Donderdag 17 April 1913. Cacao No. 8250. 62e Jaargang. VAN HOUTEN S Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Aniersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cieeff' HOOFD-REDACTEUR F. J. FHEDERZZS. AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden fx. franco per post f 1.15. Advertentien 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en onteigenings- advertentiën per regel 15 cent Reclames 1—5 regels ƒ1.25. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. BUREAU: KORTZGRACHT 9. Postbus 9. Telefoon 19. KEN N 1 S O E V 1 NOEN. De Burgemeester en Wethouders van Amers foort, Gelet op artikel 31 der Kieswet, Brengen ter openbare konnis, dat de verzoek schriften tot verbetering van de Kiezerslijst 1913-1914 ingekomen, op de Secretarie der Ge meente voor een ieder ter inzage liggen en in afschrift tegen betaling der kosten verkrijgbaar zijn gesteld. Amersfoort, 1(1 April 1913. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, Van RANDWIJCK. De Secretaris, J. D. WKRKMAN. De Burgemeester en Wethouders van Amers foort, Gelet op art. 264 der Gemeentewet, Doen te weten, dat het 3e aanTullingskohier der Strn&tbelastiug en het 7e aanvullingskohier der Inkomstenbelasting over het dienstjaar 1912, goedgekeurd door Ge deputeerde Staten van Utrecht, in afschrift gedurende vijf maauden op de Secretarie der Gemeente voor een ieder ter lezing liggen. Amersfoort, 15 April 1913. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, Van RANDWI.TOK. De Secretaris, J. D. WERKMAN. Verantwoordelijkheid. De heer C. Koenraad, die in het orgaan van den Middenstandsbond reeds 7.00 menige nuttige voorlichting gaf, schrijft in het jongste nummer Wij leven in een tijd, waarin men meer dan ooit iedereen rekenschap moet kunnen geven van zijn woorden en daden. Zoowel de eenvoudige daglooner, die het nederigst werk verricht, als de hoogste magistraat, aan wiens gezag duizenden zijn onderwor pen, moet in staat wezen, een behoorlijk antwoord te geven op de vragen, die op redelijke wijze gesteld kunnen worden naar aanleiding van zijn doen en laten, van zijn handel en wandel, van zijn lichamelijken en geestelijken arbeid, van zijn beheer, van de uitoefening van zijn gezag, enz. Ieder is het antwoord veschuldigd op de vragen, die tot hem gericht worden over de wijze, waarop hij heeft voldaan aan een opdracht, door de personen, die gerechtigd zijn of de bevoegd heid bezitten rekenschap te vorderen. Ieder moet er dus voortdurend op bedacht zijn, dat hij elk oogenblik ter verantwoording kan worden geroepenen dan ook zorg dragen, dr.t hij met gerustheid het resultaat kan af- v achten van eenig onderzoek over de ver vulling van zijn taak. Wij staan in onderscheiden verhouding tot elkaar en daarom zijn er verschillende soor ten van verartwoording, en niet overbodig kan het genoe-ad worden, zij het dan ook slechts een enk*, voord te wijden aan deze onderscheiden vormen. Er is een persoonlijke verantwoording, die de meesten onzer te doen hebben aan een of meer uit hun omgeving, die gezag over hem uitoefenen. Er is ook een maatschappe lijke verantwoording, die wij deelen met de leden van de groep, waartoe wij behooren. Gemeenschappelijk hebben wij den plicht, onze handelingen te motiveeren tegenover anderen; gemeenschappelijk moeten wij in staan voor de gevolgen onzer daden. Er is een verantwoordelijkheid, die vaak berust op overeenkomst, met juist omschre ven bepalingen en scherp aangegeven lijnen, door dienstverband. Somtijds is zij van zelf sprekend en volgt ze uit den aard der ver bintenis, daar zij door partijen als vaststaand wordt aangenomen, zonder nadere stipulee ring der voorwaarden. Er bestaat een politieke verantwoordelijk EN VOORAL 'S MORGENS, 'S MIDDAGS EN 'sAVONDS EEN KOP heid, waardoor het verband bepaald wordt tusschen de verschillende machten in den Staat, en waardoor het evenwicht in deze moet behouden blijven. Dan kennen wij, of liever gevoelen wij, een zedelijke verantwoordelijkheid, die hoo- gcr staat dan de reeds genoemdezij ont leent haar ontstaan niet aan een contract, aangegaan wegens redenen van stoffelijkcn aard, doch ontwikkelt zich door opvoeding, beschaving, door aankweeking van eerbied en deugd, door plichtsbesef en eerlijkheids gevoel zij geeft het peil aan van ons ge moedsleven. Ook dienen wij te denken aan de voor stellingen, die de overtuigingen op gods dienstig gebied gevormd hebben omtrent de verantwoording aan de Hoogste Macht, van de rekenschap over de daden des levens. Maar hoe onderscheiden de verantwoor delijkhein ook is, zij is goed en nuttig in haar uitwerking, om niet te spreken van uiterst noodzakelijk. Om in de velerlei be slommeringen des levens, de tallooze wissel valligheden van onze loopbaan, en de on bestendigheid van ons geluk steeds deu moed hoog en de krachten frisch te houden, is het vcrantwoordelijksbesef een daadwer kelijke, een onmisbare steun. Het reken- schapsgevoel is te beschouwen als de regu lateur van de machine, die anders zou voort hollen en in haar ongetemde, onstuimige vaart wellicht de verschrikkelijkste verwoes tingen zou aanrichten, in plaats van nuttigen arbeid te verrichten. Het valt niet te ontkenneu, dat verant woordelijkheid onze vrijheid beperkt. Door regels, waaraan wij onszelven vrijwillig bin den of die ons door plichts- en verantwoor delijksbesef worden opgelegd, bakenen wij ons een terrein van handeling af, of worden ons grenzen gesteld. Wij hebben die te eer biedigen, willen wij ons niet blootstellen aan het gevaar, de onaangename gevolgen te ondervinden, welke aan de verontachtzaming of overtreding zijn verbonden. Het »gij zult*, dat reeds in overoude tijden werd verkondigd, heeft nog onveranderd zijn kracht behouden. Bij iederen voetstap op den weg des levens moet gij dit indach tig wezen van elke afdwaling, waarvoor gij u bewust of onbewust niet wist te behoeden, zijt gij rekenschap verschuldigd. De werkman, die zijn arbeidsvermogen heeft beschikbaar gesteld, is verantwoording verschuldigd aan zijn werkgever omtrent den verrichten arbeid waarvoor hij loon bedon gen en omtrent den tijd, gedurende welken hij zijn werkkracht verkocht heeft. De werk gever is verantwoordelijk voor de betaling van het loon en de regeling der plaats waar en de omstandigheden, waaronder gewerkt moet worden. Er ontstaat een samenstel van wederzijdsche verplichtingen. De wijze waarop aan die wederkeerige verplichtingen wordt voldaan, en de manier, waarop ieder zijnerzijds de uitoefening zijner rechten tracht te volbren gen of te waarborgen, bepaalt de onderlinge verhouding. Deze zal gunstig dan wel ongun stig zijn, naarmate het verantwoordelijkheids gevoel sterk of niet ontwikkeld is. De be staande gewoonte en de onderlinge afspraak leggen den grondslag, en de wederzijdsche welwillendheid en de wederkeerige goedge zindheid moeten daarop voortbouwen om zoo doende in harmonie en door eerlijke samen werking een toestand te verkrijgen en te bestendigen, waarop het gevoel van verant woordelijkheid niet drukt. Door behartiging van de wederkeerige belangen, door stipte naleving van de regels van billijkheid en op rechtheid komt er geen aanleiding om met meer dan gewone zorg er voor te waken, dat de lijnen, die de verantwoordelijkheid begrenzen, niet worden verdoezeld of uitge- wischt Arbeidskracht is ook te beschouwen als een artikel met wisselende prijzen daarom zullen ook nu en dan de grenzen moeten worden verlegdomstandigheden van onder scheiden aard kunnen oorzaak zijn, dat het wenschelijk is, werktijden en loonregelingen te wijzigen. Aan billijke verlangens en be hoorlijke eischen zal zonder hinderlijke sto ring en harde of pijnlijke botsing kunnen worden voldaan, wanneer zij geleid worden door eerlijke bedoelingen. Maar éen zaak is er, die niet veranderen mag en dat is het gevoel van plicht, dat zich aan weerskanten krachtig moet uitspreken. Een gevoel van plicht, niet ons met kracht en geweld opgelegd ot met weerzin aanvaard om onder verborgen voorbehoud er af te dingen wat mogelijk is; maar een gevoel van plicht, in ons aangekweekt en krachtig ontwikkeld met het voornemen om door nauwgezette vervulling de verantwoording te vergemakkelijken. Dat er tegenwoordig zooveel verbintenissen per contract noodig blijken en dat er zooveel wettelijke regelingen worden gevraagd om inbreuk op rechten en opzettelijke benadee ling van anderen te voorkomen, pleit niet juist voor de degelijkheid en het plichtsgevoel van het tegenwoordige geslacht. Om bedrieg lijke praktijken te voorkomen, oneerlijke concurrentie den kop in de drukken, verval- selling van levensmiddelen te verhoeden, blijken opzettelijk verbod en strafbedreiging noodzakelijk te zijn. In den drang naar preven tieve maatregelen kan men een verzwakking zien van het verantwoordelijksgevoelde practijk billijkt niet alleen, maar noodzaakt zelfs tot optreden van immer wakende wach ters, die het gevoel van verantwoordelijkheid op hoog peil trachten te houden. Maatschappelijke hervormingen komen niet tot stand zonder strijd. Het schijnt zelfs, dat strijd onmisbaar of onvermijdelijk is om het maatschappelijk leven tot verdere ontwikke ling te brengen. Maar dan zullen ook in die dagen van strijd de regelingen van rochten en plichten groote waarde hebben, omdat de vaststelling hiervan ongewenschte afwij kingen kan voorkomen, dié door geheel persoonlijke belangen worden nagestreefd. Wij dienen er naar te streven, over zich wijzigende toestanden het licht te laten schijnen eener zedelijke verantwoordelijkheid, dat de scherpe kleuren wat doet ineenvloeien en de scheidslijnen verzacht. Dan wordt een toestand van vrede in 't leven geroepen, die wel het ontstaan van meeningsverschlllen niet voorkomt of de strijdigheid der belan gen niet opheft, doch de middelen aan d» hand doet om oplossingen te vinden zonder dat de goede verhoudingen daardoor worden geschaad. Zijn we al overtuigd, dat we niet kunnen zonder wettelijke regelingen, wij moeten ons overtuigd houden, dat deze voornamelijk moeten dienen ter beteugeling van bedrieg lijke praktijken en tot bescherming van den eerlijken man en den eerlijken handel tegen knoeierijen en zivendelarijen van oplichters en uitbuiters. Laten wij daarom vasthouden de gedachte, dat wettelijke verantwoordelijk heid de zedelijke geenszins te niet doet, zich in haar plaats dringt of zelfs maar tracht te verschuiven. De moreele verantwoordelijkheid blijve steeds de hoogste. Voor wie de wet van eer en geweten geldt, zal zeker de :'rafwet der gerechtelijke overheid slechts hoogst zelden noodzakelijk zijn. Of wij een hooge positie innemen in de maatschappij dan wel of wij ons moeten ver genoegen om bijna opgemerkt door dit leven te trekken of wij met aardsche middelen ruim bedeeld zijn dan wel ons tevreden moe ten stellen eenvoudige meubelen en een schamel stuk brood dit staat vast, dat ons leven rijker wordt naarmate de leiding van het zedelijk verantwoordelijkheidsbesef hooger wordt gewaardeerd en met meer nauwgezetheid gevolgd. Vooral waar wij vrijelijk het oog en het oor kunnen richten en de hand kunnen uitsteken, waar de scherp omschreven verplichtingen niet meer het leven beheerschen en wij niet zoozeer staan onder het toezicht voor de vervulling onzer verplichtingen, dat voor elke afwijking wordt gewaarschuwd, ontplooit zich het le ven het rijkst en het weldadigst onder de alleenheerschappij van het verantwoordelijk heidsgevoel want dan wordt het een kwestie van geweten. Nu lijdt het geen twijfel, dat hetgeen ver schillende menschen aanduiden met het woord geweten* volstrekt niet het zelfde is. Het komt zelfs voor in sterk sprekende gevallen alsof de twijfel gerechtigd is of het geweten als zedelijk orgaan wel tot eenige ontwikkeling is gekomen, daar bij sommigen nie^ het flauwste begrip van verantwoorde lijkheid blijkt te bestaan. Als wij dit zeggen, denken wij volstrekt niet uitsluitend aan de zedelijk misdeelden, die bij onze rechtban ken plaats nemen op de beklaagdenbank of, door aan de ijverigste nasporingen te ontsnappen, die plaats onbezet laten, In alle rangen merken wij op een tekort aan verantwoordelijkheidsgevoel en dit is zeer te betreuren, omdat daaronder lijdt het maatschappelijk welzijn en dit te meer naar mate de personen, wien dit verwijt geldt, hooger staan. Als ieder deed hetgeen hij billijkerwijze moest doen dan zouden we niet zoo reik halzend blijven uitzien naar de verbetering van tal van wantoestanden. Wanneer ieder, die zijn steun onthoudt, zich schuldig achtte aan plichtsverzaking en wilde begrijpen, dat hij eigenlijk verraad pleegt tegenover de geheele samenleving wanneer hij niet meestreeft om te helpen verkrijgen hetgeen alleszins geoorloofd en gewenscht is, dan zou door deze eendrach tige samenwerking en dit krachtig ontwik keld verantwoordelijkheidsgevoel in weinige maanden worden tot stand gebracht hetgeen anders nog lange jaren op zich zal laten wachten.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1913 | | pagina 1