil- staat. Ervaring heeft mij het volgende geleerd. Ik ken een stad, waar ieder werkt cn nie mand overvloed van tijd heeft om te ver gaderen. De nood is daar opgelegd, bij het geen er te doen is en gedaan moet worden, zoo weinig mogelijk omslag en drukte te maken. Nu weet iederwanneer men in een ver eeniging van een lastig iemand of een on aangenaam iets af wil zijn, dan benoemt men een commissie en maakt de zaak commis soriaal. Door den nood gedrongen want van nature maken wij op groote wijsheid geen aanspraak begint men daar met hetgeen, waarmee men in een vereeniging altijd eindigt want dat is het einde men maakt de zaak commissoriaal en laat van den aanvang af alles zooveel mogelijk oyer aan commissies, d, i. aan een zeer be perkt getal mannen en vrouwen. Die com missies doen dan hetgeen elders de vereeni gingen en uit die vereenigingen vooral de Bestuursleden doen. De voordeelen vallen aanstonds opmen wint veel omslag en overbodig gedoe uit behandelt alles minder uitvoerig, minder officieel en dus ook meer rechtstreeks op het doel afmen heeft, gegeven ook de vorming en tot stand koming der bedoelde commis sies, grootcr kans op overeenstemming en homogeniteit; men is minder blootgstclu aan invloeden van buiten, die vaak maar al te zeer buiten de zaak omgaan een eommissie kan lichter opgericht en spoediger ontbon den wordenzij bepaalt zich tot het haar gestelde doel. d.i. het doel, dat zij zichzelve stelde wie het werk doen, zijn baas in eigen huis en niet afhankelijk van de wisselende stemmingen van vaak oppervlakkig oordee- lende vergaderingen. En dttn is er nog éen groot voordeel minder vergaderingen, die ontmoedigen als ze slecht bezocht zijn, cn als ze vaak gehouden en druk bezocht worden, dit groote nadeel meebrengen voor onze grootste vereeniging de maatschappij dat ze den mensch te vaak en te veel onttrekken aan de kleine, meest onmisbare en heilzame verecniging.de kleine maatschappij van het huiselijk leven, welke vormt een der vele cellen, waaruit het grooter organisme wordt opgebouwd, eiken dag en met elk geslacht weer opnieuw. Hier heeft llooger macht ons vcrccnigdhier zal de mensch niet scheiden. B. I)e Invaliditeitswet. De Invaliditeitswet, bestaande uit een kleine 400 artikeltjes, is door de Tweede Kamer ten einde gebracht. Het ontwerp kwam 15 October 1912 in openbare behan deling. De wet bepaalt o.a., dat de thans levende 70-jarige arbeiders of gewezen arbeiders bin nen zes maanden een uitkcering van f 2 in de week zullen krijgen. Gehuwden krijgen, als ze beiden arbeider zijn, of zijn geweest, elk f 1.50 per week. Dus een soort Staats pensioen. De eindstemming is bepaald op Vrijdag a.s. en daarna moet de bekrachtiging door de Eerste Kamer volgen. Langer dan een jaar is geploeterd aan dit wetsontwerp schrijft de hoefijzer-correspon dent van het «Handelsblad* en hij besluit zijn overzicht met Meer dan een vol jaar. Want voor dat het ontwerp op 15 Oc tober 1912 in openbare behandeling kwam. is er een ontzaglijk lange voorbereiding in de afdeelingen en in de commissie voor afgegaan. Het is zeer jammer dat, ter wille van het eenmaal aangenomen, verouderde dogma der dwangverzekering, al die arbeid nu nutteloos is geweest, nu dat alles téch zal worden weggevaagd door het zooveel een voudiger Staats->pensioen. Het is jammer, niet het minst om den ontzaglijken arbeid van den Minister zelf, die aan dit ontwerp is verspild. Terecht bracht de heer Duys bij het einde van de behandeling den Minister hulde voor de kloekheid en de zaakkennis, waar mee deze dit ontwerp heeft verdedigd. Het spijt ons, dat geen enkele liberaal oek niet de heer Borgesius, die daarna nog tweemaal het woord voerde zich bij dit woord van hulde aansloot en dat ook alleen uit de rechterzijde den Minister handdrukken werden gebracht. Wat deze Minister aan zaakkennis en aan werkkracht heeft gepresteerd, niet alleen voor dit ontwerp maar voor tal van andere ont werpen gedurende deze vijf jaren Boter- wet, Schepenwet, Visschcrijwet, Arbeidswet, Steenhouwcrswet, Vogel wet, Bakkerswets ontwerp, Radenwct, Invaliditeitswet is waarlijk reusachtig en verdient algemeene bewondering. Het is doodjammer, dat al die

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1913 | | pagina 1