October 1913.
No. 8322.
63e Jaargang.
Ca-cmr-
AMERSFOORTSCHE
Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff"
HOOFD-REDACTEUR
P. J. FRED EHZE
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden f\.
franco per post 1.15. Advertentien 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en onteigenings-
advertentiën per regel 15 cent Reclames 15 regels ƒ1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advertentiën van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU:
ZOHTEGRACnT 9.
Postbus 9. Telefoon 19.
Eeuwfeest ter viering van
Neerland» onafhankelijkheid.
(INGEZONDEN.)
Het doet waarlijk goed, te bemerken hoe
op verschillende plaatsen het >Onafhankelijk-
heidsfeest* met groote opgewektheid reeds
is of nu nog wordt gevierd, maar het zou
kunnen zijn, dat daardoor de 17 November
in meerdere plaatsen onopgemerkt voorbij
ging, want het is niet bekend, dat op veel
plaatsen, gelijk hier te Rotterdam, in de
Novembermaand het feest zal worden ge
vierd, en toch is 17 November feitelijk de
Nationale herinneringsdag in dit »Onafhanke-
lijkheidsjaar*. Immers dan zal het 100 jaar
geleden zijn, dat het Oranje, hetwelk helaas
in ons land eenigen tijd was verborgen ge
houden, naar het goede voorbeeld van Van
Limburg Styrum en Van Hogendorp, voor
het eerst weder werd gedragen.
Wat dit feit te zeggen had Men leze
de verhalen uit die dagen en men gevoelt
wat er moet zijn omgegaan in de harten van
alle Nederlanders, die het Huis van Oranje
onder alles trouw waren gebleven en die nu
den morgen zagen dagen van een nieuw
tijdperk voor ons land, met Oranje weder als
middelpunt.
Dit middelpunt is 'ons, Gode zij dank,
steeds gebleven, en bij alles wat de inwoners
van ons land somtijds verdeelt, omdat men
zoo verschillend denkt over hetgeen het be
lang van het land kan bevorderen, toch ge
voelt ons volk zich gelukkig steeds éen in
liefde voor ons dierbaar Vorstenhuis en voor
onze geëerbiedigde Koningin.
Teneinde juist op dien gedenkwaardigen
17 November a.s. getuigenis af te leggen
van den band die ons volk aan onze Vorstin
en Haar Huis verbindt en opdat er ook een dag
zij waarop ons volk te samen het groote
feit onzer herkregen onafhankelijkheid her
denkt, richt ik het verzoek aan het Neder-
landsche volk hier en in onze Overzeesche
bezittingen vandaar, dat ik dit verzoek
thans reeds doe om op Maandag 17
November allen ons te tooien met de ge
liefde Oranjekleur. Dit zal juist door zijn
eenvoud een zeer welsprekend getuigenis
zijn. Mogen dien dag ook in Nederland en
zijn Koloniën allerwege de nationale en de
oranjevlaggen worden ontplooid, en wanneer
dan van de torenspitsen het dundoek statig
omhoog gaat, zal daarbij zeker ook menige
stille bede oprijzen voor ons dierbaar Vor-
tenhuis, ons vaderland en onze Koloniën tot
Hem, met Wien reeds de Vader des Vader
lands een vast verbond gesloten heeft en
wiens bede, met stervende lippen voor ons
volk uitgesproken, zoo kennelijk is vervuld.
W. H. VAN OORDT H. W. Az.
Rotterdam, October 1913.
De Redactiën van alle bladen, die met
deze gedachte sympathiseeren, worden be
leefd uitgenoodigd, dit verzoek over te nemen.
Een goede coïncidentie met het boven
staande is wel de volgende circulaire van de
Algemeene synode der Ned. Hervormde
kerk aan de kerkeraden
In den loop van dit jaar hebben in tal
van plaatsen van ons vaderland feestvie
ringen plaats gehad, die duidelijk hebben
bewezen, hoezeer men zich allerwege ver
heugde over de in 1813 herkregen onafhan
kelijkheid, waardoor ons land in de rij der
zelfstandige Staten van Europa werd opge
nomen en opnieuw een band wefd geknoopt
tusschen Nederland en het Huis van Oranje.
Met blijdschap kon worden opgemerkt,
dat op sommige plaatsen die feestviering
werd geopend door een godsdienstige samen
komst in het bedehuis, of daarvan vergezeld
ging. Maar evenals de omstandigheden er
toe geleid hebben, dat die feestviering niet
overal op den zelfden dag plaats had, heb
ben deze er toe medegewerkt dat de gods
dienstige herdenking van de groote zegenin
gen, door God aan land en volk in de laatste
honderd jaren geschonken, op vele plaatsen
tot hiertoe achterwege bleef.
Daarom heeft de Algemeene synode der
Ned. Hervormde kerk, in haar zitting van 2
Augustus 1.1. besloten, een schrijven te rich
ten aan de kerkeraden om de predikanten,
voor zoover zulks nog niet door hen is ge
daan, uit te noodigen in de godsdienstoefe
ningen van Zondag 16 November 1913 (den
dag, voorafgaande aan dien, waarop vóór
honderd jaren Nederlands onafhankelijkheid
werd herkregen) Gode lof en dank te bren
gen voor de van Hem ontvangen zegeningen,
en Zijn zeger. af te smeeken over ons I
vaderland en ons geliefd Vorstenhuis. j
De wensch van velen, dat de herdenking 1
van dit belangrijke feit in gansch het land
op éen en den zelfden dag alsnog zal plaats 1
hebben, heeft veel kans, te worden ver-
wezenlijkt.
Aan de Gemeenteambtenaren
die van plan zijn, niet aan het Rijks-pen
sioenfonds deel te nemen voor hun vrouw
en kinderen, geeft de R. V. S. den ernstigen
raad, hun weigering niet aan den Minister
te zenden dan nadat zij het onderstaande
hebben gelezen.
Toen wij een bericht lazen, waarin werd
meegedeeld, dat wel drie vierden van de I
Gemeente-ambtenaren te Rotterdam voorne
mens zijn, aan den Minister hun verlangen I
kenbaar te maken om niet aan het Rijks
pensioenfonds deel te nemen voor hun na te
laten weduwe en weezen, hebben wij ons
afgevraagd of al die ambtenaren wel ten
volle begrijpen wat zij voornemens zijn, te
doen.
De bijdrage van 5 pCt. moge hooglijken,
voor allen is zij dat zeker niet.
Een Gemeente-ambtenaar die f 800 per jaar 1
verdient, kan aan zijn vrouw een pensioen
nalaten van 49/160 van f800, dus f245 per
jaar. Hij betaalt hiervoor bij het Rijk f40 j
per jaar.
Bij een Levensverzekering-maatschappij
zou hij hiervoor moeten betalen, als hij en
zijn vrouw thans 25 jaar oud zijn, ongeveer
f 50 per jaarals hij en zijn vrouw nu 35
jaar oud zijn, ongeveer f 60 per jaar, zonder
dat de Verzekering-maatschappij dan nog
weezenpensioen uitkeert.
Bij de vaststelling van de 5 pCts. bijdrage,
die het Rijk eischt, is er echter o. a. mede
gerekend, dat de weduwnaars zullen blijven
doorbetalen als hun vrouw is overleden.
Hierdoor is de Rijks-premie dus lager dan
bij de Verzekering-maatschappijen, daar deze,
als de vrouw overlijdt, ook geen premie meer
ontvangen.
De Verzekering-maatschappijen rekenen
voor weduwe-pensioen voor de oude per
sonen een hoogere premie dan voor de
jonge. I
Iemand van 50 betaalt meer dan iemand I
van 40 jaar, en iemand van 40 jaar meer I
dan iemand van 30 jaar. Bovendien iemand
van 40 jaar met een vrouw van 35 betaalt
meer dan iemand van 40 jaar met een vrouw
van 45 jaar. De Maatschappijen verzekeren j
alleen gezonde personen. De zieken kunnen
niet worden opgenomen.
Bij het Rijks-pensioenfonds is dit anders.
Daar betalen allen het zelfde, onverschillig
hoe oud men is, of men een jongere dan wel
een oudere vrouw heeft, of men ziek dan
wel gezond is.
De oudere ambtenaren en de niet geheel
gezonde betalen hierdoor veel te weinig en
voor hen zou het zeker onverantwoordelijk
zijn om niet in het Rijks-fonds te gaan.
De oudere ambtenaren verkrijgen voor
hun bijdrage een verzorging hunner weduwe
en weezen, zooals zij nergens anders voor
zoo'n lagen prijs kunnen bekomen, terwijl
voor de meeste hunner de groote kans be
staat, dat zij al zouden zij het willen
zich niet meer zouden kunnen verzekeren.
Wij begrijpen, dat een uitgave van 5 pCt.
van uw loon veel is, maar velen krijgen
daarvoor toch een voldoende tegenwaarde.
En vooral: degeen, die niet sterk is van
gesteldegeen, die op gevorderden leeftijd
isdegeen, die een jongere vrouw heeft, be-
danke niet voor het weduwe-en weezenpen
sioen dan nadat hij het vorenstaande heeft
overwogen.
En zij, die voor zich vermeenen beter te
doen met niet voor weduwe en weezen deel
te nemen, laten zij vooraf nagaan of zij
inderdaad gezond zijn. Met moge het we
duwepensioen te duur of voor zich onge
schikt achten, of de uitgave van 5 pCt. te hoog
vinden, men blijft toch voor zijn geweten
verplicht, voor vrouw en kinderen te zorgen.
En als men heden bedankt voor het wedu-
wenfonds van het Rijk, dan weet men niet
of men morgen nog wel door een levens
verzekering voor vrouw en kinderen kan
zorgen. Menigeen die zich gezond waande,
moest ervaren, dat de keurende geneesheer
der Verzekering, omdat hij bleek aan een
nierziekte of andere aandoening te lijden,
waarvan de patiënt zelf niets gemerkt had
of waarop hij geen acht had geslagen.
Wij kunnen dus niet beter doen dan U er
op te wijzen, dat, vóórdat gij voor het Rijks
fonds bedankt, het beslist noodzakelijk is,
eerst een levensverzekering te sluiten, opdat
ge zeker wete, dat ge met dat bedanken
tegenover vrouw en kinderen verantwoord
zijt.
Wjj hopen, dat dit schrijven voor U allen
een aanleiding moge zijn om eerst nog eens
goed na te denken en dat wij U door deze
hebben kunnen weerhouden van een over
ijlden stap, waarover gij later wellicht be
rouw zoudt hebben.
Voor degenen die de voorkeur aan een
verzekering mochten geven, stelt de R. V. S.
haar beambten beschikbaar tot het verstrek
ken van inlichtingen.
Het wilde ons goed voorkomen, deze ern
stige woorden, die stellig niet onder de
oogen zijn gekomen van alle belanghebben
den, hier op te
DeRijks-inkomstenbelasting.
De mannen van het vak zijn het niet eens
met den Minister van Financiën.
In de Zondag te Amsterdam gehouden
jaarvergadering der Vereeniging van amb
tenaren der Registratie en Domeinen hield,
eer tot de behandeling der gewone agenda
werd overgegaan, de heer R. de Bruyn
Ouboter, ontvanger der successierechten te
Amsterdam, een lezing, waarin hij de stel
ling verdedigde, dat een in Bedrijfe- en
Vermogensbelasting gesplitste Inkomstenbe
lasting, de voorkeur verdient boven een on
gesplitste Inkomstenbelasting.
Spr. erkende, dat het niet geheel juist is,
te zeggen, dat bier te lande een gesplitste
Inkomstenbelasting bestaat, aangezien de
Vermogensbelasting niet over de inkomsten
gerekend wordt, doch hij achtte de uitdruk
king geoorloofd, omdat ontegenzeglijk de
Vermogensbelasting de strekking heeft om,
in vereeniging met de Bedrijfsbelasting, een
met een Inkomstenbelasting gelijkstaande
belasting te vormen.
Waar er, zoo zeide spr. verder, een zeer
verdienstelijk wetsontwerp voor een Inkom
stenbelasting gereed ligt, en de Troonrede
een algen, ne Inkomstenbelasting aankon
digt, schijnt de kans gering, dat de splitsing
in Bedrijfs- en Vermogensbelasting gehand
haafd zal blijven. Echter achtte spr. deze
splitsing in het belang, zoowel van den Staat
als van de belastingplichtigen.
Voor den Staat zal het te overwegen zijn,
dat in tijden van mindere welvaart die,
naar spr. meende noodzakelijk zullen volgen
op de tegenwoordige tijden van groote wel
vaart en voorspoed de vermindering van
de opbrengst van een Inkomstenbelasting
zeer veel aanzienlijker zal zijn, dan die van
de opbrengst van een gesplitste belasting.
Voor de belastingplichtigen is het te over
wegen, dat een Inkomstenbelasting hen veel
meer aan een Vermogensbelasting, afhanke
lijk maakt van de inzichten der fiscale amb
tenaren. Nauwgezette personen zullen zich
tegen een te hoogen aanslag in een Inkom
stenbelasting niet kunnen verzetten, omdat
zij van hun kant niet »met zekerheid» zullen
kunnen opgeven, hoe groot hun inkomen in
een bepaald tijdvak is geweest; niet alleen
omdat een boekhouding, als daarvoor ver-
eischt, hun zal ontbreken, maar ook omdat
het in veel gevallen hoogst bezwaarlijk zal
zijn, vast te stellen, wat al of niet als inko
men en wat al of niet als kosten, vallende
op het inkomen, is aan te merken. Daaren
tegen zullen zij niet behoeven te berusten in
een te hoogen aanslag in een Vermogens
belasting, omdat zij wèl met zekerheid zullen
kunnen opgeven, waaruit hun vermogen op
een bepaalden dag bestond. Geschillen over
den aanslag zullen zich ook daarom bij een
Inkomstenbelasting meer voordoen dan bij
een Vermogensbelasting, omdat het Rijk
weinig gegevens omtrent inkomsten heeft,
veel gegevens daarentegen over het vormogen.
Spr. zeide verder, dat hei; beginsel van
belasting naar draagkracht in onze wetge
ving nog niet genoeg is doorgedrongen.
De voornaamste vraag, hier te beantwoor
den, is dezeWaaruit blijkt de draagkracht
beter, uit het vermogen, dan wel uit de in
komsten van dit vermogen Hij haalde ver
schillende gevallen aan, waarin vermogen
aanwezig is, doch inkomen ontbreekt, omdat
bijvoorbeeld het vermogen tijdelijk geen
rente afwerpt, of verliezen in het bedrijf ge
leden zijn. Hij achtte het noodzakelijk, dat
personen, die in dat geval verkeeren, een
belasting als 'de door spr. behandelde, be
talen, daar door een dergelijke tijdelijke
schorsing van de inkoms'en de draagkracht
niet tot nul is teruggebracht. Deze betaling
zal plaats vinden bij Vermogensbelasting,
niet echter bij een Inkomstenbelasting. Daar
tegenover doen zich verschillende gevallen
voor, waarin als inkomen ontvangen wordt
iets dat eigenlijk een deel van het vermogen
uitmaakt, bijvoorbeeld in geval van likwida-
tie van een Vennootschap. Personen, die in
dit geval verkeeren, overeenkomstig dat in
komen te belasten zal onbillijk zijn; hun
draagkracht is niet zoo groot als hun inko
men zou doen veronderstellen.
Ook voerde spr. aan, dat een grooter in
komen uit een bepaald vermogen grooter
risico voor verlies oplevert, dan een klein,
zoodat ook daarom de draagkracht meer
weerspiegeling vindt in het veamogen dan
in de inkomsten ervan.
Ten slotte bracht spr. een rede in herin
nering gehouden door mr. Joh. Enschedé,
indertijd Voorzitter van den Raad van be
roep voor de Vermogensbelasting te Haar
lem, waarin deze had verklaard het zeer te