BIJBLAD Amersfoortsciie Courant Stadsnieuws. van de uitgave van N.V. de AMERSFOORTSCHECOURANT voorheen Firma A. H. van CLEEFF VAN ZATERDAG 24 JAN. 1914. Onmisbaarheid. «Niemand is onmisbaar*. Wie heeft dit hardklinkend woord niet hooren uitspreken, wie het niet zelf gebezigd, wanneer een man van groote verdiensten, van ongewone wetenschappelijke ontwikke ling uit de maatschappij werd weggenomen, wanneer de stichter en bedrijfsleider in volle kracht plotseling werd ontrukt aan de zaak die nog zoozeer zijn machtig initiatief, zijn voortvarende stuwkracht behoefde, wanneer de kostwinner onverwacht werd weggerukt van het gezin, dat geheel onverzorgd achter bleef Wij hielden ons wellicht overtuigd, daar mee een volstrekte, onbetwistbare waarheid uit te spreken, die in den loop der eeuwen is bevestigd. En desondanks komt deze mee ning ons niet onaanvechtbaar voor, wanneer wij een blik werpen op de werkelijkheid van het gewone leven. Het valt niet te ontkennen, dat, gezien van het hooge standpunt, waarvan het ons gegund is neer te zien op de wereldgeschie denis, aan het individu, hoe zeer het door macht, eer, aanzien en werkkracht boven de massa uitsteekt, het gewicht der onmisbaar heid moet worden onthouden. Zelfs de dood van een Alexander den Groote, den wereld dwinger, midden in de volvoering van zijn veroveringsplannen, heeft den loop der we reldgebeurtenissen niet vermogen te stuiten. Wel werd aan dien loop een wending gege ven, wel is voor een korte spanne tijds een toestand van lichte verwarring ontstaan door zijn verdwijnen van het wereldtooneel. dat zi?-. heerschzuchtige plannen onverwacht in duigen wierp, maar deze ongeordende toe stand heeft zich hersteld op de zelfde wijze als, na en stoornis in het natuurlijke leven, door de werking der levenskracht de gere gelde gang in de ontwikkeling terugkeert. Moge de leiding van den voorganger een oogenblik wenschelijk, ja meer nog dan dat, noodzakelijk, zelfs onmisbaar toeschijnen aan ons kortzichtig oog, op het ingewikkeld samenstel der dingen, die wij gewend zijn de historie te noemen, heeft zijn aanwezig heid slechts weinig invloed geoefend. Moeilijk is het in het algemeen, de waarde te beoordeelen en de beteekenis voor het maatschappelijk verkeer, voor de ontwikke ling der beschaving, voor de bevordering van kunsten en wetenschappen, enz. vast te stellen van den arbeid van dengene, die zich de verwezenlijking van een groot denkbeeld, de volvoering van een stout plan voor oogen stelt, vooral wanneer de ontwerper alleen staat. Wie weet, hoe vaak hij, in wiens brein een schepping werd geboren, is weggeno men, vóór de arbeid zóo ver was gekomen, dat anderen dien konden voortzetten in de gedachte richting, die echter nog niet werd aangegeven. liet geniale bouwplan, dat de architect in zijn gedachte ontworpen heeft; het geest- driftwekkend tafereel, dal het scheppend genie van den schilder zich heeft gevormd het bezielend gedicht, dat in den geest van den poCet tot vorming komt, behoeven voor hun bestaar nog den werktuiglijken arbeid van de hand des ontwerpers om tot leven tè ontwaken, en ongeboren blijven de vruch ten dezer grootsche gedachten, wanneer de hand, die haar onder het bereik van anderen moest brengen, voor hei verrichten van dat werk door den dood wordt verstijfd. Zoo ook is vaak de levensduur van éen persoon beslissend voor het al of niet tot jtand komen van groote dingen, die invloed oefenen op den gang der zaken in beperkten of ruimen kring. Wanneer de legeraanvoerder reeds in het begin van den oorlog sneuvelt, zal naar alle waarschijnlijkheid de kans op de overwinning verminderd zijn. Hij toch heeft het plan ge maakt, hij heeft voorb".eid hetgeen moet gedaan worden en welke maatregelen moe ten genomen worden om het plan uit te voerenhij heeft ook overwogen, wat hem en de zijnen te doen staat, wanneer zijn be rekening blijkt gefaa'd te hebben, of wel de uitkomst niet beantwoordl aan de verwach- ting. In den modernen oorlog evenwel is het gevaar op vermindering van de overwinnings kans door de plotselinge buitenge vechtstel ling van den .opperbevelhebber niet meer zóo groot. Het vaststellen van het plan de campagne geschiedt niet meer door éen per soon zonder raadpleging van anderen althans zeker niet zonder bekendmaking aan anderen reeds bij voorbaat wordt iemand aangewezen, die eventueel den bevelhebber zal vervangen. De plaatsvervanger moet dus eveneens op de hoogte zijn van alle bijzon derheden en alle bescheiden enz., die noo- dig zijn om de aanvoering naar behooren te doen plaats hebben, worden te zijner be schikking gesteld. De goede gang is dus vooraf zoo goed mogelijk gewaarborgd. Ook op ander gebied ziet men het zelfde, omdat overal de behoefte wordt gevoeld, dat er maatregelen moeten worden geno men om het goede, het nuttige, dat reeds verkregen werd, te behouden en de gele genheid te verzekeren om voor de voort zetting en uitbreiding er van te kunnen zorg dragen. Naar mate er meer samenwerking ontstaat in de uitwerking der denkbeelden, in de toe passing van wetenschappelijke en economische gedachten, in de volvoering van groote plannennaar mate het aantal toeneemt van hen die belangstellen en ook metterdaad toonen in de bevordering van algemeene ontwikkeling, geestesbeschaving en sociale belangen, naar die zelfde mate zal de schade verminderen, teweeggebracht door het heen gaan var. den leider, en zal ook zijn onmis baarheid geringer worden. Het is dan ook een maatschappelijk be lang, en daarom ook een maatschappelijke plicht, om de onmisbaarheid te verminderen en men bewijst zijn medemenschen een dienst door eigen onmisbaarheid op te heffen. Dit sociale belang is tevens een particu lier belang. Uit den beschrijvingsbrief voor de Raads vergadering blijkt, dat het Curatorium van het Gymnasium ontslag heeft genomen. Hedenmiddag is het stoffelijk hulsel van den hoofd-agent van politie J. P. de Jager op de Nieuwe Algemeene begraafplaats ter aarde besteld. Kort na twaalven vertrok de stoet van het sterfhuis. Üp de kist prijkten, naast helm en sabel, de zilveren medaille der Oranje Nassau- orde en de gouden medaille van den Alge- meenen politie-bond benevens een schat van bloemen en kransen, zoowel van de hoofd ambtenaren als van de agenten van politie, van familie en van vrienden, die hij vele had. getuige de groote belangstelling in weerwil van de strenge koude. Als dragers fungeerden S agenten, terwijl de overigen, voorzoover zij door dienst wa ren verhinderd zich naar den doodenakker te begeven, stonden opgesteld vóór het hoofd bureau van politie, waar rouwfloers was aangebracht. Ter begraafplaats waren behalve de Com missaris van politie, de hoofd-inspecteur en de inspecteur, aanwezig de heer P. J. Dam mers, thans hoofd-commissaris te Utrecht, die was overgekomen om zijn o''den hoofd-agent, zijn zeer gewaardeerden vriend, de laatste eer te bewijzen, en de heer D. Otten, oud- brigadier-majooi der Rijks-veldwacht, die De Jager evenzeer als degelijk politie-man zoo zeer wist te waardeeren. Ook waren daar de oud-Burgemeester, jhr. J. W. A. Barchman Wuytiers, en de Rijks-veldwachters van de brigade A mei sloort. Toen de kist aan den schoot der aarde was toevertrouwd, trad de heer Nijhoff naar voren en zeide diepbewogen Beste De Jager, beste «Chef* ja, laat mij dien naam hier nogmaals noemenik weet, dat gij daarop altijd zoo gesteld was en wij kenden U immers het best onder die benaming wie onzer heeft kunnen ver moeden, dat wij zóo spoedig aan uw laatste rustplaats zouden staan. Wel wisten we, dat ge de laatste jaren leedt aan een sleepende ziekte, doch een zóo snel verloop heeft niemand onzer verwacht. Tot zelfs vandaag voor een week waart ge in volle functie en genoot ik nog van uw grooten ijver en ambitie. Gij als een doorkneed en ervaren politie man verleende mij in zoovele zaken steun en ik kon steeds zoo geheel op U vertrou wen. Ook in vroegere jaren hebt gij, toen het korps nog niet zoo uitgebreid was en gij dikwijls alleen stondt, doen blijken van uw groote gaven. Ik weet dit van een uwer vroegere Commissarissen, die hier thans tegenwoordig is om U mede de laatste eer te bewijzen. Ik zou zoo gaarne veel willen meedeelen uit uw schitterende loopbaan en van uw plichtsgetrouwheid; doch ieder kent U immers, weet U te waardeeren. Ook namens den Burgemeester, die zeer tot zijn leedwezen door ambtsbezigheden is verhinderd, hier te zijn, dank ik U voor al hetgeen gij in het belang der ingezetenen, van den dienst en dus ook voor mij hebt gedaan. Uw heengaan is een groot verlies voor uw vrouw en uw kinderen, die in U ver liezen een braven man en zorgzaam vader. Dc Amersfoortsche politie verliest in U ik verklaar het hier openlijk een harer beste ambtenaren. Mede namens dat korps breng ik U den laatsten groet. Rust zacht. Ook de heer Dammers wijdde eenige van diep gevoel getuigende woorden aan de na gedachtenis van den ontslapene. De oudste zoon sprak een woord van dank. Men verliet den doodenakker, overtuigd, daar een man uit éen stuk den laatsten groet te hebben gebracht, een die tot het uiterste zijn plicht deed, een dien men zich lang zal herinneren. Verleden week Donderdag verwondde de 72-jarige pastoor M. Moes, te Achteveld, de rechterhand aan een spijkertje van een siga renkistje. Van lieverlede liep de hand op en Woensdagmiddag werd de patiënt naar het Ziekenhuis hier gebracht, waar prof. Folmer, uit Utrecht, nog 's avonds een ope ratie deed, evenwel zonder baat. Donderdagmiddag ontsliep de pastoor, die in 1871 tot priester werd gewijd en sedert 1908 pastoor te Achteveld was, waar hij te voren kapelaan is geweest. Het gouden feest van mejuffrouw D. A. Siddré als mede-oprichtster en Bestuurslid van de Protestantsche vereeniging «Dorcas* is heden geenszins ongemerkt voorbijgegaan. Zeer velen hebben door bloemen en an dere hartelijke bewijzen van sympathie ge toond hoezeer zij op prijs stellen hetgeen mejuffrouw Siddré een halve eeuw achter een heeft gedaan voor de minderbedeelden. De heer M. van Lingen zal, naar »De Eembode* meedeelt, tegen September ont slag nemen als Hoofd der R. K. jongens school aan de Breestraat. Nog even herinneren we aan de aquarel len van Willem de Zwart, uit Veur, en de etsen van Dirk Harting, uit Amsterdam, welke «Kunstbeschouwingen* ook morgei, exposeert in de groote zaal der sociëteit «Vereeniging*. 't Zou jammer wezen als het ijs oorzaak was, dat men het zeer mooie werk heele- maal niet ging bekijken. De Pathé-courant van de bioscoop «De Arend* heeft ook deze week een bijblad. Als natuuropname het Bosch van Vincen- nes, wel niet aan alle bezoekers anders dan bij name bekend en daarom te meer noodi- gend tot bezoek. Een reeks vermakelijke vergissingen ont staat uit de eerste, dat bij de vernummering zij het voor Amersfoort een les het huisnummer onderst boven is aangebracht en er 809 staat in plaats van 608. Heel grappig is ook hetgeen Bout de Zan uithaalt met de leeuwenhuid, die de kamer zijns vaders pleegt te sieren. Het groote nummer is «De President* en beweegt zich om een verijdelde samenzwe ring in een der Zuid-Amerikaansche Staten, daar een gebeurtenis van den dag, en na tuurlijk om de dochter van den President, dien men wil wegwerken, en diens adjudant. Natuurlijk een zeer spannende beeldenreeks. Een occasional schrijft ons Donderdagavond werd in de Remonstrant- sche kerk een voordracht gehouden, uitgaande van de «Orde van de Ster in het Oosten* door de in Amersfoort reeds welbekende spreekster mevrouw Ros-Vrijman over het onderwerp «Het wezen van Christus, in ver band niet de komst van een wereldleeraar*. Mevrouw Ros begon haar rede met een aanhaling uit den brief van Paulus aan Ti- motheus, «Laat ons dan afleggen de werken der duisternis en aangorden de wapenen des lichtsde nacht is voorbij gegaan, de dag aangebroken*. Dit is de geest, waarin wij het onderwerp moeten behandelen. Zullen gij en ik elkaar verstaan, aldus sprak ze, dan is 't van mijn kant noodig, eenige bepalingen te geven over mijn opvatting van den Christus, en uwerzijds te luisteren, onpartijdig, met onsectarisch denkvo-mogen. Niets is minder waar, dan dat wij zouden trachten de groote figuur van den Christus iets te kort te doen, iets minder verheven te maken in de oogen van hen, die zich Christenen noemen, en 't helaas, vaak niet zijn. 't Moet u niet bevreemden, wanneer in mijn rede ook theosofische leerstellingen doorschemeren. Ofschoon de organisatie van «de Orde van de Ster in het Oostengeens zins verband heeft met de Theosofische ver eeniging, ligt ook aan haai leer en gedachten de ware «Theosofia* ten grondslag, evenals het Christendom, het Boeddhisme en tal vau stelsels van wijsbegeerte veel overeenkomst met haar hebben. Alle godsdiensten hebben geleerd, dat het heelal bestaat door God, die alomtegenwoor dig, almachtig, alwijs is. Dat goddelijk leven, dat alles bezielt, openbaart zich langs drie lijnen, in de exoterische godsdiensten bekend als de drievuldigheidVader, Zoon en Hei lige Geest. De Vader offert zich altijd in den Zoon, die nederdaalt in het stof, om de goddelijke boe 'schap van liefde, wijsheid en harmonie te brengen. Dit nu is de taak van den Leeraar, in wien het Goddelijke, dat in voorgeboortelijkcn toestand in elk mensch aanwezig is, tot vollen wasdom is gekomen, den idealen Mensch, die waarlijk God en waarlijk mensch is, den Middelaar, die niet alleen onze Heer en Meester, maar tevens onze Broeder is. In korte trekken schetste mevrouw Ros nu hoe de ontwikkeling der menschheid in groote wereldtijdperken, door tal van rassen, onderrassen en beschavingen, voort ging. Uitvoeriger gaf zij een beeld van het ras, waarvan wij deel uitmaken, nl. het Teuto- nisclie ras, dat tot taak had, het ontwikke ien van het verstand, daarin geholpen en geleid door hen, die 't einddoel reeds be reikt hadden, in de eerste plaats door den wereldleeraar, die voor allen, «voor Goden, Engelen en Menschen* kwam, van wien in het Oosten wordt gesproken als den Buddbi- satva*, het vat van wijsheid en liefde; in het Westen als den «Christus*, den gezalfde, den gewijde. Elke leeraar gaf een deel der wijsheid, die noodig was voor de mensch heid op het standpunt van ontwikkeling waarop ze stondelke leeraar bezat «den sleutel van den Nijl«, de heilige rivier, en wist zooveel water af te voeren in een be paalde bedding, opdat een gedeelte der menschheid daarmee geholpen kon worden. Vyasa stond aan het hoofd van de bescha ving van het eerste Azische ras. De grond toon van zijn leer was «liefde*. Dë tweede- tak ging naar Egypte, waar Hermes de leider was van een beschaving, die uitmuntte in kennis en wetenschap. Zoroaster was de groote leeraar van den derden tak, die zich in Perzië neerzette. Het vuur was het zinnebeeld der reinheid, die hij predikte, het reinigende vuur, dat brandt op het altaar van het hart van elk mensche- lijk wezen. In Griekenland waren schoonheid, harmo nie, de innerlijke drijfkracht (Orpheus.) Te gelijker tijd had in Indië een opleving van oude onderrassen plaats. Om hervormin gen tot stand te brengen in het oude Hin- doesche geloof, trad daar op Buddha, de prediker van de goddelijke wet der recht vaardigheid. in Palestina zette de vijfde tak van het Arische ras zich neder, voor wien Christus het levende voorbeeld was van zelfopoffering eenerzijds en van kracht anderzijds, kracht om de materie te leer en beheerschen, om geboorte te kunnen geven aan de reusach tige techniek, waarvan we thans nog slechts "t begin hebben aanschouwd, maar daarnaast zelfopoffering om die kracht te leeren ge bruiken om te dienen, en niet om te ver nietigen, voor anderen en niet voor zichzelf. Maar wat is van die leer gekomen? Een Paracelsus, een Bruno, een Copernicus, een Erasmus, allen mannen, die trachtten verband te brengen tusschen godsdienst en weten schap, werden door de kerk vervolgd, het geen moest leiden tot hervormingen (Luther). Thans staar, wetenschap en godsdienst naast elkaar. In de laatste 50 jaar wordt een nieuw beginsel in de samenleving uitgespro ken. een beginsel van samenwerken, van eenheid. We zien dit in vereenigingen van allerlei aard. Het «arbeiders van alle landen, vereenigt u«, is niet meer alleen de kreet van het proletariaat. Een streven bestaat om het kind op te voeden tot mensch in de samenleving, leerend, dat God is een vader van allen. Alles wijst er op, dat we staan aan het eind van een tijdperk en op de.i drempel van een nieuw waarvan grondtoon moet worden eenheid. Ook op stoffelijk gebied is verandering merkbaar. In Amerika wordt blijkbaar een nieuw mensch gevermd. Wetenschappelijk is uitge maakt, dat het ras, dat daar wordt geboren, an dere eigenschappen bezit dan elk ander ras, met een ander zenuwstelsel, een anderen lichaams bouw en schedelvorm, een ras, dat de stoffe lijke drager zal zijn van een nieuw beginsel. Noodig is 't daarom, dat een Meester, een Bouwer komt, die de herschikk:-g der ver schillende bestanddeelen mogelijk naakt. Er is behoefte aan de machtige hand van een Leeraar, behoefte aan een brein, dat in zich zelf -e weerkaatsing is van Goddelijk den ken, behoefte aan de leiding van een Godde lijke wijsheid, die het plan zal .eekenen van c? n Tempel, waarin zullen samenkomen menschen van verschillende godsdiensten, verschillende landen, verschillende rassen. En wordt de vraag gedaanWaarom is dit noodig, dan luidt het antwoordOmdat een nieuwe inpuls van geestelijke kracht noodig is om de evolutie der menschheid te versnellen. Als de Goddelijke leeraar van 2000 jaar geleden thans de wereld doe rtrok, predikend Zijn leer van liefde en barmhar tigheid, wat zou dan Zijn lot zijn Gedood, gekruisigd zou Hij niet worden. 't Loei nu van de Orde van de Ster in het 0">sten is, de publieke opinie te veran deren, .-«iet alleen door woorden, maar tevens door gedachten van toewijding en grootheid van leven, zoodat, wanneer de groote Leeraar komt, het mogelijk zal zijn, dat Hij Zijn leven van heiligheid en liefde zal uitleven, dat Hij anders zal ontvangen worden dan 2000 jaar geleden. Met de woorden: «Bereid den weg des Heeren, maak Zijn paden recht*, besloot mevrouw Ros haar boeiende, bezielde rede*. Men schrijft ons: In de vergadering van het Dagelijksch Bestuur van het comité in zake Plaatselijke

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1914 | | pagina 5