Donderdag 5
Juni 1913.
No. 8270.
62e Jaargang.
Uitgave van de Jïaamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff".
HOOFDREDACTEUR
F> J. 7H2DSHZSS.
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1.
franco per post f 1.15. Advertentiën 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en ontelgenlngs-
advertentiën per regel 15 cent Roelames 15 regels /1.2s. Bewijsnummers naar buiten
worden In rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU:
KORTSSGBAOBT 9.
Postbus 9.
Telefoon 19.
Wie zich met ingang van
1 Juli doet in
schrijven ills aboimé,
ontvangt de tot dien
datum verschijnende
nummers
kosteloos.
Ongelijk.
Het is nog niet zoo heel langgeleden.dat
in een Engelsche courant de volgende
advertentie voorkwamWanted a curate,
who must not be so young as to be infallible
(Gezocht een hulpprediker, die niet zóo jong
moet zijn, dat hij onfeilbaar is).
De steller dezer annonce was blijkbaar een
humorist, en bovendien een man op leeftijd,
die met jonge hulppredikers ervaringen had
opgedaan. Hij had ondervonden, dat jonge
hulppredikers geneigd zijn, zich voor onfeil
baar te houden, en wel, dat de mate dezer
eigenaardigheid in omgekeerde reden staat
tot het cijfer hunner jaren. Dus, hoe jonger
des te meer met zichzelven en hun kennis
ingenomen. Met het aangroeien der jaren
komt verstand, komt inzicht en slinkt de on
feilbaarheidsdunk, om plaats te maken voor
een wijze bescheidenheid.
Of nu de satire, die in de bedoelde an
nonce verscholen lag, enkel hulppredikers
treft, valt sterk te betwijfelen. Men mag ver
moeden, dat haar spits ook naar andere
zijden zou kunnen worden gerichtdat er
bij voorbeeld ook een schoolmeester, of een
docent, of een arts, of een ziekenverpleegster
zou kunnen worden gezocht, die liefst niet
zóo jong mocht zijn om zichzelf voor onfeil
baar te houden.
Iets anders nog. Men zou zich grootelijks
vergissen indien men meende, dat de onfeil
baarheidsdunk een attribuut ware van enkel
jonge menschen, die door ervaring en
leering nog innerlijk besnoeid, gerijpt, ge
temperd moeten worden. Geenszins toch.
Reeds bij Kant kunnen wij de klacht ont
moeten, dat in universiteiten uit den katheder
het woord »ik weet het niet* nimmer werd
gehoord. Misschien is het tegenwoordig
anders. Misschien kan men heden ten d
universiteitsprofessoren aantreffen, die
officio dit pijnlijk »ik weet het nietc ten
opzichte van de eene of andere materie vol
mondig erkennen. Maar hoe dit zij, de dunk
van alwetendheid, of minstens van onfeil
baarheid, komt heel niet zelden ook bij
oudere en oude lieden voor; en daar is hij
dan, hoewel misschien minder belachlijk, te
onaangenamer nog, omdat hij te verstokter,
te onverzettelijker en te onuitroeibaarder is.
Tegen dézen onfeilbaarheidsdunk, die zich
niet in jonge, maar in bejaarde hoofden had
genesteld, protesteerde eens geen geringere
dan Oliver Cromwell, toen hij bij zekere
gelegenheid, in een vergadering van bigotte
Schotsche theologen, uitriep: >Ik smeek u,
broeders, ik bezweer u bij de genade Gods,
te denken aan de m o g e 1 ij k h e i d, dat
gij dwalen of u vergissen zoudt*. Hij be
doelde, met andere woorden, de mogelijk
heid, dat de broederen o n g e 1 ij k zouden
hebben.
Archimedes beweerde, den stand des aard-
bols te kunnen ontwrichten, indien hem
daartoe slechts een steunpunt werd geboden,
vast genoeg om er zijn hefboom aan te zet
ten. Welnu, hij zou, figuurlijk gesproken, zulk
een steunpunt hebben kunnen vinden in de
halsstarrige eigenwijsheid, de hardebolligheid,
van een door-en-door onwetend menscKWant
niets is onverzettelijker dan de meening van
zulk een mensch. Ja, men kan aannemen,
dat iemand, hoe onwetender hij is, des te
positiever en obstinater wezen zal in zijn
meeningen en des te bezwaarlijker van onge
lijk te overtuigen. De ergste onwetenden zijn
diegenen, die zóo onwetend zijn, dat zij van
hun eigene onwetendheid niets weten of
zelfs maar vermoeden. Dezulken zijn in hun
eigen schatting reeds weinig minder dan
alwetend, of althans volkomen genoegwetend;
en worden zij op den tand gevoeld, dan be
roepen zij zich op hun zintuigen, of, erger
nog, op hun »gezond verstand*. Zoo zijn er,
bij voorbeeld, nog altoos personen, die niet
willen gelooven, dat de aarde om de zon
draait. Neen, dat kan nietWant zij zien
met hun oogen, dat de zon zich beweegt
en dat de aarde stilstaat; en wat zij met
hun oogen zien, dat moet toch wel zoo
wezen. Zulke personen te beleeren, hun
boeken in handen te geven, is boter aan de
galg. Zij willen niet hooren en willen of
kunnen niet lezen. Zij hebben in hun
koppen slechts hun eigene, onverzettelijke
opinie, en tegenover deze is al het andere
valsch of goddeloos. Zij staan op het laagste
peil van menschelijke onwetendheid en dien
overeenkomstig staan zij ook op de hoogste
sport van menschelijke obstinaatheid. Op al
hetgeen men aanvoert, hebben zij aldoor dit
éene antwoord slechts: »Praatjes! De geleerde
heeren mogen zeggen wat zij willen maar,
als de aarde om de zon draaide, dan zou ik
de zon zien stilstaan en de aarde zien draaien.
Maar ik zie, dat de aarde stilstaat, en ik zie
dat de zon zich beweegt. Dus draait de zon,
en de aarde draait niet. Dat is toch gezond
geredeneerd, dat zegt je toch je gezond
menschenverstand, niet waar. Welnu dan*.
Jawel, dat is gezond menschenverstand
evenals het van den ezel gezond ezelsver
stand is, wanneer hij niet over een orug wil,
omdat er water onder is, of van een kudde
schapen gezond schapenverstand, wanneer
zij niet uit de open staldeur willen, terwijl
de stal in brand staat.
Eens, in een drogen voorzomer, wandelde
ik op met een boer, die mij was achterop
geloopen en, spraakzaam misschien onder
den invloed van een glas bier te veel, ami
caal zich bij mij aansloot. Het gesprek kwam
op de vraag, hoe de rivier toch nog zooveel
water aanvoerde, terwijl het toch in wekéh
niet geregend had. Wel, schoolmeesterde ik,
dat water komt in de eerste plaats van de
bergen, door het smelten van de sneeuw.
Daarop lachte de man mij uiten toen ik
gemoedelijk voortdoceerde, werd hij boos,
had mij wel van den dijk willen smijten. Ik
moest maar niet denken, dat ik hem voor
den mal kon houden, of een loopje met hem
nemen kon, al was hij maar een boerl
Sneeuw Dat er om dezen tijd van 't
jaar bijna in den zomer geen sneeuw meer
op den grond lag, wist een klein kind toch
wel
En zooals tegenover verschijnselen in het
rijk der natuur, zoo ook tegenover gemoeds
bewegingen en denkrichtingen op elk ge
bied. Er zijn personen, die volslagen ontoe
gankelijk blijven voor elke andere opvatting
boven of buiten de éene, die zij in hun
jonkheid zich eigen maakten. Zij mogen ortho
dox gedrild dan wel atheïstisch verwilderd
zijn om het even. Zij zijn niette verwik
ken, niet tot een ander inzicht te bewegen.
Het is in hen niet een welgevestigde, door
leering, door onderzoek of door intuïtie ver
kregen overtuiging. Het is eenvoudig een
vastzitten, geankerd en gepaald, op een
zeker punt, hetzij van dogma of van nega
tie, waarop zij door hun temperament, door
traditie, door hun opleiding of door zekere
geestelijke strooming nu eenmaal belandden.
Zij lezen niets, zij luisteren naar niets, zij
leeren niets. Onnoodig. Zij weten genoeg.
Zij willen geen jota aannemen op het gezag
van anderen. Maar op hun eigen gezag ver
laten zij zich onbedenkelijk.
Hebt gij wel eens een haan gadegeslagen,
die victorie kraalde op een mesthoop, nadat
hij een concurreerenden medehaan met spoor-
en snavelstooten had verjaagd van het erf?
Hij verkondigde in zijn hanentaal uit alle
macht»Ik en ik en ik ben de sterkste
hier, de beste, de dapperste, de schoonste,
de gerechtigste en de wijste. Ik en ik en ik
heb gelijk*.
Misschien deed dit stuk pluimvee u den
ken aan zekere vrienden en verwanten van
die niet ver uit uw buurt wonen, die ge
wellicht wel eenige keeren per dag be
schouwt in uw eigen spiegel. Inderdaad, zoo
gij een mensch wilt hooren bluffen, min of
meer kraaiend als een haan: »Ziet u wel;
ik had gelijk* nu, dan behoeft gij niet
ver te loopen en niet lang te wachten.
Wenscht gij daarentegen van iemand te
hooren, bescheiden en kalm, maar rond, open
en beslist»Ik had ongegelijk* dan
moogt gij uw lantarentje aansteken en zoe
ken. Vindt gij dan toch inderdaad zoo
iemand ei, noteer u dan zijn naam en
prent in uw geheugen zijn gelaatstrekken.
Want gij zult dan een mensch gevonden
hebben, die het kennen waard i"». misschien
niet juist om uiterlijke beminnelijkheid, of
om gepoetsheid van manieren, of om groote
geleerdheid, of om schitterend talent, maar
in elk geval om zeldzaamheid van karakter.
Geen victorieusen haan, geen paradijsvogel,
geen witten olifant; maar een eerlijk, rede
lijk hart, een braven, moedigen kerel, een
held, een ridder onder de menschen.
Een Nedorlandsclie afdeeling van do
„Ligue internationale de Ia paix
et de la liberté".
Hier te lande heeft zich gevormd een
Comité tot het in het leven roepen van een
Nederlandsche afdeeling der Ligue inter
nationale de la paix et de la liberté.
Deze internationale Vredesbond, die in
1867 door Victor Hugo, Garibaldi en Ch.
Lemonnier is gesticht en de oudste Vredes-
vereeniging van het Europeesche vasteland
is, heeft ten doel de verbetering der inter
nationale betrekkingen, de vestiging van de
internationale rechtsorde en ten slotte een
federatie van vrije volkeren, en beoogt
verder ook in ieder land zelf de beginselen
van vrijheid en rechtvaardigheid te doen
zegevieren.
Deze Ligue internationale houdt ieder jaar
een algemeene vergadering in de plaats,
waar het Wereldcongres voor den vrede zal
worden gehouden, enkele dagen vóór de
opening van dit Wereldcongres. Dit jaar dus
te 's-Gravenhage. De nationale afdeeling van
het land, waar de algemeene vergadering
plaats vindt, is reeds belast met de voorbe
reiding daarvan. Opdat ook de Nederlandsche
pacifisten deze hulp zouden kunnen verkenen
en voorts de Ligue hier niet zou vergaderen
»chez nous, sans nous*, is bovenbedoeld
Comité gevormd, waarna reeds verschillende
personen als lid zijn toegetreden en dus de
Nederlandsche afdeeling is kunnen worden
opgericht,
De contributie bedraagt slechts 1 franc;
wie 5 franc betaalt, ontvangt het maandblad
der Ligue »Les Etats-Unis d' Europe*, als-
mede het Officieel orgaan van het Bureau
international de la paix, te Bern (Le Mouve
ment Pacifiste, desgewenscht in Duitsche of
Engelsche taal) gratis.
Het Nederlandsche comité bestaat uit:
mr. J. H. Abetrdanon, oud-Directeur van
onderwijs in Ned. Indië, Voorzitter; jkvr. J.
Backermr. dr. J. A. A. H. de Beaufort
mr. dr. M. J. van der Flier; mr. dr. A.
Heringa mr. H. J. de LangeH. van der
MandereChr. Nuys R. Verwey, C. I.A.
B, van der Vies; en jhr. mr. dr. B. de Jong
van Beek en Donk, Theresiastraat 51,
's-Gravenhage, waarnemend Secretaris, bij
wien men zich voor het lidmaatschap der
Nederlandsche afdeeling kan opgeven.
van de afdeeling 's-Gravenhage, luidt in haar
geheel
De Algemeene vergadering van den Alg.
Ned. bond Vrede door recht*, met onver
deelde instemming toejuichende den oproep
van prof. mr. C. van Vollenhoyen tot het
Nederlandsche volk, voorzoover deze beoogt,
dat Nederland door grootere belangstelling
en door een krachtig initiatief ten aanzien
van de internationale vredesbeweging eener-
zijds zal versterken zijn nationale eendracht,
en anderzijds tevens zal bevorderen het inter
nationale welzijn
waardeerende de houding van het Hoofd
bestuur ten aanzien van den Open brief van
jhr. L. P. A. van den Brandeler, en vertrou
wende, dat het Hoofdbestuur zal voortgaan,
belangstelling te wekken en een onpartijdige
bestudeering te bevorderen omtrent het denk
beeld eener internationale politiemacht
spreekt den wensch uit
a. dat, overeenkomstig den wensch van
een belangrijk deel van het Nederlandsche
volk, ons land ook zijnerzijds zoo krachtig
mogelijk zal medewerken om de derde Vre
desconferentie tot uitkomsten van beteekenis
te doen geraken
b. dat te dien einde de Nederlandsche
commissie van voorbereiding binnen niet te
langen tijd een weloverwogen, initiatiefrijk
plan aan de Regeering zal voorleggen, en
dat de Nederlandsche Regeering geen middel
onbeproefd zal laten tot het zoo spoedig
mogelijk in het leven roepen der Interna
tionale commissie van voorbereiding
c. dat de Nederlandsche commissie van
voorbereiding bij haar beraadslagingen de
vraag omtrent het nakomen van gesloten
tractaten en van gewezen arbitrale uitspraken
in ernstige overweging zal nemen;
en verzoekt het Hoofdbestuur van den
Bond deze motie ter kennis te brengen
van de Regeering, van de commissie van
voorbereiding en van de beide Kamers der
Staten-Generaal.
Plan-Tan Tollenhoven.
De op de Jaarhjksche algemeene verga
dering van den Algemeenen Nederlandschen
bond Vrede door recht* aangenomen motie
Tegen de sensatie-pers.
In Oostenrijk is door de Regeering thans
een wetsontwerp aanhangig gemaakt tegen
de sensatie-pers. In het pas ingediende ont
werp voor een nieuw Strafwetboek komt
voor een afzonderlijke titel»Van het in ge
vaar brengen van den vrede*. De in dezen
titel geplaatste paragraaf 115 luidt aldus
»Wie door middel van de drukpers een
onware of verdraaide nieuwstijding verbreidt,
waardoor de goede betrekkingen der mo
narchie tot een vreemden Staat in gevaar
worden gebracht, wordt gestraft met gevan
genisstraf of hechtenis van een week tot een
jaar of met een geldboete van 50 tot 4000
kronen*.
En dit artikel wordt op de volgende voor-
treffijke, ondubbelzinnige wijze toegelicht
Herhaaldelijk is door de uitnemendste
Staatslieden van verschillende Staten erkend,
dat het gevaar voor den vrede tegenwoor
dig meestal niet meer, zooals vroeger, uitgaat
van de Regeering en haar diplomatie, die
integendeel voornamelijk ten dienste van
het behoud van den vrede werkzaam zijn,
maar van onverantwoordelijke elementen, die
uit de meest verschillende beweegredenen,
uit nationaal fanatisme, op economische
gronden, ten deele echter ook uit de laagste
windzucht of uit journalistieke sensatielust
de volkeren en Staten tegen elkaar aanhit
sen en de pogingen tot vreedzame uit den
weg ruiming van internationale geschillen en
van opgewekte hartstochten verstoren door
het openbaren van verdraaide of geheel ge
logen nieuwsberichten. Dit gevaar tracht
paragraaf 115 tegen te gaan door straf te
bedreigen tegen deze wijze om den vrede
in gevaar te brengen*.
Het orgaan van den Bond »Vrede door
recht* spreekt thans, in navolging van
Alfred H. Fried en dr. Hans Wehberg, den
wensch uit, dat tot een dergelijke strafbepa
ling op de derde Vredesconferentie door
alle Staten zal worden besloten.