Stads
Fortschritt»Vor allem sei zu betonen, das
eine Gemeinde nicht auf fiskalem sondern aut
sozialem Punkt sich stellen soil (vóór alles
moet de nadruk er op worden gelegd, dat
een Gemeente niet op belasting- doch op
sociaal standpunt zich te stellen heeft). A]
heeft inderdaad bovenal te zorgen voorlicht
en lucht, een voldoend aantal goede wonin
gen en voor parken, speelplaatsen en pleinen
in verhouding tot het emplacement der Ge
meente.
Prof. Quack gaat te ver, waar hij verlangt,
dat men een gedeelte van den grond te laag
dan wel kosteloos afstaat, bijvooibeeld voor
den bouw van arbeiderswoningen. Wie in
staat is, zijn brood te verdienen, moet geen
cadeau worden aangeboden, want daardoor
onneemt men hem zijn zelfvertrouwen. Vraag
voor zulken grond hetgeen hij kost, maak
desnoods de betaling gemakkelijk, doch geef
hem niet ten geschenke. Dit is schadelijk
voor beide partijen.
De heer Hudig stond aan de zijde van
prof. Quack toen hij den heer Van Gijn
inconsequentie verweet en hem toevoerde,
dat de gemeenschap zoo veel geeft beneden
den kostenden prijs, bijvoorbeeld onderwijs
aan de hoogescholen. Doch daarbij is een
principieel verschil. Als ik een grondstuk te
goedkoop, een buis te billijk verkoop, be
voordeel ik een enkeleonderwijs echter
komt ten goede aan allen en vooral aan hen,
die het niet zouden kunnen volgen als het
werd gegeven tegen den kostprijs.
Velen zullen het dan ook eens zijn met
den heer Van Gijn, dat het beter is to level
up (op te heffen), op te kweeken tot beter,
aan te wakkeren zelfzorg en zelfvertrouwen,
dan te geven aan hen die zich kunnen be
druipen.
Men denke aan hetgeen Octavia Hill in
1878 schreef over haar werk onder de aller
armsten van Londen en aantoonde, dat lust
tot orde en reinheid, zelfvertrouwen en zelf
zorg zijn opgewekt juist door het niet-geven,
doch door het laten zelfverdienen, laten ver
werven, laten veroveren. Als er dus voor
armen en zeer armen huizen worden gebouwd
dan moet dit geschieden onder toezicht van
vrouwen en mannen in wie schuilt de geest
van Octavia Hill.
De Gemeente moet óok niet handelen als
een huisjesmelker van de slechtste soort, doch
te rade gaan met de positie der tegenpartij
en daarmee de huur harer perceelen in
overeenstemming brengen. Handelde zij
anders dan deed zij onrecht aan hen, dieniet
kunnen deelen in de voorrechten. De huur
van een stads-perceel mag nimmer worden
een faveur.
Zien we nu het bedrijf eens aan als zoo
danig.
Is het noodig, althans gewenscht, het te
beschouwen als zelfstandig geheel?
Door die afscheiding wordt geen invloed
geoefend op het beleid en het beheerzij
heeft practisch alleen tot doel, een beter
beeld te kunnen vormen van het beleid.
Middel om te geraken tot dit doel is een
practische, voor het bedrijf geheel passende
boekhouding, die dus anders moet zijn dan
de gewone Gemeente-boekhouding, welke
immers slechts past op de verbruiks-behoeften.
Juist in verband met de Gemeente-begroo
ting en de Gemeente-rekening komen we
hier voor de moeilijke vraag bij uitstek
moet de afschrijving gebracht op de gewone
middelen De heer De Monchy acht dit
theoretisch gerechtvaardigd, doch practisch
gevaarlijkde heeren Van Nierop en Hecht
zijn een andere meening toegedaan.
Als voorzichtige menschen stellen we de
waardevermeerdering niet hooger dan de
som der offers, welke het bezit aan de Ge
meente heeft gekost. Zij boekt van jaar tot
jaar bij de rente en langzamerhand, doch
regelmatig, ontstaat zoodoende een reserve,
die te klein is voor een particulier, doch
niet voor een Gemeente, welke immers niet
uitsluitend rekening houdt met het geldelijk
voordeel, daar zij inmiddels tal van indirecte
voordeelen verwierf.
Als r2 kleiner is dan 2 pCt. voor ter
reinen, die men lang in zijn bezit moet
hebben eer ze rijp zijn, kan men nimmer
komen tot zijn rekeningindien men echter
4 pCt. bijboekt, is men ovzr-voorzichtig en
creëert men meerwaarde voor het nage
slacht.
Ik gevoel bitter weinig voor den zooge-
naamden veiligheidsmaatregel der her taxatie
om de 5 jaar. Wat geeft zoo'n taxatie als
het terrein pas over 60 jaar rijp is Slechts
éen zaak geeft een houvast en wel het ant
woord op de vraag is de bevolking regel
matig toegenomen Is dit het geval en
wacht de Gemeente haar tijd af dan krijgt
ze haar geld ook stellig terug.
Intusschen is dergelijke taxatie wel goed
als controle-middel. Loopt een taxatie eens
tegen, doordien een dqjr schatters eens een
minder goede bui had, omdat hij den vori-
gen dag een tegenvaller had of hoe dan ook,
of omdat er toevallig een tijdperk van
malaise is, dan mag dit geen aansporing zijn
om dit getaxeerde verlies maar aanstonds
ten laste te brengen van de Gemeente en
dus, door verhooging van belasting, het toe
stroomen van vestiging in den weg te staan.
Iets anders is het als een tweede periodieke
taxatie de eerste bevestigtdan kan men er
zeker van zijn, dat er een fout is in den
opzet.
Er kunnen zich ook bijzondere gevallen
voordoen. Denk, dat de Gemeente leent voor
het maken van een haventje, in de hoop een
bron van inkomsten aan te boren. Inmiddels
wordt er een nieuw kanaal gemaakt, dat het
verkeer aan den anderen kant der stad
brengt, waardoor het haventje alleen kan
dienen als ijsbaan. Niemand zou er dan aan
denken, meer af te schrijven voor het haventje.
Het is inconsequent te zeggenals we
verdienen dan moet deze winst komen ten
bate van onze kindskinderen doch als we
verliezen, moeten we dadelijk bijpassen.
Die redeneering ontstaat door een averecht-
sche opvatting van hetgeen is te verstaan
onder «gewone* en onder «buitengewone*
middelen.
Treub moge al zeggen «het is een com
munis opinio (algemeen geldende meening)
dat alleen mag geleend voor productieve
zaken*, de allervoorzichtigst geraamde be
grooting kan falikant uitkomen, zoodat er
een tekort ontstaat.
Ook aan de belastingschrcef is een eind
en dan gaat men schipperen en plooien en
noemt «gewoon* hetgeen tot dusver «buiten
gewoon* werd geacht. Zij, die zeggen, dat
schoolbouw mag geschieden uit «gewoon*,
omdat men niet alleen een nieuw gebouw
krijgt maar ook het nut, dat dit gebouw sticht,
hebben geen ongelijk.
Ook valt te verwerpen de onderscheiding
in tal van verordeningen tusschen «oude
terreinen* en «nieuwe terreinen*. A l 1 e ter
reinen behooren tot het Grondbedrijf; de
«oude* naar de oude koopsom plus het ren
tebedrag van jaar tot jaar. Tevens is daarbij
te bepalen tot welk bedrag dit «oude* bezit
voorkomt in de boeken der Gemeente, welk
evenredig deel der leening is gebruikt voor
den aankoop en welk deel van die leening
nog niet is afgelostdaaruit is de boekwaarde
te reconstrueeren. Practisch zou dit voor de
Gemeente tot gevolg hebben, dat terreinen
welke zij 60 jaar (den gewonen tijd voor een
oudere leening) en langer bezit, reeds geheel
zijn afbetaald en dus moeten afgeschreven.
Wat die «oude terreinen* betreft, moet
worden bijgeboekt de waarde, op 't oogen-
blik waarop zij worden ingebracht in het
Grondbedrijf en toegevoegd aan de reserve,
opdat men naderhand van ieder grondstuk
op zichzelve weet wat het heeft gekost, ten
einde de winst te kunnen nagaan. Dat is
zeer noodig, al loopen ook hierover de mee
ningen zeer uiteen getuige het prze-advies
Nieboer aan de Vereeni^ing voor Staathuis
houdkunde.
De rente mag niet toegevoegd aan de
gewone middelen, ten einde te voorkomen
het verwijt van mr. Treub, dat veler liefde
voor Grondbedrijf niet is van zuiver allooi,
omdat zij er namelijk lagere belasting van
hopen.
Slechts deze vraag mag geldenis de
waarde der gronden gestegen. Zoo ja dan
worde die winst bijgeboekt.
Een tweede vraag is: wat moet de Ge
meente doen met den grondmoet zij hem
nitgeven in eeuwigdurende erfpacht dan wel
in tijdelijke erfpacht, of moet zij hem weer
verkoopen.
Geen van deze drie is de alleen-zaligma
kende methode.
De Gemeente moet steeds over den grond
kunnen blijven beschikken, tenzij afstand
grootere blijvende voordeelen geeft.
Elke theorie is slechts een leiddraad; als
het noodig is, moet men het lijntje durven
loslaten, dat slechts wijst naar het doel, doch
waarheen in den loop der tijden wellicht
een kortere en betere weg zich opent.
Immers het doel van Gemeentelijk grondbe
drijf is, de belangen der Gemeente op krach
tige en gezonde wijze te bevorderen. Aan
dit doel mogen, zoo noodig, de drie midde
len worden geofferd.
De theorie is, zooveel mogelijk den grond
in bezit te houden en als algemeene regel
geldt dan ookuitgifte tegen erfpacht voor
afzienbaren tijd, met bepaling, dat na een
reeks van jaren de opstal kosteloos vervalt
aan de Gemeente. Doch dit mag den bouw
in de Gemeente niet in de weg staan bouw-
crediet moeten verkrijgbaar blijven, enz.
En denk nu eens, dat een grondstuk bij
voorbeeld gedurende 40 jaar in erfpacht is
gegeven voor huizenbouw en ga dan eens
na hoe die huizen er zullen uitzien gedurende
de laatste tien jaren vóór de eigenaars ze
moeten afstaan aan de Gemeente. Zelfs in
het centrum der stad ontstaan op die wijze
krotten, want zulke woningen worden natuur
lijk niet meer onderhouden.
Beter is verplichte aflossing van den op
stal, doch onder dit beding, dat bijvoorbeeld
in de laatste 10 jaar verbouwing moet goed
gekeurd door het Gemeentebestuur, opdat in
de gauwigheid niet een monumentaal gebouw
voor die jaar of wat wordt opgetrokken
alleen om de opstalaflossing te vergrooten.
Waarom dan uitgifte in erfpacht voor
betrekkelijk korten termijn Omdat er wel- j
licht in den loop der jaren behoefte zal
komen aan een verkeersweg, een plein, enz.?
Dit geldt echter slechts voor zeer groote
steden en dan nog voor hoogst enkele
straten. Een zeer eenvoudig en toch goed
middel om straatverbreeding, zoo noodig,
mogelijk te maken, past Bremen toe, waar
men vóór de huizen aan de reeds breede
straten tuintjes heeft van 1.50 M. diepte.
Erfpacht is overigens voor gewone huur
huizen niet zoo'n beletsel. Anders is het
hiermee gesteld voor industrieelen, die hun
fabriek niet doen zetten op erfpachtsgrond
omdat hierdoor hun machinale inrichting te
zeer zou deprecieeren. Daarom moet, waar
noodig, óok overgegaan tot verkoopóok
als een particulier een bijzonder architecto
nisch gebouw wil doen stellen, dat een sieraad
der Gemeente zal worden. Het eigendoms
principe moet dan hooger gehouden dan het
pachts-principe.
Men maakt ook wel een potje voor de
koopers, doch dit geeft aanleiding tot allerlei
juridisch geharrewar en gemodder. De winst
komt vanzelf in het reserve-fonds, dat op
den duur voldoende groot is om een even-
tueele straatverbreeding te bekostigen.
Resumeerend
de Gemeente moet vakkundig koopen,
zij moet het gekochte goed exploiteeren
gedurende den tijd waarin de grond nog niet
wordt opgevorderd als bouwgrond,
de rentelast op alle terreinen moet bij
geschreven,
her-taxatiën moeten periodiek geschieden,
doch uitsluitend als middel van controle en
niet om een geraamd tekort te dekken,
de winst moet bespaard voor het grond
bedrijf en mag niet besteed om den belasting
druk te verminderen,
erfpacht zij regel, doch daarvan moet afge
weken als het belang der Gemeente dit
vordert.
Met Gemeentelijk grondbedrijf is intus
schen nog niet alles bereikt. Alle gronden in
de Gemeente zijn niet haar eigendom en dus
zijn er nog velen aan wie onverdiend de
meerwaarde toevalt. Van dezen zou dienen
geheven een Wertzuwachs Steuer (belasting
op de meerwaarde).
Hetgeen wordt verstaan onder meei waar-
de-belasting kan blijken uit het volgende.
Stel u voor, dat Minister Lely de Zuider
zee drooglegt. De opbrengst van de bouw
gronden in Friesland zal dan stijgen met
millioenen. Neem nu eens aan, dat al die
gronden samen slechts éen millioen meer
waard woiden; dan krijgen enkele particu
lieren, die er geen vinger voor uitstaken, een
flinke portie in hun zak van het voordeel,
dat het gevolg is van een maatregel van
algemeen belang. Een belasting op de waar
devermeerdering is in zoo'n geval stellig
hoogst billijk, want die meerwaarde is ont
staan buiten den wil en de werkzaamheid
van den bezitter.
Er is een heel eenvoudig middel om die
belasting te innen. Men bepale slechts, dat
de Grondbelasting worde geheven naar het
bedrag, dat iedere grondeigenaar zelf op
geeft doch verbinde daaraan te gelijk het
recht voor de Gemeenten om haar passende
gronden te naasten voor 10 pCt. meer dan
de eigenaar zelf opgaf voor de op die wijze
geheven Grondbelasting. Als de grond in
werkelijkheid zonder toedoen van den eige
naar meer waarde heeft gekregen dan de
aangifte, dan moet bijvoorbeeld 33 pCt, wor
den afgestaan aan de Gemeente en zou de
Gemeente kunnen volstaan met gedurende
25 jaar 2 pCt. te vorderen.
Hief men op die wijze de Grondbelasting
dan zou zij ook heel wat meer opbrengen
dan thans en zou er heel wat geld loskomen
voor sociale doeleinden, juist van hen, die
het kunnen missen.
De heer A. R, Veenstra maakte ge
bruik van de gelegenheid om vragen te stel
len en zeide ongeveer: Indien ik hem wel
heb begrepen, meent prof. Volmer, dat de
grond moet uitgegeven in erfpacht, met af
wijkingen indien het belang der Gemeente
deze noodig mocht doen zijn. Hoe acht de
professor in de practijk mogelijk een krach
tige grondpolitiek naast de verplichting tot
aflossing
Voor een Gemeente blijft de bepaling be
staan, dat moet worden afgelost.
Hoe, dit op te lossen voor middelmatig
groote Gemeenten, met het oog op het Ge-
meente-crediet
Prof. Volmer meende, dat de vraag er
moeilijker uitziet dan zij wel is en herinnerde
te hebben gezegd, dat erfpacht moet toege
past als meest voor de Gemeente aangewezen
middel om in het bezit te blijven van de
gronden, die slechts in gebruik worden af
gestaan aan derden, tenzij omstandigheden
weder-vervreemding, die echter uitzondering
moet blijven, noodzakelijk maken.
De tweede vraag was: Wat geschiedt er
met de rekening Die vraag zou ook kun
nen luidenhoe kan de Gemeente voldoen
aan de theoretische eischen der Gemeentewet?
Als de Gemeente de lasten der theorie
niet kan dragen, moet ze afstand doen van
dm theorie. Als in het bedrijf niet dat voor
deel blijkt te zitten, dat er pacht plus rente
uitkomt dan is het niet goed geweest, want
dan is het niet rentegevend geweest.
De leeningen moeten aangegaan] op ge
zonde en normale wijze, namelijk op annuï
teit, waarbij dus de aflossing valt in de jaren
waarop de terreinen rijp zijn.
Ik ben het niet eens, dat op het oogenblik
waarop de grond in erfpacht wordt uitge
geven, hij moet overgebracht in eer. ndere
administratie. De grond behoort in de boek
houding van het grondbedrijf, zij het ook,
dat de Gemeente er eerst in een verre toe
komst weer de vrije beschikking over krijgt.
Wil men onderscheid maken tusschen
«oude terreinen* en «jonge terreinen*, mij
goed het is als een kamer met oude gasten
en een kamer met jonge gasten, doch de
gasten behooren toch bijeen.
Op den duur zal een Gemeente er het
best bij varen als zij zooveel mogelijk grond
in eigendom behoudt, ten einde te allen tijde
te kunnen bepalen hoe de Gemeente zal
worden uitgelegd, enz.
De Gemeentewet is niet zóo heilig alsdc
geachte debater meent. Als door den loop
der tijden en omstandigheden de vitale be
langen der Gemeente andere eischen stellen,
moeten we wel zoeken naar anderen weg
en dient de wet herzien.
De bijeenkomst werd hierna te 10.15 ge"
sloten.
Welk uut hebben kinderleesznlen en
hoe werken ze f
(INGEZONDEN).
Deze vraag zal stellig menigeen reeds ge
steld hebben nu de leeszaalbeweging in ons
land zich dagelijks uitbreidt.
En ik denk, dat u het wel prettig zult
vinden, hierop eens een antwoord te krijgen.
Ik spreek u er niet over, omdat ik verwacht,
dat te Amersfoort met een maximum-snel
heid een kinderleeszaal zal worden opgericht.
Overijling is nooit goed. Toen zich hier de
behoefte deed gevoelen aan een openbare
leeszaal en bibliotheek is ze, niet zonder
groote opofferingen, tot stand gekomen. En
de inrichting die enkele weken geleden haren
eersten verjaardag vierde, neemt steeds toe
in boeken- en in ledental.
In die leeszaal is ook een kleine rubriek
kinderboeken.
Al is die rubriek klein, toch olijkt het
duidelijk welk nut het heeft, dat de kinderen
onder toezicht hunne lectuur kunnen kiezen.
En het is alleraardigst, te zien, hoe gretig
ze de gelegenheid aangrijpen om boeken
over techniek, over vogels, bloemen, planten,
of over geschiedenis te lezen.
Maar hierover gaat het nu niet.
Mijn bedoeling is, u een en ander te ver
tellen van de lezing, die mej. Gebhard, uit
Amsterdam, gehouden heeft voor de Ver-
eeniging van bibliothecarissen en bibliotheek
ambtenaren.
Mej. Gebhard heeft daar gesproken over
kinderleeszalen in 't algemeen, en meer spe
ciaal over de kinderleeszaal van de Maat
schappij tot Nut van 't Algemeen, te Am
sterdam die door haar beheerd wordt.
Zij zeide dan ongeveer het volgende:
De kinderleeszalen hebben hare oprichting
te danken aan een toeval. In een der Ameri-
kaansche bibliotheken was namelijk de toe
loop van kinderen hinderlijk groot. De
bibliothecaris ging hierover bij het Bestuur
klagen en het Bestuur zeide toe niet, zooals
vele andere zouden doen «dan moeten de
kinderen er maar uit*, maar het zorgde, dat
er voor die kinderen een apart lokaal kwam,
met aparte, voor hen geschikte, boeken.
Dat vond al heel spoedig navolging, vooral
in Engeland en Amerika, waar de kinder
leeszalen bovendien nauw contact houden
met de scholen.
Maar ook op het vasteland zijn reeds kin
derleeszalen opgericht.
Te Gent bestaat er een, die is opgericht
door den Vrouwenbond; te Wiesbaden is er
een opgericht door de scholente Hamburg
heeft de Patriottische Gesellschaft de zorg
op zich genomen voo- zulk eene kinderlees
zaal.
Dit is alles zeer te waardeerenmaar het
is niet de ideale wijze, waarop deze lees
zalen tot stand komen.
Het ligt immers het meest voor de hand,
dat de kinderleeszalen opgericht worden i n
de openbare leeszalen, en dat zoodoende de
kinderen als 't ware worden opgevoed tot
het bezoeken der leeszalen voor volwassenen.
Een kind, dat door zijn ouders in de gele
genheid wordt gesteld om goede boeken
te lezen, met wie verschillende onderwerpen
op bevattelijke wijze worden behandeld, dat
thuis een rustig plekje vindt om zijn huis
werk te maken, zal zeker niet dagelijks het
gemis van een leeszaal gevoelen. Maar een
kind, dat al hetgeen ik u daar heb genoemd,
moet missen, waardeert wel degelijk het be
staan van een kinderleeszaal.
Te Utrecht is aan de openbare leeszaal
een kinderleeszaal verbonden, evenals te
Amsterdam aan de leeszaal van «het Nut
van het Algemeen*. Mej. Gebhard bepaalde
zich uit den aard van de zaak tot het be
spreken van de Amsterdamsche kinderlees
zaal.
Omdat er te Amsterdam in vele scholen
gelegenheid bestaat om boeken te leenen en
omdat de financiën het .diet toelieten, is er
aan de leeszaal geen uitleening verbonden.
De kinderen komen dus eiken dag na
schooltijd, en
maar lust hebber
maken of een boe
Van alle leeftijd
geveer zeven jaar
toegestaar de bo
nemen en het i
zien, hoe gretig
pen oni kennis
ze zich laten leide
kunnen de kinder
begrip, dat z e e^
cares en Bestuur, 4
kind kunnen binnej
ming van zijn ouj"
Van allerlei stl
lende ontwikkelil
de leeszaal. En 4
hun ontwikkeling,,
propaganda-lectuu*
De leeszaal is fc
omdat kinderen
onderscheids* b®
naast elkaar, zon*'*
volwassenen dat
zelfs moeten doen
In de leeszaal 1
en bezoeksters
kinderbijbels, een;;
boeken over ge#
wetenschappen, sp
schrijvingen.
Aanvankelijk w
vraagd naar alleji.
prikkelende Indkr
zondere lectuur fc
ger begeerde 81
Bijzonder veel S
dam met het hw
leeszaalgebouw,
lijsten uitgereikt,
gegeven, die ofj
werp handelenrr
sieren de zaal
(de meegebrachtei
te luisteren naar
Een lezing ovel
om Amsterdam, r
Rev. A. A. PfiyJ
zeer de aandachtjL
de laatste zijn ol
mende kantoorbedl
delsscholen en HotJ
luisteren. Vooral 1
uurtjes zoo aantip-
vielen zij wel iij
I Faber, de auteur
1 jes «Weten en kul
streeren hoe men
Degenen, die
leeszaal besturd,
toekomstplannen.
willen oprichten,
lezen en waar
onderling worden I
In Engeland
oude sagen weer i
maar zoover zijn 1
niet.
Een deel van j
leeszalen als een j
ee n bergplaats* L
die ouders hebbeqJtó
meenze kom£flfz|/'e
eens in de leeszaJ ki
verandering te
Heimans in «De 1
opwekkend woord
damsche ouders 1
zeker niet >mu<£la3
izaal ki;
breng
>e wlej
3ord, gi
Tn verband met
370 der Invalidii
dagen, zoowel tfjinn
eerstdaags den lestijd
bereiken, er op atent
beveling verdidflffnfcl
den vóór het btflÉike
leeftijd aan te mUen
personen voor hefjijd;
aanvrage.
Bij Kon. b-is
lijdelijk ongehuwc blij
adspirant-verificatt
's Rijks-belastingt
jaar teruggebracht
De heer A.-' -
Minister ven Jo titie
Februari benoemt tot
zinsverpleging tejAmi
Mr. P. H. F. Bijl d<
kantongerecht
voordracht ter bepoen
te Den Helder
de
Mejuffrouw M.
tot onderwijzeres
Mr. W. H. van
gunstig gevolg
ambtenaar bij de
Ritmeester B. V, b
het ie regimetfljwizar
m.
e N
Hel
'geit
dt