Donderdag II Februari 1915. No 8529 64e Jaargang Uitgave van de tfadmlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff hoofd-redacteur F. J. 7REDEHIE8. AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden f 1. franco per post 1.15. Advertentien 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieële- en onteigenlngs- advertentiën per regel 15 cent Reolames 1^-5 regels ƒ1.25. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers xo cent. Bij advërtentien van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. bureau: KORTS GRACHT 9. Postbus 9. Telefoon 19, K E N N I S U F. V I N O E N. STREMMING VERKEER. Burgemeester en Wethouders van Amers foort brengen ter openbare kennis, dat de CONINCSTRAAT mét ingnng van heden, tot nadere aankondiging, wegens bestra- tingswerkexi, voor het verkeer met rij- en voertuigen is gesloten. Om de hooibergen te kunnen bereiken, moeten de voertuigen het Plantsoen, vanaf de Bloemendalschepoort, berijden, waartoe bij deze vergunning wordt verleend. Amersfoort, 10 Februari 1915. Burgemeester en Wetho.uders voornoemd, De Burgemeester, van raxdwijck. De Secretaris, A. R. VEENSTRA. De Burgemeester van Amersfoort brengt ter kennis van belanghebbenden, dat, blykens schrijven van den Commissaris der Ko ningin in deze Provincie van 5 Februari 191o, 4e Afdeeling, no. 483, in de Gemeente Soest een geval van mond- en klauwzeer is voorgekomen. Amersfoort, .8 Februari 1915. De Burgemeester voornoemd, Van RANDWJJCK. Nationalisme. In de dagen, toen wij nog doende waren met op de Lagere school de onderste grond slagen te leggen voor onze historische ken nis, deed het ons vreemd aan, te vernemen, dat de door alle schooljongens hoogvereerde admiraal De Ruyter eigenlijk is gesneuveld in een zeeslag, geleverd ter ondersteuning van de Spanjaarden van de zelfde lui, met wie een kleine dertig jaar vroeger vrede was gesloten, nadat zij niet minder dan tach tig jaren lang met een betrekkelijk korte tusschenruimte onzen vaderen het leven zuur hadden gemaakt, of althans getracht te maken. Zóo gauw weer goeie vrinden*, bondge- nooten, wien het kostbaarste geofferd werd, dat wij te geven hadden, dat wilde er bij ons niet goed in. Onze onderwijzer, dien we van ons bezwaar deelgenoot maakten, trad niet in uitvoerige beschouwingen, maar zei eenvoudigJa, jongens, als de volken vrede hebben gesloten, moeten de vroegere ge schillen vergeten zijn. I11 onzen tijd bestaat aanleiding om de zelfde verwondering nóg sterker te gevoelen. Wie zou. na hetgeen wij hebben beleefd, gedacht hebben aan de mogelijkheid van samenwerking tusschen Boer en Brit, van een goede verstandhouding tusschen Rus en Japanner? De volkshaat, die tot een oorlog leidt of, juister wellicht, daaruit opgroeit, wortelt dan toch niet zóo diep, dat hij onuit roeibaar zou zijn. Daar staat tegenover een andere, ook min of meer hedendaagsche ondervinding.Altijd er aan denken, nooit er van sprekenheeft Gambetta gezegd ten aanzien van de ver loren ProvinciCx), dje Frankrijk toch óok door verovering verkregen en bijna twee eeuwen in zijn bezit gehouden had. Het op wassend geslacht heeft zich aan het laatste deel dezer aanbeveling niet strikt gehouden en de voorstelling van een verminkte Gallia bleef een plaats innemen in de gesprekken en in de uitingen der pers. De vrede van Frankfort werd nooit openlijk aanvaard als een finale oplossing. Toch bestond er reden om de vraag, of niet kon verwacht worden, dat eerlang de levendigheid der herinneringen aan Frank- rijks rampen in 1870 zou verflauwen, naar mate de oudere deelnemers aan den reuzen strijd van het weteldtooneel verdwenen, niet bepaald ontkennend te beantwoorden. Het zoogenaamd nationalisme, in een deel der pers aangekweekt met politieke bijoogmer- ken, verloor aan invloed en de betrekkingen met den Oostelijken nabuur begonnen reeds verschijnselen te vertoonen, die aan afslijting van de scherpe kanten deden denken. Hebben deze feiten bij velen wellicht aan leiding gegeven tot al te optimistische ver wachtingen omtrent de toekomst, waarin zij op al te wreede wijze door de gebeurtenis sen van het laatstverloopen halljaar zijn te leurgesteld, er is toch grond om een enkel woord te zeggen over den invloed van dat zelfde nationalisme, dat nu gebleken is in zijn eenzijdigheid de zoozeer gewenschte harmonische samenwerking der volken tegen te werken integendeel botsingen uit te lokken, die de vorderingen der beschaving tegenhouden. Wat verstaat men eigenlijk onder Natio nalisme Het begrip vaderlandsliefde wordt er niet geheel door gedekthet vertoont een scherper karakter. Het minst komt het voor in die kleine landen, waar ras-en Staats grenzen ongeveer samenvallen, waar hetgeen bij elkander behoort zich zonder inmenging van anderen rustig kan ontwikkelenhet treedt op een bijzondere wijze te voorschijn, als volksgroepen gewrongen zijn in een Staatsverband, waar, door taalverschil, ras afwijkingen en verscheidenheid van zeden, het volgen van door een nietzelden aan matigende meerderheid afgebakende paden niet altijd gemakkelijk valt. Het doet zich op andere wijze kennen, en dan het sterkst, in den eenheidsstaat, waar de openbare mee ning geneigd is om eigen hoedanigheden te verheffen, eigen tekortkomingen te bemante len, eigen krachten te overschatten, en voor het overige een bekrompen opvatting van nationale belangen tot richtsnoer van poli tieke handelingen te kiezen. Right or wrong, my country. Dat is dus niet geheel het zelfde als het geen wij hebben te beschouwen als liefde voor het vaderland. Ongetwijfeld, ook deze kan ons het wapen in de hand drukken, ons naar het oorlogsterrein drijven, ons dwingen om de weermiddelen op te voeren tot aan de grens der beschikbare krachten, en het zou in de hoogste mate onbillijk zijn, indien wij het oog sloten voor de edele aandrift van algeheele toewijding aan de zaak hunner natie, die bij de thans strijdenden aan weers zijden de zwaarste offers doet brengen. Toch ontbreekt er iets aan. Geiijk wij in het leven der individuen ver schil maken tusschen een zelfzucht, die alles afwijst en die bestrijdt hetgeen niet rechtstreeks en uitsluitend persoonlijk voordeel geeft, en het veredeld egoïsme, van hetwelk geen andere dan rechtmatige pogingen tot behoud van eigen persoonlijkheid en versterking van eigen krachten in verband met de eischen der gemeenschapsbelangen zijn te wachten, is noch in zijn oorsprong, noch in zijn werking het nationalisme anders te beschouwen dan als een bastaard van de vaderlandsliefde. Er is nog een derde vorm, waarin onze betrekking zich uitdrukt tot de natie van welke wij deel uitmaken. Het is die van den censor. Hier is er een, die een nationaal ge brek in het oog vat en met ernst berispt; zijn woord treft als de stem eens vriendsen vindt weerklank, die somtijds leidt tot ver betering. Herinneren wij ons niet menige aansporing tot minder lauwheid, tot krachti ger samenwerking, tot meer geringschatting van kleine verschillen, tot beter onderschei ding van hetgeen een volk waarlijk grooter maakt en mogen wij betwijfelen, of er wel iets goeds uit de waarschuwingen is voort gekomen? Maar daarnaast staat ook de wij zouden kunnen zeggen stelselmatige criticus van het Nederlandsche volksleven, die er niet veel goeds in kan ontdekken en telkens heenwijst naar buitenlandsche, niet zelden verzonnen, vaak te hoog opgevijzelde modellen. Dat er al heel weinig naar hem wordt geluisterd, strekt óok al niet om zijn stemming te verbeteren. In onze dagen viert het nationalisme hoog tijd. Misschien is dat ook een reactie op de gevoelens, die overheerschend waren in een tijdperk, dat nog maar dicht achter ons licht en die het wereldburgerschap als grondtoon hadden. Het laatste is wellicht wat al te ijverig op den voorgrond geschoven en te kunstmatig aangekweekt. Theoretisch juist is het, dat in het streven naar éen doel, naar de bereiking van éen 1 hoog ideaal, alle volkeren der aarde moeten samengaan en daartoe naar eenheid van middelen hebben te zoeken. Maar daarbij vallen niet weg de eischen der verscheiden heid en de verschillen van belangennoch deze noch gene kan men met een handgebaar ter zijde schuiven, evenmin als dat mogelijk is binnen de grenzen van den zelfden Staat met de uiteenloopende godsdienstige'mee ningen en politieke richtingen. Dat alles is er als onmisbaar ontwikkelingsmateriaal, en nu moet men er niet mee omspringen als ware er een kleinste gemeene veelvoud uit te rekenen, een allegaartje sainen te tellen. De volkeren en de rassen moeten leeren, met elkander te leven en elkanders eigen karakter, zooais het zich openbaart in taal, in gewoonten, in ethische waardebepaling, te eerbiedigen. Niet in den zin van een goedkeuring, die zou kunnen leiden tot overneming, tenzij de wenschelijkheid van deze een zaak van overtuiging wordt dat komt in den om gang der volkeren telkens voor en is ook on misbaar voor de onderlinge inwerking van beschavingsvormen maar in eerlijke er kenning van. ieders recht op eigen stoffe lijk en geestelijk bestaan, met opheffing van belemmeringen en wegneming van con flicten, waardoor de regelmatige ontwikke ling van elk op zichzelf staand nationaal leven zou worden tegengehouden. Op dit oogenblik vertoont hetgeen men weieens de huishouding der volkeren noemt, het beeld eener groote verwarring; het is als ware ieders hand tegen allen opgeheven. Dat kan niet lang zoo voortdureneen zóo ongehoord heftige beweging moet weldra haar grenzen ontmoeten. En daarna zal er schrikbarend veel nationale haat, thans op schietend als het gewas der wildernis, moe ten worden uitgeroeid. Moge deze terugkeer tot nornalcn gees testoestand voor ons, neutralen, niet van overweldigende moeilijkheid zijn. Wij moe ten toch toonen te begrijpen, dat het werk der verzoening tact vereischt en niet opdrin gerig mag zijn. Want dan loopt het gevaar, te mislukken. Een wijs woord. Dr. - A. W. Bronsveld schrijft in de I'e- bruari-aflevering van de »Stemmen voor waarheid en vrede* over de Oorlogsleening en zegt onder meer: Het is nu gebleken, dat ons volk op dit oogenblik een aanzienlijk kapitaal beschik baar heeft; voorts kwam aan het licht, dat wij groot vertrouwen stellen in de draag kracht onzer natie, en in haar tegenwoordig financieel beheer. Vooral tegenover het bui tenland mogen wij ons over dezen uitslag ver heugen. Ook heeft het zijn goede zijde, dat deze millioenen in ons land blijven, en dat, wan neer de Beurs en daarmee de gelegenheid tot »speculeeren« weer geopend wordt, al thans de nu te storten millioenen niet zullen gewaagd worden aan het onbetrouwbaar Beurs-spel. Maar rente en aflossing zullen eeti merk baren druk uitoefenen op de belastingplich tigen. Napleiten helpt niet, en daarom zullen wij niet stilstaan bij de vraag, of onze mili taire overheid, vooral in de eerste dagen der mobilisatie, wel de noodige zuinigheid heeft betracht. Laat ons de gedachte troosten, dat een oorlog en een bezetting van ons land door den vijand, van ons onnoemlijk veel zwaardere offers zouden gevergd hebben. Maar nu komt het er op aan, op de kleintjes te passen. De veerkracht van ons volk moet zich vertoonen niet alleen in weerkracht, maar ook in werkkracht Ik vrees, dat maar al te velen zich ver zoend hebben met de gedachtte aan steun en hulp. Men kwam nu zoo gemakkelijk aan het noodige. De hulpvaaidige handen ver drongen elkander. Velen verkeerden in betere financieele omstandigheden dan voorheen, toen de man den kost verdiende. Het moet er weer toe komen, de handen uit de mou wen te steken. En dan vervolgt dr. Bronsveld worde het, als God ons vrede heeft gegeven, niet een wedloop om den werkman, den arbeiden den stand te helpen, maar denke men aan dien breeden kring uit ons volk, die van alle zijden wordt gedrukt en gevaar loopt van doodgedrukt te wordenden middenstand. De middenstand lijdt schrikkelijk onder de tijdsomstandigheden. Velen gaan bezuinigen, ofschoon hun inkomen volstrekt niet minder werd, en bezuinigen beteekent.dat men uitstelt, artikelen te koopen, die men zich anders altijd aanschaft. De artikelen zijn ingeslagen, de wissels, die om betailng vragen, komen in; maar er is niets verkocht. Van betrouw bare zijde weet ik, hoeveel zorg en kom mer de winkelstand in onze dagen lijdt. Publieke vermakelijkheden, schouwburgen, bioscopen, herbergen, winkels met lekkernijen worden druk bezocht; maar een aantal kleine burgers, die allerlei belasting moeten op brengen, en die zich niet durven aanmelden bij het Steun-comité, zijn den ondergang nabij. Laat ons toch die grootendeels knappe, fatsoenlijke menschen, die geen handenwerk kunnen verrichten en zich schamen om te bedelen, niet aan hun lot overlaten. Men vraagt nü al om »sociale« wetten, nog eer de oorlog ten einde is ik zou zeggen denkt allereerst aan den middenstand, die ook door uw sociale wetten, door uw steeds stijgende belastingen ten gronde wordt ge richt, Een wijs woord, schreven we hierboven. We hebben er slechts weinig aan toe te voegen. Immers tegenover de uitspraak van den Burgemeester in zijn op 26 Januari in den Raad uitgesproken Nieuwjaarsrede»Over het algemeen genomen, meen ik te mogen zeg gen, dat de handel en de nijverheid het jaar 1914 gunstig hebben ingezet, terwijl met het oog op de heerschende crisis niet al te pessimist over de toekomst mag worden gedacht. Was na het vertrek van het garnizoen een stille periode ingetreden, zoo heeft het, ofschoon niet langdurige, verblijf van duizenden geïn terneerde soldaten en de sedert half October voortdurende aanwezigheid van vele op eerewoord vrijgelaten Belgische officieren en van vele Hollandsche militairen een aan- merkelijken opbloei op economisch gebied ten gevolge gehad* staan de verklaringen van de Voorzitters der beide middenstands- vereenigingen. Volkomen juist was de verklaring van een hunner, »dat 1914 voor stellig meer dan 80 pCt. der handeldrijvende en iudustrieele middenstanders niet alleen hoogst onzeker en vol angst, maar ook zeer nadeelig geweest* Voor de bouwvakken, »dit belangrijk on derdeel van de nijverheid*, is bier veel gedaan. Mogen er óok wegen en middelen worden gevonden om de overige middenstanders intijds te helpen. Maar al te waar is het woord van dr. Bronsveld: de middenstand lijdt verschrik kelijk onder de tijdsomstandigheden. Na 195 dagen. Op Maandag 27 Juli 1914, toen heel Europa onrustig was, bleek het op de Amsterdam- sche Effectenbeurs ook reeds zeer duidelijk, dat buitengewone dingen te wachten stonden. Dien dag was de toestand, vergeleken bij vroeger, reeds zeer critiek. Een crisis stond te wachten. De koersen in vele fondsen daal den onrustbarend. De beroemde K011. Petro-

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1915 | | pagina 1