Zaterdag 23 $$1 Januari 1915. No. 8521 64e Jaargang B IJ B L A D. AUEHSFOORTSCEE COURANT. Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „l)e Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cieeff" HOOFD-REDACTEUR Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden fi.— n Tt franco per post /1.15. Advert en tien 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel- BUREAU p j fHIDSEIZS abonnement reductie, waarvan tarief op aauvraag kosteloos. Legale, officieële- en onteigening!- advertentiên per regel 15 cent Reclames 13 regels f 1.25. Bewijsnummers naar buiten KORxaGRAOttT 9. AMERSFOORT worden in rekening gebracht en kosten evenals afzouderlijke nummers 10 cent. Bij advërtentien van buiten de stad worden de Incasseerkosten in rekening gebracht. Postbus 9. Telefoon 19. Bij dit nummer behoort een KENNISGEVINGEN. De Burgemeester van Amersfoort, (inzien artikel 41 der Gemeentewet, Brengt ter kennis van de ingezetenen, dat de Raad dezer Gemeente zal vergaderen op Dins dag 26 Januari aanstaande, des namiddags ten half aoht. Amersfoort, 21 Januari 1915. a De Burgemeester voornoemd Van RANDWIJCK. STAAT VAN OORLOG EN BELEG. De Burgemeester der Gemeente Amers foort maakt bekend, dat bij Koninklijk besluit hot gebied der Gemeente Amersfoort in staat van beleg is verklaard en dat het militair gezag vöor dat gebied wordt uitgeoefend door den Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht. Voorts wordt de aandacht van een ieder gevestigd op de volgende bepalingen van de Wet van 23 Mei 1899 (St.bl. no. 128), gewijzigd bij de Wet van 31 December 1909 (St.bl. no. 469): Hoofdstuk II. Van den staat van oorlog. Art. 8. In staat van oorlog zijn de arti kelen van dit hoofdstuk van toepassing op het grondgebied, aangeduid Jin het besluit, dat den staat van oorlog verklaart. Wanneer de staat van oorlog wordt opge heven, houden de ingevolge de bepalingen van dit hoofdstuk door militair gezag geno men maatregelen van rechtswege op te gelden. Art. 9. De besturen van en de ambte naren In dienst bij provinciën, gemeenten, waterschappen, veenschappen en veenpolders zijn verplicht, aan het militair gezag de inlich tingen te verschaffen, welke van hen ver langd worden en tot het verstrekken waar van zij in staat zijn. Art 10. Door het militiar gezag worden, na overleg met het betrokken burgerlijk ge zag, zoo noodig, nieuwe politieverordeningen alsmede verordeningen en keuren van water schappen, veenschappen en veenpolders vast gesteld en bestaande gewijzigd of geschorst. De daartoe strekkende besluiten zijn van kracht onmiddellijk nadat zij zijn afgekondigd op de wijze, door het militair gezag te be palen en worden aan Gedeputeerde Staten medegedeeld. De vrijwilligerkorpsen komen onder de onmiddellijke bevelen van het militair gezag. Art. 11. Het militair gezag stelt, na over leg met het betrokken burgerlijk gezag, zoo noodig, de maatregelen vast, welke genomen moeten worden om te voorzien in het onder houd der inwoners en de behoeften der be zetting. Het militair' gezag is bevoegd, indien zulks ter uitvoering van de in het eerste lid be doelde maatregelen noodzakelijk is, elke plaats, zelfs tegen den wil van den recht hebbende, te betreden of van zijnentwege op vertoon van een schriftelijken, daartoe strekkenden algemeenen of bijzonderen last. te doen betreden en aldaar nasporing of huiszoeking te doen of te laten doen. Tot nasporing in eene woning en tot huis zoeking wordt zoodanige last alleen ver strekt aan een officier, die zich, zoo noodig, door militairen van lageren rang kan doen vergezellen. De met de nasporingen en huiszoeking be laste officier is gehouden van zijn bevindin gen proces-verbaal op te maken en dit In te leveren bij het militair gezag. Art. 12. Voor zoovet zulks niet bij de wet is geschied, stelt het militair gezag, na overleg met het betrokken burgerlijk gezag, zoo noodig, de regelen vast nopens de hulp, die de bevolking in de militaire werkzaam heden zal hebben te verleenen. Artikel 193 der Gemeentewet is in dat geval niet toepasselijk. Het militair gezag is tevens bevoegd te bepalen, dat de voorschriften der Arbeids wet, der Veiligheidswet en der Hinderwet buiten werking worden gesteld. Art. 13. Het militair gezag regelt of wijzigt, na overleg met het betrokken bur gerlijk gezag, zoo noodig, den dienst der politie en brandweer. Het stelt, zoo noodig, eene geheime politie in, om de handelingen van verdachte personen na te gaan en de pogingen tot verstandhouding met den vijand of het vormen van samenspanningen tijdig op te sporen en tegen te gaan. Art. 14. Op het militair gezag gaan over de bevoegdheden, bij art. 116 en art. 187, iste zinsnede der Gemeentewet aan den Burgemeester gegeven. De politie en de brandweer treden dan onder de bevelen van het gezag. De overige bepalingen van laatstgemeld artikel zijn in dat geval niet toepasselijk aldan vervallen de bevoegdheden aan Onze Commissarissen in de provinciën gegeven bij de artikelen 13, 14 en 15 hunner instruc tie, vastgesteld bij Koninklijk besluit van 27 September 1850 (Staatsblad no. 62). Art. 15. Het militair gezag is bevoegd, alles te-doen wegruimen wat aan de behoor lijke verdediging in den weg staat. Daarvoor wordt schadeloostelling verleend, tenzij bij de wet anders is bepaald, of het tegendeel overeengekomen is. Art. 16. Het militair gezag is bevoegd, wegen, wateren, terreinen en gebouwen, zoo noodig met de daarin aanweze werktuigen, aan provinciën, gemeenten, waterschappen, veenschappen, veenpolders of aan particulie ren toebehoorende, in gebruik te nemen, wanneer dit voor de uitoefening van den militairen dienst noodzakelijk is. Zoodra het gebruik niet meer noodig is, wordt het ge bruikte eigendom door of vanwege Onzen Minister van Oorlog weder ter beschikking van de rechthebbenden gesteld. De wederbe- schikbaarstelling wordt door genoemden Mi nister ter algemeene kennis gebracht. Voor het gebruik wordt schadeloosstelling verleend, tenzij het tegendeel overeengeko men is. Onze Minister van Oorlog" is verder be voegd, voor rekening van den Staat, het gebruikte eigendom terug te brengen in den toestand, waarin het zich vóór de ingebruikneming bevondbij de bepaling van het bedrag der schadeloosstelling wordt daarmede rekening gehouden. Art. 17. Tot het erlangen van schade loosstelling, op grond van de artikelen 15 en 16, moet belanghebbende eene aanvrage indienen aan Onzen Minister van Oorlog en zulks, voor zooveel betreft het geval, bedoeld in artikel 15, binnen eene maand nadat de staat van oorlog of de staat van beleg is opgeheven en in het geval, bedoeld in arti kel 16, binnen eene maand na de dagteeke- ning van de in dat artikel bedoelde kennis geving. Binnen twee maanden nadat die aanvrage bij het Departement van Oorlog is ontvangen, biedte onze Minister van Oorlog aan den belanghebbende eene bepaalde som als scha deloosstelling aan. Is binnen den gestelden termijn geen aanbod door den belangheb bende ontvangen of acht bij de aangeboden schadeloosstelling niet voldoende dan kan hij het geschil op de gewone wijze bij den burgelijken rechter aanbrengen. Door het milita'r gezag kan, bijaldien zulks wordt verlangd, op de schadeloosstelling voorschot worden verstrekt. Art. 18. Het militair gezag is bevoegd, te verbieden het door middel van de druk pers of op andare wijze bekend maken van berichten en opmerkingen betreffende mili taire maatrelgen, in het in staat van oorlog verklaarde grondgebied genomen. Dit verbod wordt bekend gemaakt op de wijze, door het militair gezag te bepalen. Hoofdstuk III. Van den staat van beleg. Art. 19. De bepalingen van hoofdstuk II gelden nok voor ïlen staat van beleg, voor zoover deze wet niet anders bepaalt. Art. 20. In staat van beleg zijn de arti kelen van dit hoofdstuk van toepassing op het grondgebied, aangeduid in het besluit, dat den staat van beleg verklaart. Art. 21, De burgerlijke besturen en de daarbij in dienst zijnde ambtenaren zijn ver plicht te gehoorzamen aan de bevelen van het militair gezag, gegeven overeenkomstig de door Ons vastgestelde instructiën. Openbaarmaking dezer instructiën zal, zoo mogelijk, geschieden. Art. 22. Door het militair gezag worden, zoo noodig, nieuwe politieverordeningen als mede verordeningen en keuren van water schappen, veenschappen en veenpolders vast gesteld en bestaande gewijzigd of geschorst. De daartoe strekkende besluiten zijn van kracht, onmiddellijk nadat zij zijn afgekon digd op de wijze, door het militair gezag te bepalen en worden aan Gedeputeerde Staten medegedeeld. Art. 23. Het militair gezag is bevoegd, den toegang tot, het verkeer binnen en het verlaten van het in staat van beleg verklaarde grondgebied te regelen overeenkomstig de eischen der algemeene veiligheid. Art. 24. De bevoegdheden, bij de artike len «8 en 21 der Wet van 23 April 1855 (Staatsblad no. 32) aan het burgerlijk gezag gegeven, worden opgeheven. Art. 25. Behalve de volgens de Grondwet geoorloofde openbare godsdienstoefeningen worden, hetzij in de open lucht, hetzij in gebouwen of besloten plaatsen, geene open bare vergaderingen van bijzondere personen of openbare bijeenkomsten en geene optoch ten gehouden, dan met schriftelijke vergun ning van het militair gezag. De aanvrage daartoe moet schriftelijk worden gedaan. Deze bepaling geldt mede ten aanzien van bijeenkomsten om zich in den wapenhandel te oefenen. Aan de vergunningen kunnen voorwaarden worden verbonden. Art. 26. Vergaderingen en bijeenkomsten waartoe het publiek, hetzij met, hetzij zonder betaling van geld voorwaardelijk of onvoor waardelijk toegang heeft, worden begrepen onder de openbare vergaderingen en bijeen komsten, in het vorige artikel bedoeld. Art. 27. Elke vergadering, bijeenkomst of optocht, als bedoeld in artikel 25, gaat op de door of namens het militair gezag gedane vordering terstond uiteen. Art. 28. Het militair gezag is bevoegd, schouwburgen, sociëteiten, koffiehuizen, tap perijen en andere lokalen, bestemd tot ge zellig verkeer, alsmede fabrieken en werk plaatsen in het belang der openbare orde of veiligheid, voor korteren of langeren tijd te sluiten. Art. 29. Het Vnilitair gezag is bevoegd, de wettelijke bepalingen op het dragen van wapenen alsmede die op de uitoefening der jacht zoodanig te wijzigen, als in het belang der openbare veiligheid noodig wordt ge acht en te bevelen, dat de inwoners de in hun bezit zijnde wapenen en^mmunitie op daartoe aan te wijzen plaatsen inleveren. Voor het geval de ingeleverde wapenen en ammunitie niet aan de rechthebbenden worden teruggegeven in den toestand, waarin zij bij de inlevering verkeerden, za'. daarvoor schadeloosstelling worden verleend. Het voor schrift van artikel 17 is ten deze van toe passing, met dien verstande, dat de aanvrage tot het erlangen der schadeloosstelling aan Onzen Minister van Oorlog moet worden ingediend binnen eene maand nadat de staat van beleg is opgeheven. Art. 30. Het militair gezag is bevoegd, in geval van noodzakelijkheid, met afwijking van de bepalingen der Wet van den ioden April 1869 (Staatsblad no. 65) en van artikel 11 der Wet van 4 December 187 2 (Staatsblad no. 134) omtrent het begraven van lijken voorschriften te geven. Art. 31. Bij algemeenen maatregel van bestuur wordt bepaald op welk© wijze bij het voorkomen van overlijden en van ge boorten, in plaatsen, met welke alle gemeen schap uit hoofde van oorlog of binnenhmdsche onlusten is afgesaeden, een en ander in de gewone registers van den burgerlijken stand zal worden ingeschreven. Art. 32. In plaatsen, met welke alle ge meenschap uit hoofde van oorlog of binnen- landsche onlusten is afgesneden, kunnen de uiterste willen door niet-militoiren gemaakt worden voor elk openbaar burgerlijk ambte naar en eiken officier, die ten minste den rang van luitenant beeft, in tegenwoordig heid van twee getuigen. Op deze uiterste willen zijn toepasselijk de bepalingen van de artikelen 996 -1000 van het Burgerlijk Wetboek. Art. 33. Het militair gezag is bevoegd, aan personen, wier aanwezigheid voor de rust en de algemeene veiligheid wordt ge acht gevaarlijk te zijn, het verblijf binnen het in staat van beleg verklaarde grondge bied te ontzeggen en dezen daaruit te ver wijderen, of, indien de mogelijkheid daartoe niet bestaat, hen in bewaring te stellen. Art. 34. Bestaat er ten aanzien van «enig verdedigingswerk, onder welke benaming, be halve vestingen en forten, ook begrepen wordt elke bebouwde kom, die door verde digingswerken omringd is, gevaar voor spoe dige insluiting, dan is bet militair gezag bevoegd, het verblijf aldaar te ontzeggen aan die personen, wier aanwezigheid voor de verdediging niet noodig en wier onderhoud niet behoorlijk verzekerd is, en dezen daaruit te verwijdecen. Het militair gezag heeft, wanneer het ge vaar in de vorige zinsnede bedoeld bestaat, tevens, voor zooveel toepasselijk, de bevoegd heden, omschreven in art. 33 der Wet van 14 September 1866 (Staatsblad no. 138), laatstelijk gewijzigd bij die van 10 Mei 1890 (Staatsblad no. 83) ter voorziening in het onderhoud der inwoners, terwijl daarvoor alsdan tevens op de gemeenten en de inwoners de verplichtingen rusten, bedoeld in art. 32 dier gewijzigde wet. De bepalingen van art. 34 dier gewijzigde wet zijn ten deze van toepassing, Wanneer een verdedigingswerk ingesloten is, is het militair gezag bevoegd de inwoners op rantsoen te stellen-. Art. 35. Het militair gezag is bevoegd, aan niet-militairen, die voor de verdediging nuttig werkzaam kunnen zijn, het verlaten van hei in staat van beleg verklaarde grond gebied te verbieden en te verhinderen, als mede het wegvoeren van paarden, vee, wagens, vaartuigen, levensmiddelen en andere voor werpen van bedoeld grondgebied te bevelen, te bewerkstelligen of te beletten. Art. 36. Het militair gezag is bevoegd, indien het belang der defensie zulks nood zakelijk doet zijn, niet-militairen op te roepen om deel uit te maken van de militair», macht en, als zoodanig, hulp en medewerking te verleenen, hetzij tot bewaring der rust of tot deelneming aan de werkdadige verdedi ging, hetzij tot het verrichten aan die mili- tiare werkzaamheden, welke door ben kunnen geschieden. Zij zijn alsdan aan de militaire rechtsmacht onderworpen. Art. 37. Het militair gezag is bevoegd, beperkende bepalingen vast te stellen omtrcr* het drukken, uitgeven, verspreiden, aanplak ken of in den handel brengen van geschriften of teekeningen, of dit geheel te verbieden. Dit besluit wordt bekend gemaakt op de wijze, door het militair gezag te bepalen. Art 38. Het militair gezag erlangt de beschikking over de inrichtingen der posterij, telegraphie en telephonie en is bevoegd, de wettelijke bepalingen* omtrent den post-, tele graaf- of telephoondienst zoodanig te wijzi gen als in het militair belang noodig wordt geacht. Het militair gezag is mede bevoegd, in beslag te nemen en te openen elk stuk, aan de post of andere instelling van vervoer, dan wel aan de telegraaf toevertrouwd, en daarvan inzage te nemen.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1915 | | pagina 1