Januari 1915.
NO. 8513
64e Jaargang
Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoorteche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff
HOOFDREDACTEUR
P. J. TRXDSEZSI
AMERSFOORT.
Verschijnt Dmsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1.—
franco per poet ƒ1.15. Advartentien 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bij regel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, off.cieêle- en onteigenlngs-
advertentiên per regel 15 cent Reclames 1—5 regels ƒ1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening- gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers io cent.
Bij advërtentien van buiten de stad worden de Jncasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU
KOZlTXCUtAOKT 9
Postbus 9.
Tikfoos if
VERTROUWEN.
Hoe oneindig gemakkelijker en aangena
mer dan het nu is, zou het leven wezen,
indien alle menschen, altijd en onder alle
omstandigheden, trouw waren aan hun
woord, indien mondelinge afspraken steeds
werden nagekomen, toezeggingen gestand
gedaan, verbintenissen zonder eenig voorbe
houd als werkelijk bindend in acht genomen
werden.
De meest overtuigde optimist zal het wel
laten, aan een spoedige verwezenlijking van
deze gedachte te gelooven. De tijd is nog
lang niet daar zal hij ooit komen
waarin contracten zijn te beschouwen, niet
om de vervulling van onderlinge overeen
komsten te waarborgen, maar alleen als
hulp middelen tot steun van het geheugen.
Daar zijn er zelfs, die meeoen te hebben
opgemerkt, dat de hedendaagsche beschaving
in een tegengestelde richting zich beweegt,
dat de gebondenheid verslapt, en deze soort
van losbandigheid niet alleen de individuen
bezielt met een alsdan zeer gegrond wan-
trouwep, aiaar zelfs de. betrekkingen tnsachen
de volkeren op losse schroeven zet.
Inderdaad is onze tijd er niet naar om
jubelzangen aan te heffen tot verboer lering
van de goede trouw In haar hedendaagsche
openbaringen. Contracten zijn waardeloos
scheurpapier, wanneer de macht ontbreekt
om hun nakoming af te dwingen deze-
verschrikkelijke stelling is in den vorm van
een naar het hoofd van den tegenstander
geslinderd verwijt uitgesproken ter plaatse,
waar een leider der buitenlandsche staat
kunde zijn bevindingen in het publiek uit
sprak, en een reeks van handelingen, die
haar bevestigen, is tot onze kennis gekomen
om het maken van illusies ten opzichte van
betrouwbaarheid te beletten.
Is het in het stukje wereld, dat wij kunnen
overzien, wel veel beter gesteld Ook hier
ontbreekt het niet aan gegevens, die doen
deuken aan een evolutie in verkeerde
richting. Als iemand eens meer dan anderen
doet blijken van gehechtheid aan.zijn woord,
dan vinden de anderen dat erg braaf; alsof
het niet de natuurlijkste zaak van de wereld
ware. Hij heet dan te zijn een man «van
den ouden stempel", waarmee dan te kennen
wordt gegeven, dat de nieuwe veel minder
diép of erg afgesleten is. En indien het waar
mocht zijn, dat het zelfde altijd werd gezegd
in overeenkomstig geval, dan moeten wel
de voorvaderen, in de dagen van Alhrecht
Belling bijvoorbeeld, zonder uitzondering
even muurvaste handhavers van het gegeven
woord geweest zijn als de held der Schoon-
hovensche tragedie, en kan het geen ver
wondering wekken, dat zelfs een ruw heer
als Floris van Kijthoek hem op eerewoord
liet gaan. Volgende geslachten hebben zich
dan wei bewogen in dalende richting.
Een historisch onderzoek om uit te maken
of het werkelijk zoo is, kan moeilijk worden
gedaan en hoe belangrijk het resultaat ook
wezen zou, van meer beteekenis achten wij
de «raag of, indien werkelijk de curve der
algemeene betrouwbaarheid nederwaarts
mocht gaan, het niet een eerste eisch van
zedelijken vooruitgang is, den loop te ver
anderen. Het is toch een algemeen volks
gezegde geworden: Tegenwoordig kan je
geen mensch meer vertrouwen.
Wij vragen: is dat een normale toestand?
Met wetten en voorschriften komen wij
er niet. Daar u orden er gemaakt bij mas
sa's, die alle de- strekking hebben, de.
staatsburgers tegen bedrieglijke handelingen
te beschermen, die misbruik van' vertrouwen
strafbaar stellen, die de controle op allerlei-
verrichtingen verscherpen. En telkens aM
er weer een invliegt, omdat bij wolgens som
migen »te goed van vertrouwen*, volgens»
anderen te onnoozel is geweest, wordt er
geroepen om den wetgever, die «zulke
dingen moest weten te beletten «.'Maar wie
van wetten spreekt, denkt ook aan de mazen,
eu bet is wel eigenaardig, een vrucht van
de ondervinding natuurlijk, dat men zich
die algemeen voorstelt onder het beeld van
een net. dat, hoe dicht het ook gebreid zij,
toch altijd nog een ontsnappingsgelegenheid
openlaat. Het gaat hier als in den strijd
tusschen geschut en pantserhoe steviger
:het laatste wordt gemaakt des te zwaarder
wordt weer de eerste.
De Chineezen hebben den naam van bui
tengewoon slim te zijnde sterke ontwik
keling van deze eigenschap is toe te schrij
ven aan de veelheid hunner wetten, die,
sinds de hemel mag weten hoeveel eeuwen
lang, zich hebben opgestapeld en waarvan
er nooit een wordt ingetrokken.
Niet minder wordt aangedrongen op scherp
formuleeren en zoo goed mogelijk vastleg
gen van hetgeen wordt overeengekomen. In
die oude tijden, waarin de menschen de
naieveteit zóo ver dreven, dat zij op een ge
geven woord durfden bouwen en niet bang
waven, dat er, wanneer het er op aankwam,
een andere beteekenis aan gehecht zou wor
den dan in de bedoeling had geitgen, be
hoefde men niet dadelijk naar de pen te
grijpen en was, ter vermijding van «vergis
sing*, niet de hulp noodig. van een ambte
naar, die een helderen kijk heeft op wette
lijke bepalingen en allerlei formulieren kent,
waardoor een juiste toepassing der verbintenis
zooveel mogelijk wordt verzekerd. Thans is
het zód gelegen, dat men er maar een zegel
tje en het honorarium van den raadsman
voor over moet hebben om niet teleurgesteld
te worden.
Met al dat is onze vraagWat te doen
om weer in het vaarwater der betrouwbaar
heid te komen, nog niet beantwoord en eigen
lijk ritten we er wsl wat mee.
Een bekende spreekwijze zegt: Wees
trouw en vertrouw niemand. Dat hier de
oplossing kan Hggen, is niet aan te nemen.
Ja, *00 het eerste deel der aanbeveling ter
stond werd aanvaard en toegepast, dan was
bet uit. Doch de tweede werd dan te gelijk
overbodig.
Toch licht er deze waarheid in, dat wij op
het besproken gebied nooit aanvaller, doch
steeds verdediger hebben te zijn.
Ziet evenwel eens, hoe het gaat op het
groote wereWtooneel. Daar is ieder aan den
defensieven kant en is het altijd geweest.
Niemand had ooit plan op een aanval, maar
tsgea de heimelijke voornemens van den
buurman kon men nooit genoeg op zijn
hoede zijn, moesten voortdurend de weer
middelen versterkt, moest de «dienst der
inlichtingen* zoo volmaakt mogelijk worden.
Dat groeiend wantrouwen moest eindelijk
wel laden tot bet verschrikkelijke, dat wij
thans beleven.
En zoo is ook in het dagelijksch leven
dat zelfde wantrouwen niet bepaald een ele
ment van kracht. Wij moeten er ten minste
nooit mee beginnen. Laten wij de menschen,
met wie wij voor het eerst in aanraking
komen, bejegenen zooals van eerlijke lieden
onderling te verwachten is, en laat ons met
onze maatregelen van voorzorg eerst dan
beginnen, wanneer wij van hun noodzake
lijkheid overtuigd zijn. Het is een onder
vinding, door velen opgedaan, dat vertrou
wen iets van hooge ethische waarde te
voorschijn roeptware, dat zoo niet, moest
men aannemen, dat het bestaan van eerge
voel slechts een fictie is ja, dan zou ook
alle geloof aan zedelijken vooruitgang
moeten worden prijsgegeven.
Het verweer tegen misbruik kan niet
anders dan behouden blijven, óok in het
belang dergenen, die er toe geneigd zouden
zijn; maar als verdedigingsmiddel van ge
heel verschillenden aard, dat bestemd is om
het andere steeds minder noodig te maken,
is het aankweken van do menschel ij ke waar
digheid als bron van redelijke kracht: Het
is van de allerdringendste noodzakelijkheid,
dat er meer vertrouwen ontstaat, zoowel tus
schen de individuen en de maatschappelijke
groepen als tusschen de volken. Er moet in
dit opzicht een algeheel e vernieuwing plaats
hebbeu, van zóo diepgaande» aard, dat zij
een' revolutie zou mogen heeten. Werd dit
de leidende gedachte van regeeringen en
diplomaten, drong zij zóo diep door in de
ziel- der volken, dat zelfs eenige teleurstelling
geen atbreuk deed aan de overtuiging van
haaf juistheid, de menschheid zou veel van
het geluk erlangen, waarvan zij thans, door
de Schuld harer leden en de bekrompenheid
hunner voorgangers, verstoken blijft.
Nederlands kansen op oorlog.
De Minister van Buitenlandsche Zaken
heelt in de Tweede Kamer iets gezegd over
onze verhouding tot de oorlogvoerende
Staten en onze kansen om buiten den strijd
te blijven.
Eerst kwam de geruststellende verklaring,
dat de oorlogvoerende mogendheden den
Minister, zelfs op meer dan éen wijze, heb
ben te kennen gegeven, dat zij- de positie
var» Nederland niet alleen volkomen begrij-
gen, maar ook waardeeren. Vooral in den
laatpten tijd zijn blijken van die waardeering
ontvangen.
Doch daarna deed de Minister de waar
schuwing hooren, dat Nederland, niettegen
staande dat, toch op zijn hoede moet zijn.
;In de tegenwoordige omstandigheden toch
kuqpen te allen tijde incidenten voorkomen,
die ernstige gevolgen kunnen hebben. Er
behoeft maar weinig te gebeuren om de
oorlogsvlam ook tot ons te doen overslaan.
Naar aanleiding wui deze mededeelingen
van den Minister gaat het «Hbld*, eens na,
welk belang thans een der beide partijen er
bij kan hebben, ons in den oorlog te be
trekken aan de zijde der tegenstanders.
Want natuurlijk kan geeb Staat ons dwin-
Sm, als medestander in den oorlog te gaan.
et blad komt daarbij tot de conclusie, dat
zoomin Duitschland als Engeland belang er
bij heeft, ons tot zijn tegenstander te maken.
Wat Duitschland betreft, de tijd is voorbij,
waarin Nederlands grondgebied waarde had
als operatie-terrein voor zijn troepen. Mocht
ooit de tijd weerkomen, dat de toegang
tot ons land militaire voordeelen zou mee
brengen, dan zijn waarlijk die nadeelen
niet minder geworden. Duitschland's leger
is niet sterker, ons leger daarentegen wel
sterker geworden en zal, hopen wij, ter voor
koming van het grootste kwaad, steeds
sterker worden.
En Engeland Welk voordeel kan Enge
land hebben door Nederland te dwingen,
zich bij Duitschland te voegen Onze
koloniën Wij gelooven niet, dat Engeland,
althans de huiflige regeering in Engeland,
zoo sterk op onze koloniën is belust. Het
wordt zeifis door vele Engelschen niet in 't
belang geacht, na een overwinnenden krijg
een groot deel der Duitsche koloniën te
behouden. Maar nemen wij eens aan, dat
Engeland heel graag het bestuur van onze
koloniën zou overnemen. Zou dat het gevolg
van den oorlog zijn Zouden zonder Japan-
sche hulp ons Nederlandsch-Indische leger
en onze vloot verslagen worden Zou Japan,
als het meedeed, niet op zijn minst gelijke
rechten hebben En zou Engeland den
Nederlandschen buur in Oost-Indië gaarne
willen zien vervangen door den Japanschen
buur?
En in Europa wie meent er, dat Enge
land prijs zou stellen op een verlenging van
het vijandelijk zeefront met een kuststrook
loopende van Emden tot het thans Duitsche
Zeebrugge, een kuststrook met tal van goede
havens, uiterst gemakkelijk verdedigbaar
door zeemijnen en bewoond door een volk,
dat goed genoeg bewapend is om een lan
ding van vreemde troepen volkomen onmoge
lijk te maken?
En verder dient men in 't oog te houden,
dat bij de internationale politiek niet allepn
het eigenbelang meespreekt, maar ook het
begrip van recht nog van invloed en een
factor van beteekenis is. Het blad gelooft in
den werkelijken en krachtigen onwil van
het Duitsche volk om ons land onrecht te
doen - het gelooft vast, dst eenderweeke-
lqke redenen vooc Engeland om dsn eariog
te voeren, was, dat het zijn plicht achtte d«
rechten van den kleinen Staat, wiens asstn-
liteit het gegarandeerd had, te verdedigen.
En daarom meenen wij, eindigt bet blad,
dal noch de belangen, noch de weoscheu
van een der oorlogvoerende partijen op het
oogenblik daarheen kunnen leiden, dat wij
ons bij baar vijanden nnnsloiten.
Incidenten kunnen voorkomen, royals de
Minister zeidehet geweer moeten wij daarom
bij den voet houden en boe meer geweren
het zijn, des te beter en het oog open
maar ongernst behoeven wij ons nog niet
te maken.
Ben waarborg voor onzen kandel.
Van de meest bevoegde zijde gewerd ons
het volgende communiquié.
De Regeeringen van Frankrijk. Groot-
Britaimië en Rusland, kennis genomen heb
bende van de oprichting en het doel der
Nederlandsche Oversee Trust Maatschcppij,
hebben aan de Nederlandsche Regeeriag
verklaard, dat cootrabsndo-goederen, aan
die Maatschappij geconsigneerd, nietc
worden opgehouden.
Tevens hebben de genoemde Moge*
aan onze Regeering de vereekering j
ven, dat verscheidene niet tot de «Herèerete
levensbehoeften beboerende voedingsmidde
len, wanneer zij aan paitienlleren geeonri-
gueerd zijn, eveneens ongemoeid zuöen
worden gelaten, tènzij onmiskenbaar vast
staat, dat die particulieren tuascheOpersonen
zijn voor levering aan de Regeeringen der
tegenpartij.
Aan dit bericht, voor Nederland» scheep
vaart en handel van ongemeene beteekenis,
kan nog worden toegevoegd, dat, naar wij
van de Nederlandsche Overzee-Trust-Maat
schappij vernemen, deze haar diensten zal
verleenen niet alleen voor aanvoeren van
door een der oorlogvoerenden tot contra
bande verklaarde goederen, maar ook voor
aanvoeren van goederen, waarvan oorlog
voerende Staten den uitvoer uit hos gebied
alleen toestaan onder beding, dat die goede
ren niet naar het gebied van de tegenpartij
zullen worden vervoerd.
Het «Handelsblad* toekent hierbij aan:
Ongetwijfeld zal het bovenstaande, vooral
in onze handelskringen, met zeer veel genoe
gen worden vernomen. Hieruit blijkt toch,
dat de eenige weken geleden opgerichte
Nederlandsche Overzee Trust Maatschappij
reeds met succes werkzaam is gewesst
aan baar doel: de verzekering van de vrije
overvaart uit overzeesche gewesten van goe
deren, welke voor ons land bestemd zijn.
Dit succes, dat wij te danken hebben aan
het volhardend streven van het Bastuur der
Nederlandsche Overzee Trust Maatschappij,
verdient te meer waardeering nu eerst thans
de drie Scandinavische Stav?n bij de oorlog
voerende mogendheden hebben geprotesteerd
tegen de vele aanhoudingen en saa üe oor
logvoerende mogendheden aangeboden heb
ben, maatregelen te nemen om den vrijen
doorvoer van voor die Staten bestemde goe
deren te waarborgen, terwijl de Woensdag
j.L gepubliceerde nota van protest der Ver-
eenigde Staten van Noord-Amerika wijstop
de behoefte van een zelfde inetelling ziehier
reeds tot stand is gekomen.
Wanueer er Nederlandsche schepen aan
gehouden werden, heeft onze Regeering geen
oogenblik nagelaten om daartegen telkens
en telkens weer officieel protest aan te tee
kenen, maar inmiddels heeft het particulier
initiatief, niet wachtend op het resultaat van
de wisseling van officieele nota's, de koe bij
de horens gevat en verkregen hetgeen ia
het onmiddellijk en practiech belang ia «na
onzen Nederlandschen handel.
En niet alleen in bet belang van den han
del, maar ook in dat van den Nederlandschen
producent en consutneot, die el echts gebaat
kunnen zijn bij den geregelde» aanvoer der
producten, waaraan ons volk behoefte heeft.