Januari 1915. No. 8516 64e Jaargang. Ditgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoórtsche Courant, voorheen Firma A. H. van Clecff". HOOFD-REDACTEUR: Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1.— franco per post 1.15. Advertentien 16 regen 60 cent; elke regel meer 10 cent Bijregel- BUREAU: p. j. rEisanzsa AMERSFOORT. abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieele- en onteigening»- advertentien per regel 15 cent Reclames 1—5 regelt ƒ1.25. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kotten evenals afzonderlijke nummert 10 cent. p Bij advertentien van buiten de stad worden de incaaseerfcoeten in rekening gebracht Postbus 9. Tstsfooo 19. Herstel. Als in den storm de ijverige spin haar webbe ziet losgerukt, houdt zij zich rustig en is zij slechts bedacht op lijfsbehoud. Aan herstel van de stukgeslagen verbindingsdra den, aan dichting van de onstane openingen kan nog niets gedaan worden. Maar nauw is de wind gaan liggen, of men ziet baar druk werkzaam. Het feit zelf, dat zij haar taak weer heeft opgevat, wordt door degenen, die er getuigen van zijn,.aan gemerkt als een aanduiding, dat de felle luchtbeweging voorbij is es niet weer on middellijk zal aanwakkeren. Desgelijks stond Edison bij den brand, die onlangs een gedeelte van zijn werkplaatsen in de asch legde, machteloos tegenover de vuurzee. Maar toen hem gevraagd werd, of hij weldra, tot herbou w-zou overgaan, antwoord de hij kalmMorgen. In éen opzicht is de hedendaagsche mensch- heid te vergelijken bij den toovenaar van Menlo-park. Gelijk deze beeft zij veel gedaan, wonderbare, dingen tot stand gebrachtgelijk deze werd zij plotseling opgeschrikt door uitslaande, hoog oplaaiende vlammen, die dreigden al het gewrochte te zullen vernie tigen. En thaos staat zij bij den wereldbrand in angstig afwachten. Bluschmiddelen «zijn niet te gebruiken,- want daarbinnen zijn te veel stoffen bijeengebracht, die spotten met alle pogingen tot demping van den gloed. Op dit oogenblik is er niets te doen dan zorg te dragen betgeen dikwijls nog moeite genoeg kost dat de vurige tongen niet naar verder gelegen prooi zich uitstrek ken. Wel wordt met spanning uitgezien of er misschien een omstandigheid zal voorko men, die hst mogelijk maakt, de waterplon- sende slangen met goed gevolg naar de vlammenzee te richten, maar de verwachting, dat het spoedig zal zijn, ,is nog gering. Maar toch zullen wij herbouwen; niet in een nog geheel onbepaalde tijdruimte, maar morgen reedstoch zullen wij trachten, alles te herstellen. En al moest ook, wat het ergste zou zijn, eerst dan de vernieling tot staan komen, wanneer de vlammen geen voedsel meer vinden, zoodat het deel der gemeenschappelijke werkplaats, die nu voor welke reddingsbrigade ook toegankelijk is geworden, in een staat van totale verwoes ting zou overgaan niettemin gaan wij over tot de opruiming van het afkoelend puin, tot het leggen van nieuwe bouwsteenen. Naar het zelfde plan? Dat kan niet bepaald worden. In het ge wone leven geeft bet wegnemen van de ge volgen van een brand weieens gelegenheid om het vernielde door iets grootschers te vervangen en er zijn wel beweringen ge hoord, dat het met den vooruitgang slecht gesteld zou zijn indien al he.geen werd gebouwd, ook in figuurlijken zin, uit onbrandbaar materiaal bestond en er dus minder aanleiding was voor totale' vernieu wing. Wij zullen dit onbeoordeeld laten, maar zeker is het, dat de tevredenheid met betgeen tot voor korten tijd nog rechtop zich verhief en die werkelijk niet geheel ongegrond scheen te zijn, plaats heeft ge maakt voor teleurstelling zich uitend in het gezegde, dat kaos heeft' de a'gemeene leus te wordenZóo kan het niet langer. Over wat het dan wotd^n- moet, is de eenstemmigheid mmder groot. Wij moeten vernieuwen. De geweldig schijnende evolutie der we- reldschè dingen is gebleken een proces van éenzijdlgen groei te rijn geweest, zonder evenwicht. Wij hebben gewerkt als onvoor zichtige bouwers, waardoor t^e stichting, die wij dacbten als arbeid-voor alle eeuwen, uit baar verband raakte en overstag ging. Daar bij heeft het niet ontbroken aan zelfbewon dering, De woorden beschaving en verlich ting lagen ons in den piond bestorven tot er een vloedgolf van verruwing en duisternis is komen opzetten, die een einde maakte aan vele illusies. En, zooals het dikwijls gaat, de ovesschat- ting} is gevolgd door minachting. Er ia ge waagd van een algemeen failliet, een totale instorting. Daar hebben nu| de menschen, die als de besten onder hun gelijken werden beschouwd, voor gezwoegd] en geploeterd, gedacht en volbracht, soms tot stervens toe geleden. Kennis? Een fragmentarisch weien van hetgeen morgen weer ontkend zal wor den. Kunst? Een worsteling tot voortbren ging van vormen, die in een oogwenk tegen den grond worden geslagen. Zedelijkheid Onmachtige beschutting tegenover de aan vechtingen der zelfzucht. Van 1 dat}alles is ietajwaar en het wordt door menige directe waarneming bevestigd, niet het minst in die, welke wij in oogen- blikken van meer dan gewone, van zeer eer lijke zelfbeschouwing op eigen persoonlijk heid doen. Maar het is niet de geheele waar heid. Hetgeen nu geschiedt, wordt een open baring. Meer dan voorheen gaan wij begrij pen, welke materialen voor den nieuwbouw het geschiktst zijn, en welke van de tot dus-' ver gebezigde voortaan ongebruikt moeten blijven. Ook leeren „wij inzien, dat in bet artikel zelf veel vervalscblng voorkomt; wij moeten den keuringsdienst wat beter orga- niseeren. De vrees wordt gekoesterd, dat de reu- zenworsteling, in welke het eene deel der menschheid het andere tracht te omklemmen en te verstikken, na langen duur zal uit- loopen op zoodanige uitputting van alle kan ten, dat de kracht voor wederopbouwing der samenleving met vermijding van vroeger begane fouten, niet meer aanwezig zal zijn. Ofschoon]hierfalie vergelijkingen falen, moe ten wij toch in herinnering brengen, dat de wereldhistorie in haar gedenkboek meer dan éen soortgelijke crisis heeft vastgelegd en dat, hoe langzaam ook soms, het herstel tóch is gekomen. Het zal sneller zijn beslag krij gen naarmate de overblijvende krachten een dieper besef van haar roeping en een ernsti ger streven naar een bevredigende uitkomst aan den dag leggen; het zal in schooner vormen doen verrijzen hetgeen schijnbaar is ondergegaan, wanneer een kloek optimisme den geest verruimt en de handen sterkt. Hier wordt niet op de eerste plaats gedacht aan den uiterlijken schijn der dingen. Er worden verwoestingen aangericht die, helaas 1 onherstelbaar zullen blijken, verliezen geleden, bij welke men zich in diepe treurnis moet nederleggen. Maar de menschheid, die in heilige ver ontwaardiging uitroeptdat kan zoo niet langer, en levendig gevoelt, dat vernieuwing het eenige redmiddel is, denkt aan iets an ders. Zij denkt er aan, dat het grootste deel der gemeenschappelijke werkzaamheid niet gericht is geweest op de behartiging van gezamenlijke belangen, maar op het behalen van eigen voordeelen, in die mate dat er een economisch streven is gegroeid van zóo bedenkelijken aard, als een van de vele aanleidingen tot de hedendaagsche crisis maar zijn kan. Het werd als een be- lachlijke aanmatiging beschouwd, wanneer iemand meende te moeten waarschuwen tegen de jacht naar rijkdom, en bovendien als een huichelachtig gebaar van de stum- perds, wien het niet gelukt was, eenige buit te behalen. In onzen tijd worden wij gewaar, wdat zelfs schatten, of hetgeen daarvoor door gaat, lijden aan de kwaal der wisselvalligheid;- en dat in weinige weken milliarden, met hartstocht bijeengesleept, als een zeepbel in de lucht verdwijnen. Met geld alleen is de maatschappelijke vernieuwing, niet te bewer ken er moet nog heel wat anders bij komen. Er is gezegd, dat de wetenschap haar volle aandacht heeft te richten op de bestudeering der volkenrechterlijke verplichtingen en van de middelen om de voldoening aan deze te waarborgen. Wij stemmen daarmede gaarne in, maar gelooven tevens, dat niet aan haar alleen de oploss:ng van het groote vraagstuk kan worden opgedragen zonder dat wij, een voudiger!, ons'er verder mede inlaten. Zij is de bouwmeesteres, die plan en teekening, maakt; maar wij allen zonder onderscheid, moeten optredenfals de werklieden. In onze individueele vernieuwing ligt bet antwoord op de vraag of die, welke wij als algemeen ze delijk verschijnsel verwachten, een werkelijk heid zal worden. Langs welke wegen de ongehoorde dwingelandij van >macht boven recht* gebreideld zal worden, de beslissing der volken over baar eigenjlot boven de wille keurige beschikking van een klein aantal leiders en gezaghebbenden tot éenig recht- begiosel zal te verheffen zijn de meenin- gen daarover verschillen. Maar in welke 'richting het maatschappelijk en staatkundig ideaal ook te zoeken wordt geacht alleen dan kan van een werkelijke, van een stand houdende verbooging van het mensehelijk gelukjsprake zijn, als de vernieuwing werkt in alle harten, doordringt tot elke menschen- ziel. De Ryks-inkomstenbelagting. Volgens de uieuwe wet, die 1 Mei In werking treedt, zijn belastingplichtig de binnen het Rijk wonende natuurlijke personen naarvhun zuiver inkomen. Onder «inkomen* wordt verstaan de som van betgeen genoten wordt als opbrengst van onroerende goederen, roerend kapitaal, onderneming, arbeidsrechten op periodieke uitkeeringen van het leven afhankelijk;'ter wijl de opbrengst van een bron van inkomen, ter berekening van haar zuiver bedrag, ver minderd wordt met de kosten tot verwerving, inning en behoud der opbrengst, en met op de opbrengst rustende lasten. (ftEen inkomen van beneden f 650 wordt niet belast. Een inkomen van f 650 tot beneden f 700 wordt belast met f 1.25, terwijl van elke f 50 hooger inkomen tot beneden f 1350, de belas ting f0.7 5 hooger is. Een inkomen van f 1350 of meer, doch beneden f 1500, wordt met f 11 belast, ter wijl voor elke f 50 hooger, inkomenj tot beneden f 1500, de belasting f 1 hooger is. Is de belastbare som f 1500 of meer, doch minder dan f 2000, dan is verschuldigd f 15 benevens f 2 van elke f 100 boven f 1500. Is fzij f 2000 of meer, doch minder dan f 10000, dan is verschuldigd f25, benevens f 3 van elke f 100 boven f 2000. Is zij f 10000 of meer, doch minder dan f 20000, dan is verschuldigd f 265, benevens f 4^van elhe f 100 boven f 10000. Is zij f 20 000 of meer, dan is verschuldigd f 665,5 benevens f5, van elke] f 100 boven f 20 000. Ten gevolge van de in de Vermogensbe lasting gebrachte wijziging is een vermogen beneden f 16000 onbelast (vroeger was het minimum f 13 000). Is het vermogen f 16J000, of meer. doch beneden f 30 000, dan is de belasting f 1 van elke f 1000 boven de f 15000. Is het f 30 000 of meer, dan is ver schuldigd f.0.50 voor elke f 1000. Het publiek en het toenemen der rervalsehlngen. Volgens een Engelsch spreekwoord is het de bestemming j van ieder mensch om, eer hij sterft, >a peck of dirt* op te eten, dat is zoo ongeveer 9 Liter «vuiligheid*. Waar schijnlijk is een dusdanige hoeveelheid onver mijdelijk, maar als we voorzichtig zijn In de kenze van onzen melkdeverancier, slager, bakker, enz., als we onze jams, ingelegde vruchten, blikjes enjbusjea alleen betrekken van te goeder naam bekend staande firma's, tegen behoorlijke prijzen, en vooral als we de verschillende pogingen steunen, die ten doel hebben, wetten tegen de vervalsching van levensmiddelen in bet leven te roepen, dan kunnen we er toch voor zorgen, dat de in het spreekwoord genoemde hoeveelheid het maximum is, dat we moeten slikken. Daar de menschelijke natuur in haar ■dispate wezm.onv—ami—lijk iykaa 't.wel niet anders of we moeten tot.de ontdekking komen, dat reeds sedert de vroegst lijden vervalsching van spijzen en draaken is voor gekomen. Prof. Wynther BJyth geeft in zijn uitstekend werk over voedingsmiddelen eenige zeer interessante bijzonderheden uit de ge schiedenis der vervalaehiugen. Hij brengt ons in berinnering, dat er in Athene wèja ver- valscht werd, waar er immers een beambte was, dien men met onze keurmeesters zou kunnen vergelijken. Ook in Rome deed men aan vervalschen, naar Pllnius ons vectelt. Een soort van witte, zoetsmakende aarde werd aan bet brood toegevoegd en de wijn gekleurd met alöeeap, Sedert de elfde eeuw werden in Engeland de bakkers, de bier brouwers en de wijnbaadelaars het vaakst van kwade praktijken beschuldigd, maar voor onze eigen dagen is het verschijnsel bewaard gebleven, dat vervalsching en knoeierij tot de hoogte van 'n «schoone* kunst gestegen zijn. De oorzaken hiervoor zijn licht te vatten. De omwenteling op Industrieel gebied, die de vervaardiging van vroeger thuis gemaakte stoffen naar de fabriek heeft overgebracht, de verminderde belangstelling der huismoe ders voor de taak, welke vroeger al haar aandacht had, de aanwas der groote steden met haar aanhoudende vraag naar goedkoop voedsel, de vooruitgang der wetenschap, die dienares van goeden en booien, die met de eene band de beschaving steunt en de andere uitstrekt om den schurk langs zijo kronke lend pad te leiden dit zqn eenige van de factoren, waaraan het toenemen van verval- schingen in onzen tijd moet worden toege schreven. Toen onze grootmoeders verhuisden van het land naar de stad, oefende de huiselijke kring niet langer controle op de bereiding van boter, spek, brood en andere eerste levensbehoeften, en onzuiverheden en onrein heden hechtten er 2ich aan vast, even zeker als het straatvuü aan de kleediogstukken, die de plaats innamen van de ouderwetsche zelf gesponnen stoffen. Toen onze moeders niet langer hun eigen jams bereidden, bun eigen groenten inlegden, voed de knoeierij een nieuw terrein van werkzaamheid. En nu onze vrouwen, gretig om te toonen, hoe veel zij op het huishoudgeld kunnen uitzui nigen, zich laten verlokken tot het koopen van allerlei minderwaardige en goedkoope blikjes en bussen, door den handlaar, «min zaam* aaubevolen als eigen fabrikaat, behoeft het ons uiet te verwonderen, dat geweten- looze fabrikanten aan vraag naar zulke waren tegemoet komen door het leveren van be dorven voedsei, waarvan de slechte staat zoo menigmaal door conserveermiddelen aan de aandacht wordt onttrokken. Geen campagne tegen onzuivere en ver- valschte voedingsmiddelen mag uit het oog verliezen, dat in sommige gevalles hst pu bliek de hoofdschuldige is. Blijft dit roepen om goedkoope waren, dan moet men die leveren, maar het publiek moet bedenken, dat in vele gevallen «goedkoop* synoniem is met «slecht*. Intusschen is dit slechts éene zijde van de schuld van 't publiek. Een aantal voorbeelden zou men kunnen aanvoeren van het feit, dat vaak vooroordeelen met betrekking tot de kleur of andere eigenschappen van 't voedsel, de fabrikanten dwingen, het ver langde met eerlijke of oneerlijke middelen tot stand te brengen. Boter bijvoorbeeld is uit den aard der zaak eenigszins verander lijk van kleur, 't Publie knu krijgt achterdocht, wanneer dit voedingsartikel plotseling eenige afwijking vertoont van de kleur, die- men gewend is als de normale te beschouwen. Maar dan verliest men ook het recht, zich te beklagen, als de boterboer, om de ver langde kleur te krijgen, aan rijn boter klenr- stoffen toevoegt. Het proces van het bakken kleurt onvermijdelijk het gebruikte meel. Verlangen wij dus dat onnatuurlijke product, in «wit* brood, dan moeten we er op reke nen, dat we die gril zullen boeten door

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1915 | | pagina 1