Dinsdag 22
April 1913.
No. 8252.
62e Jaargang.
Ditgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff".
HOOFDREDACTEUR
F. J. FRSDEHZZS.
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdags Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden f\.—
franco per post ƒ1.15. Advertentien 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officie&le- en onteigenings-
advertentien per regel 15 cent Reclames 1—5 regels ƒ1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de Incasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU
KORTEGRACHT 9.
Postbus 9.
Telefoon 19.
KENNISGEVINGEN.
De Burgemeester van Amersfoort,
gezien artikel 41 der Gemeentewet,
brengt ter kennis van de ingezetenen, dat de
iiaad dezer Gemeente zal vergaderen op Dins
dag, den 22 April aanstaande, des avonds to
8.30 ure.
Amersfoort, 18 April 1913.
De Burgemeester voornoemd,
Van RANDWIJCK.
Burgemeester en Wethouders van Amersfoort,
brengen ter openbare kennis, dat bij Raads
besluit van 28 Maart 1913, goedgekeurd bij be
sluit van Gedeputeerde Staten van 14 April
1913, 3e afdeeling, no. 1221/960, eene
kaasmarkt
is ingesteld welke wekelijkB zal worden gehou
den op Maandag, des voormiddags van 9.30 tot
12 uur op den Hof (Botermarkt) en dat de
eerste marktdag zal worden gehouden op Maan
dag 19 Mei 1913.
Amersfoort, 18 April 1913.
Burgemeester en Wethouder»
voornoemd,
De Burgemeester,
Van RANDWI.TOK.
De SeoretariB,
J. D. WERKMAN.
Pro Juventute.
(INGEZONDEN.)
In 1899 werd te Utrecht op initiatief van
wijlen mr. dr. B. Gewin opgericht een ver-
eeniging »Pro Juventute», die bedoelde de
belangen van misdadige en verwaarloosde
kinderen te behartigen. Voorzitter werd en
bleef prof. mr. D. Simons, Secretaris de
ondergeteekende. Er was alle reden om zulk
een vereeniging op te richten. Wanneer wij
nu terugdenken aan dien tijd, hoe kinderen
toen berecht werden, op niet veel andere
wijze dan als volwassenen, en welke maat
regelen op hen werden toegepast, veelal
gevangenisstraf of opzending naar Rijks
opvoedingsgestichten, die toen óok lang nog
niet waren hetgeen zij nu zijn, hoe van
gezinsverpleging thans op zoo ruime
schaal met zoo goed gevolg toegepast
geen sprake was, hoe wij nog geen Voogdij
raad hadden, dus ontzetting van ouders, die
niet deugen, ook niet kon worden toegepast,
wanneer wij dit alles vergelijken met den
tegenwoordigen toestand, dan is het alsof wij
in een geheel andere eeuw leven. Dit is nu
wel letterlijk waar; maar het is toch slechts
14 jaar geleden, dat wij begonnen.
Over al de moeilijkheden, waarmede de
jonge vereeniging te kampen had, zullen wij
niet uitweiden het zijn de moeilijkheden van
ieder werkelijk nieuwe zaak en zij hebben
altijd de zelfde oorzaak, n.l. dat het denken
van de groote meerderheid der menschen,
en vooral van de menschen met wie men te
maken heeft, zich in een andere richting be
weegt dan de nieuwe gedachte. Heeft deze
nieuwe gedachte zich langzamerhand gezet
in de hoofden en öf de oude gedachte ver
drongen óf, wat beter is, zich met haar ver
zoend, dan begrijpt niemand meer wat die
vroegere tegenstand beteekendede zaak
lijkt dan zóo eenvoudig. Hier was de oude
gedachte: het uitsluitend-juridisch bekijken
van misdrijven, óok van kinder-misdrijven
de nieuwe gedachte was de meer-paedago-
gische blik op het geval.
Het is niet de bedoeling, hierover uit te
weidener wordt slechts even aan herin
nerd. Waarop wij willen neerkomen, is aan
te toonen welk een stap vooruit de invoe
ring der Kinderwetten voor ons is geweest,
maar tevens in welke moeilijkheden die
zelfde Kinderwetten ons hebben gebracht,
zoodat >Pro Juventute», hoewel het werk
beter clan ooit te voren geschiedt en de re
sultaten met de kinderen werkelijk verras
send zijn, toch dreigt financieel en dus ge
heel te gronde te gaan, waardoor dit zoo
nuttige werk zal moeten worden opgegeven.
De redenen hiervan in 't kort uiteen te
zetten, in de hoop dat men ons zal helpen
dit te verhoeden, is het doel van dit schrij
ven.
Vóór de invoering der Kinderwetten, dus
vóór December 1905, was het hoofdstreven
van >Pro Juventute» strafrechterlijke ver
volging te voorkomen van die kinderen,
voor wie men meende (en het waren de
meesten) dat de gevangenis en het toenma
lige Rijks-opvoedingsgesticht niet de ge-
wenschte plaatsen 'waren. Deze kindereu
werden dan ook onder toezicht van »Pro
Juventute» geplaatst, en bleek verwijdering
uit het gezin noodzakelijk, dan werden zij
verpleegd in een particulier gesticht of in
een gezin. Wel moesten de ouders daarvoor
hun toestemming geven, maar in de meeste
gevallen leverde dit geen moeilijkheden op,
omdat men kon dreigen met vervolging,
met gevangenisstraf of opzending naar een
Rijks-opvoedingsgesticht. De bezwaren,
waarmee men echter wèl te kampen had,
waren deze, dat de verpleging in een par
ticulier gesticht of in een gezin veel geld
kostte en dat het altijd mogelijk bleef (cn
ook inderdaad voorkwam) dat de ouders na
eenige jaren, wanneer de kinderen goed op
groeiden en wanneer zij meenden hen te
kunnen exploiteeren, hun kind weer thuis
haalden een maatregel waartegenover men
dan machteloos stond, omdat natuurlijk,
zooveel jaren na het plegen van het feit,
van vervolging geen sprake meer kon zijn.
Hoe dankbaar waren wij dus toen de
Kinderwetten aan deze beide moeilijkheden
een einde maaktenaan de financieele moei
lijkheid door het Regeerings-subsidie, aan de
willekeur der ouders door de mogelijkheid
van het ter beschikking stellen van de Re
geering en daarna toevertrouwen bijv. aan
de vereeniging »Pro Juventute» tot het
21ste jaar,
Nu, dit laatste voordeel is gebleven de
Rechtbank heeft van haar bevoegdheid ruim
gebruik gemaakt en heel wat kinderen, die
het op (lit oogenblik bijna zonder uitzonde
ring goed maken, zijn door onze vereeniging
in gezinnen verpleegd.
Maar het eerste voordeel, het financieele -
Dit is verdwenen. Hoe wonderlijk het klinkc,
juist door het subsidie zijn wij in moeilijk
heden gekomen wij kunnen nauwelijks en
weldra niet aan onze verplichtingen voldoen
nieuwe pupillen hebben wij helaas na Januarie
al niet meer kunnen aannemen, cn als er
geen zeer krachtige steun komt, zullen wij
deze vereeniging moeten opheffen.
En wij zijn niet de eenigen die klagen
«Hoenderloo», en andere uiten de zelfde
klachten.
De verklaring is deze: bij de invoering
der Kinderwetten is de Regeering uitgegaan
van de gedachte, dat ook de verpleging van
misdadige, ter beschikking van de Regee
ring gestelde kinderen moest geschieden
door samenwerking van den Staat met het
particuliere initiatief. Wel was de Regeering
dus bereid, een belangrijk deel van de kos
ten op zich te nemen, maar een deel bleef
voor rekening van de vereenigingen. Hoe
wel zich reeds dadelijk hiertegen stemmen
verhieven en velen van den aanvang af
meenden, dat de Regeering onderscheid
moest maken tusschen z. g. n. Regeerings-
kinderen en Voogdijkinderen en dat de Re
geering verplicht was, voor de eerste rubriek
de volle kosten ter dragen, aan anderen
kwam het stelsel aanneemlijk voorin ieder
geval het is ingevoerd en het heerscht nog.
Maar waarop men niet had gerekend, was,
dat het belangstellend, weldadig publiek na
invoering van de Kinderwetten op deze bij
zonderheid niet zou letten en zeggen zou
voor de Voogdijkinderen zijn wij nog be
reid te offeren, maar de Regeeringskinderen,
de boefjes, daar zorgt nu de Staat voor, en
goed ook. Er wordt al zoo veel gevraagd
wij gaan nu weer voor anderen zorgen.
Op die wijze verloor de vereeniging »Pro
Juventute» vele contribuantenlegaten, of
groote gitten, zooals in den eersten tijd bin
nenkwamen. toen velen ons hielpen, soms
met belangrijke bedragen, om te voorkomen,
dat kinderen in de gevangenis geplaatst
werden, kwamen niet meer in, en terwijl al
meer kinderen aan onze zorgen werden toe
vertrouwd, teerden wij langzaam in. Eenigen
tijd konden wij ons nog staande houden
door ons kapitaaltje aan te spreken maar
nu is ook dit verdwenen. Wij komen jaar
lijks te kort, en niet weinig ookpl.m.
f 2000. Dit jaar reeds weten wij niet, hoe
aan onze verplichtingen te zullen voldoen.
Wanneer men dus vraagthoe gaat hot
met »Pro Juventute» dan moet het antwoord
luidenuitstekend; wij doen ons werk
met meer genoegen dan ooit. omdat de sa
menwerking van politie, parket, rechtbank,
ambtenaar van de Kinderwetten, en de ver
eeniging inderdaad ieder jaar beter is ge
worden en nu in 't geheel niets tc wenschcn
overlaatomdat wij zeer gelukkig zijn in het
vinden van goede gezinnenen omdat de
resultaten met deze misdadige kinderen onze
verwachtingen overtreffen.
Maar tegelijk gaat het zeer slecht,
omdat wij van het Regeerings-subsidie niet
kunnen rondkomen en particulieren ons niet
genoeg steunen.
Nieuwe kinderen, voor wie wij klaar staan,
voor wie wij goede gezinnen kunnen vinden,
waar de kinderen zeer op hun plaats zouden
zijn, mogen wij, zeer tot onzen spijt, niet
aannemenzij moeten nu naar gestichten
gezouden worden, hetgeen voor vele kinde
ren niet geschikt is.
En zelfs onze bestaande verplichtingen
ik herhaal het kunnen wij niet nakomen
wij zullen dus na eenigen tijd moeten vragen
aan de Regeering een aantal kinderen, die
hel thans zeer goed maken in gezinnen, van
ons over tc nemen en in Rijks-gestichten te
plaatsen. Tenzij wij zeer krachtig gesteund
worden. Wat wij hopen.
Mr. A. DE GRAAF,
Secretaris van de vereeniging
»Pro Juventu'.
Het rijwielpad.
>Het rijwielpad tusschen Santpoort en
Schoten (dorp) berijdend, kwam ik een dame
en een heer tegemoet, die op dit pad liepen.
Op circa 50 pas afstand van hen gekomen,
begon ik te bellen, opdat het tweetal het
rijwielpad zou verlaten. Toen zij aan mijn
waarschuwing geen gevolg gaven, belde ik.
dichterbij gekomen, nog eens, en eindelijk
toen zij inzagen, dat zij de keus hadden
tusschen het verlaten van het rijwielpad en
I te worden aangereden voorkwamen zij
het laatste door het maken var. een haasti
gen zijsprong, dien de dame onder het uit
spreken van eenige woorden, als »onbe-
schoft» e. d uitvoerde. Tweemaal heb ik
reeds door het niet-verlaten van het rijwiel
pad door voetgangers op onzachte wijze met
de aarde kennis gemaakt. Wanneer zullen
de voetgangers de wet en de rechten van
de wielrijders eerbiedigen
Ziedaar een klacht van een Bondslid, zooals
er ons zooveel bereiken, schrijft het Hoofd
bestuur van den A. N. W. B. in het jongste
nummer van het Bondsorgaan waaruit we
dit artikel op verzoek overnemen,
Zij, die ons artikel Belangstelling in de
verkeersregeling». Kampioen» No. 13) ge
lezen hebben, zullen het zeer begrijpelijk
vinden, dat wij met den slotzin niet geheel
kunnen instemmen.
Want wat is het geval
Ongetwijfeld zijn de voetgangers, de men-
T schen met krui- en kinderwagens, het meest
schuldig aan de anarchie, welke op den weg
in casu op het rijwielpad heerscht,
hetzij dat hun schuldaandeel voortspruit uit
onkunde, onwil of misplaatst begrip.
Maar ook de wielrijders hebben schuld.
Vroeger hebben we het rc°ds met nadruk
gezegd, dat er op het rijwielpad geen andere
etiquette bestaat dan die, welke door de wet
is voorgeschreven het recht derhalve.
Dat was geenszins bedoeld als een on
vriendelijkheid aan het adres der dames,
doch om een ernstige waarschuwing tot velen
toegankelijk te maken de waarschuwing
om zich stipt te houden aan de regels van
den weg.
Het is toch duidelijk, dat het afwijken
daarvan het gevaar van aanrijding vergroot.
Aangenomen, dat men rijdt op een op
gaand rijwielpad, een pad dus, dat ten op
zichte van den wielrijder aan den rechter
kant van den weg gelegen is, dan behoeft
en moet men voor niemand, van den anderen
kant komende, uit te wijken. Zelfs al komt
er van den tegenovergestelden kant een
dame, een oudere man, een hooggeplaatst
personage of wie ook aan, dan houde men
het rijwielpad, omdat men daarop recht
heeft cn om eventueele ongelukken te voor
komen.
Want de van den anderen kant komenden
hebber, den plicht, het rijwielpad voor
den rechtmatigen gebruiker tc verlaten zij
zullen dit ook doen, wanneer zij met de
wettel\jke voorschriften bekend zijn. Ver
laat nu de rechtmatige gebruiker, vrijwel
gelijktijdig, hetzij uit vriendelijkheid of hof
felijkheid, het pad, om den niet-rechthebben-
den het genot ervan te laten, dan zijn de
elementen voor een botsing aanwezig. En
de schuldige is hij, die zijn recht opofferde
aan de hoffelijkheid.
Het is nuttig en noodig, dat wij nu en
dan dit onderwerp ter sprake brengen, en
ook, dat de pers onder de oogen harer le
zers brengt, welke fouten den mensch aan
kleven in verband met het verkeer.
Ten aanzien van het uitwijken voor en
door motorrijwielen en rijwielen wordt een
r ij w i e 1 p ad, met betrekking tot den weg,
waarlangs het zich bevindt, beschouwd als
afzonderlijke weg (art. 27 Motor- en rijwiel
reglement).
Er blijkt echter '111 de wielrijdende en de
wandelende wereld nog dikwerf een ver
keerd begrip te bestaan over de vraag, wat
een rijwielpad is. En inderdaad zijn er ve
len, die meenen, dat een toevallig langs den
weg uitgeloopen paadje een rijwielpad is,
en geneigd zijn, alles tot rijwielpad te pro-
moveeren, dat maar eenigszins daarop Ijjkt.
Onder rijwielpaden worden evenwel ver
staan alle paden, welke als rijwielpaden zijn
aangeduid door eon kenteeken van een
model vast te stellen door den Minister van
Waterstaat (art. 1 sub 4 Motor- en rijwiel
reglement).
Hieruit blijkt dus, dat alleen de paden,
aangeduid met de bekende bordjes «Rijwiel
padals zoodanig gebezigd mogen worden.
De rijwielpaden mogen, buiten noodzaak,
niet anders bereden worden dan met motor
rijtuigen op twee wielen of met rijwielen
ook mogen daarover, buiten noodzaak, geen
paarden of ander vee geleid of gedreven
worden (art. 25 Motor- cn rijwiel-reglement).
De voetganger is dus niet uitgesloten van
het gebruik der rijwielpaden maar dit ge
bruik is r.iet onbeperkt, zooals veelal ge
meend wordt.
Hij, die zich op een rijwielpad bevindt
anders dan op een motorrijtuig op twee
wielen of een rijwiel, is verplicht, op
tijdige waarschuwing van den bestuurder
van een motorrijtuig op twoe wielen of een
rijwiel het rijwielpad te verlaten, óok al
leidt dit tot afwijking van de gewone rege-
let} omtrent het uitwijken. Hieruit bfijkt,
dat de voetganger altijd het rijwielpad voor
den motorwielrijder of den wielrijder ver
laten moet, ongeacht of het zich, ten op
zichte van hem, links dan wel rechts van
den weg bevindt.
Een voetganger is derhalve verplicht,
te allen tijde het rijwielpad te verlaten voor
den motorwieirijder en den wielrijder.
Dezen motorwielrijdcra cn wielrijders
zijn echter ook aan bijzondere bepalingen
onderworpen, /ij zijn verplicht, een rijwiel
pad te verlaten, voor zooveel dit noodig is,
voor dc naleving van de voorschriften nopens
het uitwijken ten opzichte van hun voertul-
1 gen onderling,