Donderdag 28 Augustus 1913. No. 8306. 62e Jaargang. Op reis_ Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff". HOOFDREDACTEUR f. J. rassxaizs. AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdagv en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden fi. franco per post /1.15. Advertentien 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel- abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en onteigenings- advertentien pe: regel 15 cent Reclames 1—5 regels f 1.25. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. p Bij advertentien van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. Postbus 9. BUREAU: SOHTSGIUCHT 9. Telefoon 19. Aan onze abonné's die tijdelijk elders, binnen- dan wel buitenlands, vertoeven, wordt op aanvrage, en met duidelijke opgave van adres, de courant eiken ver schijndag tegen vergoeding van porto toegezonden. Ook niet-geabonneerden kunnen op de zelfde wijze de geregelde toezending van de „Amersfoortsche Courant" tijdens bun uitstedigheid zich verzekeren. KENNISGEVING. Burgemeester en Wethouders van Amersfoort brengen ter openbare kennis, dat bij hun be sluit van heden aan de firma GREEVE Co. ingevolge art. 8 der Hinderwet vergunning ie verleend tot het uitbreiden van hare koffiebran derij in het perceel alhier gelegen aan de Muur huizen no. 54, kadastraal bekend sectie E no. 3885. Amersfoort, 26 Augustus 1913. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, H. W. van ESVELD, Weth., loco-Bar. De Secretaris, A. R. VEENSTRA, loco-Secr. Goed en kwaad. Een spreuk zegt dikwijls meer dan een lange redevoering, een definitie meer dan een verhandeling. Een korte definitie is als een heldere lamp, bij welke men zien en onder scheiden kan een verhandeling niet zel den als een breede walm, door welken men blindelings zich moet heentasten. Een korte definitie prikkelt en pakt, wordt verstaan en behouden een lange verhandeling ver veelt en verwart, laat lezer of toehoorder ten slotte even dom als tevoren. Hadde ik het voorrecht en de eer, onderwijzer der jeugd te zijn, dan zou ik heel wat waardeloozen leer- boekjesballast over boord werpen om mins tens een paar uur 's weeks mijn volkje te oefenen in het stellen van definities. Niets toch, zelfs niet de beoefening der Wiskunde, ontwikkelt en scherpt zoozeer het denkver mogen, als het opmaken van begripsbepa lingen en wezensomschrijvingen, die juist, klaar, bondig, snedig omlijnd, dus ten aan zien van het bewuste voorwerp kenmerkend, onderscheidend moeten zijn. Schier al het geen men in de school om zich heen heeft, of waarover in de school gehandeld wordt, kan ter zake dienen. Wat is een hoed? Wat is een pen Wat is een gulden Wat is een wolk? Wat is regen'? Wat is een boek? Wat zijn letters Wat is lezen En zoo al verder, van het zakelijke tot het begrip- lijke overgaand. Wat is eerlijkheid Wat is gehoorzaamheid? Wat is vlijt? Wat is plicht? Wat is waarheid Wat is leugen Wat is goed? Wat is kwaad? Wat Maar, haltIk vrees, dat mijn prnda- goog zich hier reeds op de tong zou moeten bijten, om niet aldus zijn onnoozele scholier- kens te verbijsteren met een vraag, over welke de zeven Wijzen van Griekenland in de onderwereld nog altijd door disputeeren. Wat goed is, en wat kwaad is vermag de man zelf daarvan een definitie te geven? Nu, hij kan voor 't minst, in zijn vrije uren, tot eigen opbouwing het probleem overwegen en wellicht geraakt hij daardoor, zoo al niet tot een bepaling, dan althans tot een benadering van het zoo veelomstreden begrip. Wanneer men gewaagt van vierhoekig en cirkelvormig, dan is er geen wezensverwar ring of begripsverneveling, dus ook geen verschil in meening of opvatting mogelijk, aangezien een cirkel nooit een vierhoek, een vierhoek nooit een cirkel kan zijn. Een figuur, die in Europa een vierhoek is, moet Het Vredespaleis te 's-Gravenhage, dat heden in tegen woordigheid van Andrew Carnegie werd geopend. ook in Australië een vierhoek wezen, voor den zwarten Papoea het zelfde als voor den blanken Hollander. Een andere figuur, dui zend jaar geleden als cirkel gekend, heet ook heden ten dage nog cirkel. Vierhoek blijft vierhoek en cirkel blijft cirkel, onafhankelijk van tijd en van plaats, omdat het begrip van vierhoek en het begrip van cirkel objectief, mathematisch vaststaan. Niet alzoo echter is het met de begrippen van goed en van kwaad, u.ndat deze, als moraliteits of utiliteitswaarden, niet objectief, niet mathematisch in eeuwigheid vaststonden en zullen vaststaan, maar subjectief zich ge vormd en ontwikkeld en gewijzigd hebben naar gelang van omstandigheden, van invloe den, van behoeften, van noodzakelijkheid, kortom van plaatselijke en tijdelijke gege vens, zoodat éen en het zelfde ding, dat duizend jaar geleden als goed gold, thans beschouwd wordt als kwaad, of iets, dat heden nog voor den Europeaan als weldaad werkt, den Papoea zou strekken tot vloek. Daarom spreekt men terecht over het rela tieve, het betrekkelijke van goed en kwaad, en valt de rekbaarheid, de verschuifbaarheid, de veranderlijkheid dezer begrippen tot zekere hoogte niet te loochenen. Tot zekere hoogte evenwel slechts; want boven deze hocgte staat dan toch iets on veranderlijks en onwrikbaars, staan het goed en het kwaad onbeïnvloed en onaantastbaar van eenigerlei wereldsche inwerking of men- scbelijke zienswijze, als iets absoluuts. Bijvoorbeeld: wanneer twee hongerende voetgangers aan den weg een brood vinden, dan is het goed, dat zij dit eerlijk met el kaar deelenen kwaad is het, dat de ster kere, om het uitsluitende genot er van, den zwakkere doodslaat. Zóo is het heden, 1913 jaren na, en zóo was het ook reeds 1913 jaren vóór het begin onzer jaartelling. Zóo is het tusschen Amsterdam en Haarlem, en zóo is het ook in de oerwouden van Nieuw- Guineavan goed en kwaad het absolute. Op grond van deze overweging nu laat zich een algemeen geldige en onverandelijke definitief van goed en kwaad dan toch wel vaststellen. Zij mag, dunkt mij, luiden als volgt Het goede is datgene, wat voor het indi vidu en het menschdom op den duur, in den gang zijner ontwikkeling, heilzaam, tot die ontwikkeling bevorderlijk en het kwade is datgene, wat voor het individu en het menschdom op den duur, in den gang zijner ontwikkeling, schadelijk, aan die ontwikke ling hinderlijk is. Hierbij worde tweeërlei terdege in acht genomenvooreerst de solidariteit tusschen individu en menschdom, en ten tweede het voorbehoud van op den duur. Want, zie iets, dat slechts tot ons p e r- s o o n 1 ij k welzijn bevorderlijk, daarentegen voor dat onzer medemenschen schadelijk ware, zou niet goed, maar nadrukkelijk kwaad moeten heeten, óok ten opzichte van ons zeivenen iets, dat slechts voor het heden, maar ten nadeele van onze gansche toekomst ons bestaan verbetert of veraange naamt, dient ons zekerlijk allerminst ten de. Goed is voor ons niet datgene, wat öns voor dag en uur gelukkig maakt, en kwaad niet datgene, wat ons voor een v/ijle ongelukkig ons voelen doet; maar waarliik goed is slechts datgene, wat d u u r z a a onze ontwikkeling bevordert, en waarachtig kwaad slechts datgene, wat duurzaam onze ontwikkeling belemmert. Daarom kan een ramp, die door haar nawerking ons innerlijk gehalte verhoogt, goed voor ons zijn daarentegen een goudregen, die het ver laagt, kwaad. In niets zijn wij, menschen, bij ons kinderachtig jagen en haken naar per soonlijk en oogenblikkelijk welbehagen, kort zichtige!- dan in onze schatting van heil en van onheil dat wil zeggen van goed en van kwaad. Het hoogste goed, dat enkel in de Godheid zelve wezen kan, is ons menschen onbereik baar. Maar het diepste kwaad is dit geens zins. Het ligt niet in die volstrekte zelfzucht, die ten koste van alles er. allen slechts haar eigen bevrediging zoekt. Neen, het ligt nog dieper. Het ligt in de boosheid óm de boos heid, in het pijnigen óm het pijnigen, in den lust aan verderven, aan wreedheid dus. Hebben wij echter eenmaal een algemeen geldig begrip van goed en van kwaad ons gevormd, dan zullen wij ook de middelen bespeuren om het kwade nader te brengen tot het goede. Met een ander woord: wij zullen de wegen vinden tot een, zij het ook nóg zoo langzaam en geleidelijk, bereiken van het betere tot wereldverbetering alzoo. Wereld verbetering Wij allen moeten trachtten wereldver beteraars te zijn. Wereldverbetering al ware het slechts door het rechten van iets kroms, door het zuiveren van iets onzuivers., of door het ordenen van iets ongeordends is ons aller roeping en plichten wie niet op onze wereld iets, het een of het ander, hoe gering ook, beter heeft gemaakt dan hij het aantrof, die heeft op deze wereld geleefd als parasiet. In nader verband hiermede wil ik u een geheim openbaren een geheim, dat te lezen staat in het Boek der gansche menschheids- geschiedenis, maar dat nochtans voor de allermeeste menschen een geheim is gebleven, omdat hun blik slechts zoo korte afstanden en enge ruimten leerde overschouwen. Luther reeds heeft gezegd»Wir sind hienieden nicht im Wordensein, sondern im Werden (wij zijn hier beneden niet in een gewordenzijn, maar in een worden). Hij doelde met deze uitspraak slechts op het menschwezen in zijn bestemming tot een meer geestelijke levenssfeer, aan een kosmischen ontwikkelingsgang. Aan hetgeen wij thans onder evolutie verstaan, kon de Reformator als zoon der Middeleeuwen nog niet denken. Wij echter weten, dat niet slechts ons eigen bestaan, maar dat het gansche Heelal nog niet in een gewordenzijn verkeert, doch in een worden. Het is alles, alles nog in wording, op den weg tot volkomen heid, niet nog in de volkomenheid zelve. Daarom ook is er in deze wereld van ons nog zooveel ón lkomens, zooveel nog van het oorspronkt_..,ke kwaad, dat reeds Satan en zijn gezellen in o- id bracht tegen het goede, in verzet te God, en hen storten deed ten val. Maar even zeker, even onloochenbaar als immer nog de realiteit en de macht van dit kwade zijn, even zeker, even onloochenbaar is het langzaam gestadige terugdringen er van, is het langzaam gestadige veldwinnen van het betere, van het goede. Deze gansche wording van het Al beweegt zich in een lijn tot het goede, beweegt zich tot een toestand van Zijn, in welken het kwade, stadig be perkt, bedwongen, uitgeroeid, eindelijk niet meer zijn zal, maar alle wezens, met de Eeuwige Goedheid verzoend en vereend, zullen samenleven in een harmonie van den ken en voelen en willen, van nu af eeuwig en onverstoorbaar. Deze algeheele harmonie te bereiken en te bevestigen, schijnt van het Scheppings werk in zijn voortschrijdende wording en volmaking het goddelijke plan en oogmerk te zijn. En wat is nu het heerlijke, het onuitspreek- lijk heuglijke en sterkende en verheffende bij deze voorstelling? Het is dit: dat wij menschen, allen, elk onzer, in staat zijn, door wereldverbetering dat is in de naaste plaats door verbete ring van ons zeiven en van onze omgeving tot het bereiken dezer harmonie, tot een bespoedigde verwezenlijking der Goddelijke idee mee te werken mee te werken door elk doen, door elk streven, hoe bescheiden ook, dat in de richting medegaat van het nimmer rustende werk der Godheid zelve - in de richting van hèt onvolkomene tot het volkomene, van het gebrekkige tot het betere, van het kwade tot het goede. Van déze gewisheid, hoogste bemoediging tot het Arbeiden en niet vertwijfelen*, worde meer en meer ons leven een levend en wer kend getuigenis Aldus schreef eenige maanden Ypsilon in het Nieuws van den dag*. Slechts enkelen wisten wie onder dat pseu doniem zijn leekepreken schreef in dat blad. Tot zijn dood is dat geheim geeërbiedigd ge bleven. Nu Carel van Nievelt op 70 jarigen ouder dom te Wiesbaden is overleden, is dat ge heim opgeheven. Een goed mensch, een uitnemend stylist is door zijn verscheiden ontvallen aan de zeer velen, die vele jaren achtereen iederen Zaterdagavond zich vergastten aan zijn tref- lijke opstellen. Ook het laatste door hem geschrevene zul len we te zijner tijd opnemen. Onderwijs en tucht. Er is geen leeftijd waarop de mensch méér geschikt is om gewend te worden aan tucht dan de jaren zijner opvoeding, waarin de gronden behooren te worden gelegd voor de zedelijkheidsbegrippen van geheel zijn volgend leven. Elke hoedanigheid, die hij zich eigen maakt onder den invloed van zijn ouders en zijn onderwijzers, vormt de kiem

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1913 | | pagina 1