Dinsdag 19
No. 8519.
64e Jaargang
Uitgave van do Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff".
HOOFD-REDACTEUR
J. FRBD BRZSS.
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden f\
franco per port /1.15. Advertentfen 1—6 regels 60 centelke regel meer 10 cent. Bij regel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieel©- en ontelgenlhga-
advertentién per regel 15 cent BeolMnes 1—5 regela /1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advfirtentien van buiten de stad worden de Incaaaeerkosten in rekening gebracht. Postbus 9.
BUREAU;
KOSlTXaxtAOXT ft
Telefax) 19.
KENNISGEVINGEN.
Burgemeester en Wethouders van Amersfoort
brengen ter kennis van belanghebbenden, dat
blykene beschikking van den Minister van Land
bouw, Nijverheid en Handel, dd. 22 December
1914, Directie van den Landbouw, no. 10436,
2e Afdaeling, Bureau A, de in het voorjaar van
191Ö te houden gewone Rijka-keuring van tot
dekking bestemden hengaten, voor sooveei de
Provincie Utrecht betreft, is vastgesteld op 10
Febraari a.s. te Utrecht.
De regelinge-commissie sal, tot het aannemen
van inschrijvingen voor bedoeldalkenring,sitting
honden op Zaterdag 30 Januari a.s., van des
voormiddags li tot des uamiddags 12.30 uur,
in het Haagsehe Koffiehuis, aan bet Vreeburg
te Utrecht.
De aanvragen voor ioschrijviogsbiljetten moe
ten schriftelijk gericht worden aan den Secretaris
der Commissie, den heer M. L. H. Thissen
(adres Landboawbank, Utrecht) en daarbij moe
ten worden opgegeven
a. de naam en woonplaats van den eigenaar
en den houder,
b. naam, ouderdom, ras, kleur en bijsondere
kenteekeoen van den hengst, benevene indien
dese in een paardenstamboek is ingeschreven
stamboek en stamboeknummer.
c. too mogelijk afstamming van den hengst,
zoowel van vadere-als van moederszijde en naam
en woonplaats van den fokker.
De keuring sal plaats hebben des morgens te
9 our op het Vreeburg te Utrecht.
Amersfoort, 14 Jsnuari 1915.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
De Burgemeester,
VAN RANDWIJCK.
De Secretaris,
A. R. VEENSTRA.
Burgemeester en Wethouders vsn Amersfoort
maken bekend, dat door den Keuringsdienst
is geconstateerd
1. dat in de maand December 1914 door de vol
gende pereonen op bgvermelden datum melk ia
verkocht, van onvoldoende samenstelling door
een te laag gehalte aan vetvrije droogrset, n. 1.
minder dan 8 pCt
C. J. van Ginkel, St. Janestraat 9, 5 Decem
ber en 15 December.
C. J. J. Nieuborg, Bolleweg 1, 8 December
en 28 December.
A. van Binnendijk, Zogstraat 1, 28 December.
2. dat in de maand December 1914 door de
volgende personen op bijvermelden datum melk
is verkoont, welke verontreinigd was door veel
koe-vnil:
C. Viets, Teutstraat 34, 8 December.
C. J. van Ginkel, St. Jansatraat 9,15 December.
A. Weerhorst. Bloemendal 29, 27 December.
II. Voskuilen, LieBdertscheweg 3,28 December.
O.J. J. Nieuborg, Bolleweg 1, 28 December.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
De Secretaris,
A. R. VKEN8TRA.
De Burgemeester,
Van
iurgemeester,
RANDWIJCK.
Verleugeniag.
Het hedendaagsch spraakgebruik kent een
lange reeks uitdrukkingen, waarmede wordt
te verstaan gegeven, dat een bewering in
strijd is met de waarheideen der zachtste
is de verklaring »onjuirt" en aver tal van
schakeeringen gaat zij naar >in den meest
absoluten zin totaal verzonnen".
Die rijkdom zou een keus gemakkelijk
maken, ware het niet, dat deze door ver
schillende omstandigheden werd bepaald. Het
temperament van den spreker is er éen van
er zijn menschen, wien het zeer moeilijk valt,
niet dadelijk en bij elke gelegenheid met
grof geschut te vuren. Vervolgens zij ook
rekening gehouden met bet belang, dat men
heeft bij de tegenspraak, en dat zich in de
kracht barer bewoordingen ten toon stelt.
De bovenvermelde, als uiterste termert
aangehaalde vormen van afwijzing komen
meert voor in de officieele taal, zopals die
fehoord wordt van Regeeringstafels en in
arlemeats- vergaderd genDe gewone man
bedient zich ïvap meer gewone woorden en
dan wordt weieens gezegd, dat de zwaarte
van de lijn, die de ontkenning aandikt, in
omgekeerde reden staat tot haar werkelijke
gegrondheid. Eu is zeHs een traditie ontstaan,
volgens welke het, zachtst genomen, van
weinig wereld- en menschenkennis zou ge
tuigen, er onvoorwaardelijk op te vertrouwen.
De pers, wier waarlijk niet lichte taak bet
is, zoowel de mededeelingen, die haar ambts
halve worden gedaan als de geruchten welke
worden verspreid omtrent belangrijke gebeur
tenissen, met den meesten spoed onder de
menschen te brengen, weerspiegelt het karak
ter van onzekerheid, aan de tegenwoordige
geschiedschrijving eigen. Wij, tijdgenooten
van de belangrijkste gebeurtenissen ooit op
de aardoppervlakte voorgevallen, willen
weten, spoedig weten; de philosofische ge
dachte, dat het toch niets verandert aan den
loop der feiten, of zij al wat spoediger tot
onze kennis komen, en dat het beter is, juist
te weten dan gauw te weten, weerhoudt ons
niet van in figuurlijken zin stormloopen
op de nieuwtjes, hoe tegenstrijdig ze vaak
ook mogen, zijn Dat is juist hetgeen de oor
spronkelijke verspreiders beoogenmen tracht
er de openbare meening door te bewerken,
moreelen invloed te oefenen, die tot stoffelijke
voordeelen kan leiden.
Met dat al schijnt het nooit zoo moeilijk
te zijn geweest als thans, de echte waarheid
te ontdekkeu. Wie zich nog rekenschap kan
geven van de indrukken, welke hij ontving
van vroegere gebeurtenissen van bijkomend
belang ea overeenkomstig $ard, zal moeten
erkennen, dat er nooit zoo hard werd ge
logen*, zullen we maar zeggen, als in deze
crisisdagen, en nooit zóo ijverig de beschul
digingen van het voeren eener leugen-cam
pagne over en weer geslingerd werden. Men
zou waarlijk bijna moeten aannemen, dat de
algemeene verleugening óok een der moderne
cultuurverschijnselen is.
Laten wij even trachten, verzachtende
omstandigheden te pleiten.
Verschillende menschen, allen ooggetuigen
van een handeling, zien haar niet op de
zelfde wijze; in hetgeen zij er dan later van
benchteu, zijn afwijkingen, die grooter wor
den bij de overneming door anderen. Is de
waarnemer wat meer fantastisch aangelegd
dan een zuivere wedergave vereischt van
hetgeen gezien is, dan beva^ zijn verhaal
levensvatbare kiemen van vergroeiing tot
legende. Voor de voltooiing van dit proces
zijn dikwijls weinige uren voldoende.
In- de gevallen, die ons nu voor de aan
dacht staan, loopen de aanschouwingen over
een uitgestrekt terrein en haar aantal is ont
zaglijk groot. Die in éen beeld samen te
vatten, is lang niet gemakkelijk. Wordt dit
door verschillende menschen gedaan, dan
zal, ook zelfs wanneer het dien allen om
niets anders dan de waarheid te is, doen het
resultaat zeer onderscheiden zijn, óok omdat
niet elks persoonlijkheid haar licht op het
zelfde punt doet vallen. Daardoor wordt vol
komen objectieve waarheid moeilijk verkrijg
baar.
Dat alles moge eenige verklaring geven,
het ontneemt niets aan den ernst van het
feit, dat onder de vele stroomingen van dezen
veelbewogen tijd dé vloedgolf van de leugen
in een noodlottige richting drijft.
Er maakt zich, in het algemeen, van de
menschheid een gemoedsgesteldheid meester,
die het volstrekt niet erg vindt als men het
met de ^waarheid niet nauw neemt. Paul
Kruger's waarschuwend woord»Je mot nie
g'lo nie«, komt meer en meer te pas.
Niet boven alles zich verheffend dikwijls
nauw merkbaar zelfs is de overtuiging,
dat elk woord, met dé eerlijke, onopgesierde,
klaar zich uitende waarheid in strijd, oneer
brengt over wie er zijn lippen mee bezoedelt
of zijn pen maakt tot een duivels-instrument.
Een aantijging van niet >in de puntjes ge
trouw" te zijn geweest, wordt met een glim
lach aangehoord en met een geestigheid
afgeweerd, en wie op stiptheid staat en haar
zelf in toepassing brengt, blijft niet buiten
het gevaar, voor een steiloor te worden uit
gemaakt.
Nu is dat niet zoo heel erg; het behoort
tot de dingen, die men zich in dit wereldje
'ftioet leeren getroosten. Ook zullen wij ons
wel wachten voor de bewering, dat inder
daad waarheidlievende menschen met een
lantaarntje zijn te zoeken.l
Maar er is toch alle reden om te wijzen
op een gevaar. Het wegdoezelen van de
grenzen der waarheid doet schade aan eigen
levensvastheid, brengt in het karakter een
^besmetting waardoor het ten gronde gaat.
Als wij lezen van de oude Perzen het
volk van Cyrus, niet hun tegenwoordige
afstammelingen dat de kinderen er drie
dingen moerten leeren, namelijk Boogschieten,
'zwemmen en waarheid spreken, dan vinden
wij dat erg aardig, vooral wat het laatste
betreft. Ons opvoedingsprogram iseenigsrins
uitgebreider; zou misschien d&arom het punt
in quaestie minder tot zijn recht komen?
Is er gevaar voor verleugening, in het
particuliere zoowel als in het openbare leven,
dan moeten wij dit niet slecht ernstig onder
de oogen zien, maar ook het eenige middel
aanwenden, dat het kan keeren.
Welk dat middel zijn moet, wordt door
niemand betwijfeld.
Alleen is de vraag bij herhaling gedaan,
of bet een volstrekte regel is. dat altijd,
overal, onder alle omstandigheden de waar
heid moet worden gezegd. En dan gaat men
allerlei denkbeeldige gevallen voordragen,
waaruit dan zou moeten blijken, dat zulks
heel verkeerd zou zijn geweest.
Het Is zoo dergelijke dingen zijn denk'
baar. Men spreekt dan van een onschuldig
vervolgde, die gered moet worden, en bij
wiens schuilplaats zijn belagers worden
weggestuurd, met de verzekering dat bij er
niet is, of van een zieke, wiens toestand
men voor hem minder 'droevig tracht te
maken door de mededeeling, dat hij bete
rende is. Maar het eerste overkomt ons niet
vaak en wat het laatste aangaat, mag wel
de overweging gelden, dat niemand met
gewisheid de rechtmatigheid van eenige^hoop
zal durven ontkennen. Maar hoe het zij
het absolute is niet van deze wereld met
dergelijke bedenksels is de betwistbaarheid
van het groote voorschrift geenszins uitge
maakt. Ook de beoordeeling in den volks
mond van >een leugentje om ^bestwil*, dat
dan >geen zonde* heet, is geheel valsch,
wanneer men in aanmerking neemt, dat de
toevoeging precies de zelfde beteekenis heeft
als >uit eigenbelang*.
Doch er is éen ding, dat niet genoegzaam
wordt bedacht. Om steeds waar te kunnen
zijn, moeten wij niets te verbergen of te be
mantelen hebben, dat niet tot het domein
van het eigen leven behoort. Onze daden,
die toch óok atomen zijn in de ontwikke
ling van het algemeen gebeuren, moeten
geen element van veroordeeling bevatten,
waartegen de beschutting van de leugen
wordt opgetrokken. Wie daartoe overgaat,
bedekt het zedelijk bederf met den geur
van schadelijk reukwerk, spreidt over het
geen het daglicht schuwt een sluier, waar
onder alle kwaad voortwoekert.
Verleugening, tot maatschappelijk ver
schijnsel uitgegroeid, is doodend.
Naar den vrede.
Er komt kentering, hoe ook, zelfs van de
meest officieele zijde, wordt beweerd, dat het
nog geenszins tijd is om te spreken over de
beëindiging van den oorlog, die volgens
Kitchener pas in Mei zal beginnen.
Er komt kentering en het is goed, kennis
te nemen van al hetgeen kan strekken
den vrede te bespoedigen.
Zóo van het volgende gezamenlijk schrij
ven van het Bestuur van den Nederlandschen
anti-oorlogsraad en van de Commissie tot
bevordering der internationale samenwerking,
thans in duizenden exemplaren verspreid in
het Nederlandsch, Fransch, Duitsch en En-
gelsch
Onmiddellijk na het uitbreken van den
Europeeschen oorlog hebben verschillende
groepen van intellectueelen uit de strijdende
natiën in manifesten en brochures bet goed
recht van hun volk bepleit en deze gacbrif-
ten op ruime schaal in de neutrale landen
doen verspreiden. Nog steeds gaan 9 daar
mede voort; naast den oorlog met het zwaard
wordt een niet minder heftige krijg (gevoerd
met de pen.
Ook tot ondergeteekenden, allen onder
danen eener neutrale mogendheid, zijn deze
geschriften gekomen. Zij namen daat van met
levendige aandacht kennis, in zooverre be
doelde geschriften ben in staat stelc.eo, zich
een juister denkbeeld te vormen, niet alleen
van de stemming, die in de kringen der in
tellectueelen bij de strijdende vol'een door
bet uitbreken van den krijg is gewekt, maar
ook van de meeningen, die daa." worden
gekoesterd omtrent het ontstaan er den aard
van den tegenwoordigen oorlog.
Het heeft hun niet bevreemd dat de
woordvoeders der tegenover elkander staande
volken allen evenzeer er van oveituigd rijn,
het recht aan bun zijde te hebben. Evenmin
hebben zij er zich over verwonde) d, dat bij
deze woordvoeders een zóo steike drang
bleek tebestaanom* hun goed recht ook
bij de neutralen te bepleiten. Imn ers bij zulk
een ontzettenden strijd is het voer alle deel
nemende volken een psychologische elsch,
dat zij onvoorwaardelijk gelooven in de ge
rechtigheid hunner zaak, en kan het niet
anders of zij begeeren vurig, te;{©nover an
deren van dit hun geloof te getq.gen. Alleen
een rostvast vertrouwen in de of aantastbaar
heid hunner zaak kan hen er voor bewaren,
in de geweldige worsteling te wankelen of
te versagen.
Maar met oprecht leedwezen hebben on
dergeteekenden bemerkt, dat in verreweg de
meeste van de bedoelde geschriften te eenen
male zelfs de poging ontbrak om billijk te
zijn tegenover den tegenstander en dat aan
dezen gewoonlijk de slechtste en hatelijkste
motieven worden toegedicht.
Ondergeteekenden eerbiedigen de overtui
ging dar oorlogvoerende natiën, dat zij strij
den voor een rechtvaardige zaak. Ook' al
zouden zij zelf reeds een oordeel hebben ge
vormd over het ontstaan van dl zen oorlog,
dan nóg zouden zij het tegenwoordige cogen-
blik ongeschikt achten om meeting tegen
over meening, argument tegenover argument
te stellen. Dit blijve voorbehouden voor later
tijden, wanneer het wetenschappt lijke onder
zoek rustig zal kunnen wikken en wegen,
wanneer de nationale hartstochten tot beda
ren zijn gekomen en het vonnis der geschie
denis in meer gelaten stemming tal worden
aangehoord.
Maar wel achten zij het hun plicht en be
schouwen zij het als een voorreek t, dat hun,
als neutralen, ten deel valt om een ernstige
waarschuwing te laten hooren tegen het
stelselmatig kweeken van een duurzame
verbitterde stemming tusschen de thans met
elkaar strijdende- volken.
Oók al begrijpen zij volkomen, dat de te
genwoordige gebeurtenissen het nationaliteits
gevoel tot het uiterste hebben geprikkeld,
dan toch zijn zij van meening, dat vader-
landalièfde niet behoort uit te nluiten het
vermogen om recht te doen wede;-varen aan
het karakter van den tegenstandei dat ge
loof in de deugden van eigen volle niet ge
paard behoeft te gaan met den waan, dat
alle ondeugden eigen zijn aan het volk,
waarmede men oorlog voertdat overtuiging
der gerechtigheid van eigen zaak niét mag
doen vergeten, dat door den tegenstander
die overtuiging in even sterke tfirte wordt
gekoesterd.
Men gunne bovendien toch plaats aan de
overweging, dat de vraag, welke volken als
vijanden tegenover elkander kometi te staan,
afhankelijk is van de {>olltieke verhoudingen,
die wisselen naar door niemand te voorziene
omstandigheden. De vijand van heden is
misschien de vriend van morgen.
De wijze, waarop thans niet alb en in de
bedoelde geschriften, maar ook en vooral in
de dagbladpers der oorlogvoerende mogend-