Dinsdag 26 Augustus 1913. No. 8365. 62e Jaargang. Op reis_ Stadsnieuws. Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff". HOOFDREDACTEUR F. J. FRSDSHZZS. AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden fu franco per post ƒ1.15. Adver ten tien 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieele- en onteigenings- advertentiên per regel 15 cent Reclames 1—5 regels ƒ1.25. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. BUREAU: ZOHTSGZUCHT 9. Postbus 9. Telefoon 19. Aan onze abonné's die tijdelyk elders, binnen- dan wel buitenlands, vertoeven, wordt op aanvrage, en met duidoly k© opgave van adres, de courant eiken ver schijndag tegen vergoeding van porto Ook niet-geabonneerden kunnen op de zelfde wijze de geregelde toezending van de Amersfoortsche Courant" tijdens hun uitstedigheid zich verzekeren. KENNISGEVINGEN. Burgemeester en Wethouders van Amersfoort brengen ter openbare kennis, dat de afdeeling Amersfoort van de Stichting „Het Leger des Heils" heden is geplaatst op de ljjsi, bedoeld in art. 3 der Armenwet en is gerangschikt onder de instellingen, genoemd in art. 2 onder c dier wet. Amersfoort, 21 Augustus 1913. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, H. W. van ES VELD, Weth., loco-Bur. De Secretaris, A. R. VEENSTRA, loco-Secr. De Burgemeester van Amersfoort brengt tor kennis van belanghebbenden, dat in de Gemeente Stoutenburg een geval van milt- vaar is voorgekomen. Amersfoort, 25 Augustus 1913. De Burgemeester voornoemd, H. W. VAN ESVELD. Weth. lo. Br. Geen tijd. Leonardo da Vinei besteedde eenige jaren om de beeltenis van »Mona Lisa* te schil deren. Met kalm geduld en onverdeelde toe wijding schiep hij zijn >Avondmaal« dik wijls schilderde hij den geheelen dag slechts éen enkele streek, in weerwil van het onge duldig gemor der monniken. Albert Dürer beschrijft ons de zorgvuldige voorbereiding voor een zijner schilderijen en vertelt ons hoe hij het paneel kiest, het hout laat dro gen, den ondergrond schildert en weer over schildert, eindelijk alles tot in het kleinste onderdeel afwerkt en dan vol vreugde uit roept, dat hij zijn werk zoo goed en vol maakt gedaan heeft als hij maar kon. Madame De Staël schreef eens in een zeer langen brief: »Neem 't mij niet kwalijk, ik heb geen tijd om mij korter uit te drukken*. Het blijkt dus een der treurigste dingen te zijn als een kunstenaar geen tijd heeft immers werken, die met overhaasting ge schapen zijn, kunnen nooit volmaakt zijn, nimmer den stempel dragen van ware schoon heid. Hetgeen waar is voor de kunst, is ook waar op elk ander gebied. Bij het goud- wasschen moet veel zand worden doorgezeefd eer er goud wordt gewonnen. Wie zijn boomen ontijdig en te haastig schudt, be derft zich de maag aan onrijpe vruchten. »Wij hebben geen tijd* is de leuze van onzen tijd. Een stroom van ongekende schat ten is uitgestort over de moderne wereld. Met weergalooze snelheid trekken wij van het eene einde des lands naar het andere, met verrassende vaart doorklieven wij de baren, zoo niet het uitspansel, in éen woord wij verslinden de afstanden. Met tooverach- tig licht overgieten wij den aardbodem en en verlichten wij den nacht met de helder heid des dags. In tooverformulieren leggen wij het woord vast en verzenden het over aardrijk en door wereldzee met steeds groo- ter vlugheid en steeds meer verwonderlijke nauwkeurigheid. Wij dalen af in de diepte der zeeën en stijgen op in de hoogten des des hemels. Schier onbegrensde heerschappij over elk gebied heeft het leven van den cultuurmensch doen stijgen tot een hoogte, waarvan onze voorouders niet hebben dur ven droomen. Wij zijn met reuzenschreden vooruitge gaan en hebben veel, bijna oneindig veel gewonnen, dat ons bestaan schoon, rijk en belangrijk kan makenmaar in dat voor beeldeloos haastig opwaarts stijgen, in onze stoute vlucht, hebben wij éen ding verloren wij hebben geen tijd meer. Het onschuldig, kalm genieten, de stille vreugde over het geen wij gewonnen hebben, is verdwenen. Nauwelijks kunnen wij onze schatten waar- deerenwij hebben geen tijdals in een droom ontvlucht en verdwijnt alles. Onze behoeften groeien met den dagwij hebben om te leven velerlei zaken noodig, die eertijds onbekend waren, ja soms zelfs nog voor korten tijd overbodig geacht wer den. Onze verlanglijst wordt met den dag grooter; steeds stellen wij meer eiachen aan het leven en toch, wanneer wij het onmis baarste gingen opsommen, tien tegen éen, dat velen het onontbeerlijkste zouden ver geten en niet bedenken, dat wij, om behoor lijk te kunnen leven, ook tijd behoeven. Wanneer onze voorvaderen nog eens een blik konden slaan op ons werelddeel, zij zouden hun oogen niet geloovenzij zouden verbaasd staan over de tegenwoordige koortsachtige gejaagdheid, die alles ken merkt ja meer dan datzij zouden hun ge boortegrond met hun overprikkelde nazaten niet meer herkennen. Den zelfden indruk ontvangt de Europeaan wanneer hij den voet heeft gezet op Amerikaanschen bodemhij betreedt in dubbelen zin een nieuwe wereld. In dit werelddeel, waar het harde woord »tijd is geld* zijn oorsprong vond, mag geen penning dier waarde verloren gaan. Edoch, tijd is niet slechts geldhij is meer dan dat. Tijd is voor geen geld te koop; hij beduidt ons leven zelf. Voor den arbeider wordt met recht kor ter werktijd geëischt; hij moet tijd overhou den voor het eigenlijke leven, voor rust, huiselijk leven en ongestoord geluk. Maar de slaven der andere beroepen, onze handel drijvende en industriëele middenstanders, heb ben die niet evenzeer recht op een korte- ren arbeidstijd? Moet voor hen niet de ge legenheid geopend worden voor de afschaf fing van den gedwongen nachtarbeid, en zou niet vrijwillige winkelsluiting de vrucht kunnen zijn van gemeenschappelijk overleg En zij, die uit eigen beweging afstand doen van hun vrijen arbeidstijd, hetzij uit eerzucht, hetzij uit winstbejag of niet wenschelijke ge woonte, zouden zij het immer sneller tempo van hun rusteloozen arbeid niet wat langzamer kun nen maken om eens op adem te komen, om hun eigen ik te doorschouwen en niet slechts de raderen te zijn eener immer wer kende machine? Alexander von Gleichen schildert de on rust van onzen tijd met groote wijsheid en ontegenzeglijke waarheid en toont ons aan hoe wij met ons haasten en jagen ons doel voorbijstreven en daarom het geluk nimmer bereiken. Wij moeten ons afvragen of wij de schat ten, die wij verkrijgen mochten, niet veel te duur betalen en of wij niet vaakgezond- heid en levenslust inruilen voor hetgeen van mindere waarde zal blijken. Te dikwijls begrijpen wij ons zeiven en anderen te weinig en dat maakt hard. Een arbeid in koortsige haast verricht, is zeer zelden goed. Deze ervaring moeten wij vaak opdoen en het inzicht van hetgeen aan onzen arbeid ontbreekt, verbittert vaak de uren van ontspanning. Wij zijn onvoldaan over eigen arbeid; kan het anders, dat de resul- laten ons ontmoedigen en een deel van ons tevensgenot vergallen Daarenboven wie nooit tijd heeft, wordt dof en stomp. Als wij immer zwoegen, ons overmatig inspannen, ons voortdurend afmat ten, ons blind staren op het zelfde werk, zonder de gelegenheid te baat te nemen lichaam en geest te verfrisschen, dan wor den wij ongevoelig voor menschelijke indruk ken, onvatbaar voor verheven genot, onver schillig voor familie en maatschappelijk leven. Wij hebben geen tijd voor heilzame smart of voor heilige vreugd. Niets grijpt meer in het hart; alles glijdt langs ons af; elke melodie wordt overstemd door het knarsen der machineraderenelk zoet gefluister of lieflijk woord verstomt door de krijschende stem van vraag en aanbod. Tijd is leven. Wie ons onzen tijd ontneemt, vergrijpt zich aan ons leven. Omgekeerd, wie ons geeft van zijn tijd, is vol van edel moedigheid, want hij neemt van zijn kost baarst bezit schatten, die hij nooit terug krijgt. De wijze is spaarzaam met tijd en geld, maar nooit gierig. DE DUURTE. Nog altijd wordt er geklaagd over de toenemende duurte der levensbehoeften en hierop grondt men algemeen het dringen om hoogere loonen. Dat is niet alleen het geval in arbeiderskringen, maar niet minder in de kringen van hoogere en lagere ambte- 'tls daarom niet zonder belang, eens na te gaan wat hiervan aan is. De groote arbeidsorganisatie in Engeland, de Board of trade*, heeft een onderzoek doen instellen naar de prijzen van huren, voedingsmiddelen, kleeding, enz en de loonen over de laatste jaren. In 1905 is dit óok ge schied en van vroegere tijden bestonden er evenzoo gegevens. Het uitnemend rapport beslaat ruim 400 bladzijden druks en geeft resultaten van de meeste landen der beschaafde wereld. Het blijkt, dat de prijsstijging een alge meen verschijnsel is en dat de gemiddelde stijging gedurende de laatste zeven jaren van de kosten van huur, voedsel, brandstof en kleeding van den arbeider, te samen geno men, waarschijnlijk wel op 10 pCt. mag worden geschat. Strekt men echter de vergelijking uit tot nog vroeger dan 1905, en wel tot 1896, het jaar van de laagste prijzen, dan is de stijging der levensmiddelen-prijzen zelfs ongeveer 2,5 pCt. Echter er blijkt ook uit het verslag, dat weer vroeger de prijzen nóg hooger waren. Dat is echter een schrale troost, nu de cijfers tevens toonen, dat de loonbeweging met die stijging der prijzen geen evenredigen tred heeft gehouden. In de huren wordt over 't algemeen wei nig en slechts geringe stijging tegenover I9°5 geconstateerd, waarop vele plaatsen in Nederland echter nog een uitzondering maken. De prijsveranderingen van voedingsmidde len en brandstoffen daarentegen zijn belang rijk en voor elke stad in het verslag ver meld waren die veranderingen in opgaande richting. De gemiddelde stijging van de detail prijzen van voedingsmiddelen en brandstoffen was in geheel Engeland ongeveer 13 pCt. Maar de stijging loopt voor de verschillende artikelen zeer uiteen. Het sterkst was de stijging van de prijzen der aardappelen 46.1 pCt., voor spek 32.1 pCt., voor kolen 22.5 pCt., kaas 18.8 pCt., brood 15.3 pCt., meel 15.1 pCt., eieren 13.6 pCt.iets minder was de stijging voor boter 9.9 pCt., melk 9.4 pCt., schapenvleesch 6.1 pCt. De prijzen van suiker en thee toonen eenige verminde ring, 0.2 en 3.8 pCt. Ook de prijzen van kleeding zijn in de laatste zeven jaren ge stegen, maar hieromtrent kunnen geen per- centage-cijfers worden meegedeeld. Voor Nederland staan die cijfers voor de verschillende artikelen niet gedetailleerd, maar in de eindcijfers der onderscheidene landen zijn de cijfers voor ons land niet gunstiger, waaruit we dus de conclusie mogen trekken, dat in 't algemeen voor Nederland dergelijke cijfers te noemen zijn. Als het jaar 1900 als basisjaar wordt ge nomen en daarvoor het vergelijkingscijfer op 100 wordt gesteld, dan zijn voor Neder land de achtereenvolgende jaarcijfers tot 1912 100100100102—1031°2'°3 105—107—109—115—117—123, waaruit blijkt, dat het tot 1906 nogal ging, doch daarna snel toenam. Voor Italië, dat met ons land ongeveer gelijk staat, zijn de cijfers iets milder, maar voor Oostenrgk, Duitsch- land, België, Rusland, de Vereenigde Staten van Noord-Amerika en Japan zijn ze belang rijk ongunstiger, terwijl Engeland en Frank rijk gunstiger resultaten geven, hoewel ook daar het zelfde verschijnsel der prijsstijging wordt waargenomen. Oostenrijk klimt bijv. na 1905 snel tot 135, België na 1903 tot 132 en Amerika tot 139. Wél mag het dus een algemeen verschijn sel heeten. In de periode yan 1873 tot 1896 kon een daling worden geconstateerd, een vrij belang rijke zelfs, want in 't algemeen gaf 1873 nog heel wat ongunstiger resultaten dan 1912, welk laatste jaar met 1884 zoowat gelijk staat. Voor 1871 was de toestand nog ongunsti ger en waren de prijzen van :o tot 37 pCt. hooger dan thans. Het gebezigde argument is dus niet van beteokenis ontbloot, en 'tis noodig, dat de beweging tot loonsverhooging gebillijkt wordt. Echter houde men ook in 'toog, dat er vroeger een tijd is geweest toen de levens voorwaarden moeilijker waren en men van verhooging der loonen niets weten wilde. De duurte zij daarom niet het eenige argument en men blijve billijk tegen hen, die de waarde van dit argument niet van doorslaande beteekenis vinden. N. Z. In de Roomsch-Katholieke kerken zal weldra de Romeinsche uitspraak van het Latijn worden ingevoerd. Tot dusver werd voor de uitspraak van het Latijn.over 't alge meen de uitspraak der landstaal als richtsnoer genomen. Het pers-bureau Vas Diaz (Amsterdam) weet te berichten, dat het nieuwe Ministerie zal zijn saamgesteld als volgt Binnenlandsche Zakenmr. P. W. A. Cort van der Linden, Kabinetsformateur. Buitenlandsche Zaken: jhr. dr. J. Loudon, buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister bij de regeering der Vereenigde Staten van Noord-Amerika. FinanciënA. E. J. Bertling, directeur der registratie en domeinen te Leeuwarden. Justitie: mr. B. Ort, advocaat-generaal bij den Hocgen Raad. Marine: kapitein-ter-zee J. J. Rambonnet, commandant van de »Evertsen«, te Nieuwe- diep. Oorlog: N. Bosboom, gep. kolonel der artillerie, lid van de »Legercommissie*. Landbouw, Nijverheid en Handelprof. mr. M. W. F. Treub. Waterstaatdr. C. Lely, oud-minister van Waterstaat. Koloniën mr. Th. Pleyte, oud-advocaat te Semarang, Voorzitter van den Raad voor de Scheepvaart. Het Koninklijk besluit betreffende de samenstelling van het nieuwe Kabinet zal waarschijnlijk aanstaanden Vrijdag in de Staatscourant» verschijnen. Met de rekening van inkomsten en uit gaven over het dienstjaar 1912, zooals die door den Gemeente-ontvanger is opgemaakt, kunnen Burgemeester en Wethouders zich geheel vereenigen, zoodat zij, blijkens hun schrijven aan den Raad, zich daaraan rcfe- reeren. Volgens de Begrooting voor den dienst 1912 beliepen de ontvangsten (gewoon) f490 882.65 en de uitgaven f490 882.65. De rekening geeft in ontvangst een eindcijfer van f524 129.29 en in uitgaaf f503 303-375- Meer werd dus ontvangen f33 246.64 en

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1913 | | pagina 1