Dinsdag i6 $8Februari 1915. No 8531. 64e Jaargang AMERSFOORTSCHE COURANT. Uitgave van de Naainlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff". HOOFD-REDACTEUR Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden f\.— franco per post f 1.15. Advertentien 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel- BUREAU F» T VB VTi vt) TIT a abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officleele- en onteigening* ttAUJLttittö. advertentien pe. regel 15 cent Reclames 1-3 regels /1.15. Be wijst, .mmers nur buiten KOïlTBQILAOHT 9. AVFRSFnnBT worden in rekening gebracht en koeten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentien van buiten de stad worden de Incasseerkosten in rekening gebracht Postbus 9. Telefoon 19 KKNNISOEYINGEN. De Burgemeester en Wethouders van Amers foort, Gelet op art. 2G4 der Gemeentewet, Doen te weten, dut het 3e suppletoir kohier der inkomstenbelasting over het dieustjaar 1914, goedgekeurd door Ge deputeerde Staten van Utrecht, in afschrift gedurende vijf mainden op de Secretarie der Gemeente voor oen ieder ter lezing ligt. Amersfoort, 15 Februari 1915. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Burgemeester, Van RANDVVIJCK. De Secretaris, A. R. VRENSTRA. De Burgemeester van Amersfoort brengt ter kennis van de ingezetenen dezer Gemeente, dat de door den Directeur van 'e Rijks directe belastingen, enz. te Utrecht executoor verklaarde kohieren Nos. 12 en 13 van de Personeel© Belasting over het dienstjaar 1914 aan den Ontvan ger van '8 Rijks directe belastingen alhier zijn ter hand gesteld, aan wien ieder verplicht is, zijnen aanslag op den bij de wet bepaalden voet te voldoen. Gedaan en op de daarvoor gebruikelijke plaat sen aangeplakt te Amersfoort, den 15 Februari 1915. De Burgemeester voornoemd, Van RANDWIJCK. VOOR DEN HANDEL. Voor firma's die zaken doen met de Ver- eenigde Staten van Noord-Amerika ligt bij den Secretaris der Kamer van Koophandel en Fabrieken te Amersfoort ter lezing een schrijven van de American chamber of com merce for the Nëtherlands and its colonies, benevens een publicatie van het Eerste Nederlandsche koopmansgilde te Dusseldorf. De Kamer voornoemd, J. CtRR. KLEBER, Voorzitter. Hs. P. van HASEI.EN, Secretaris. Muurhuizen 13. Onze straatnamen. (INGEZONDEN.) Geachte Redactie, Blijkens uwe beschouwing over onze straat namen, in uw blad van 13 Februari 1.1., ver onderstelt U, dat er in onzen bewogen tijd nog belangstelling voor zoo iets bij uwe lezers te vinden is1). Ingaande op deze mee ning, wil ik met een enkel woord U van antwoord dienen voor die namen, waarvoor ik mij esnigszins aansprakelijk acht. De spelling van den naam van Oldenbar- nevelt. Ik zou U in de eerste plaats willen aanraden om, voordat U weder eens iets van het borstbeeld op het Stationsplein (of bedoelt U soms een ander, ons onbekend?) mededeelt, eene wandeling daarheen temaken en het eens met aandacht te bekijken. En als U dan nóg dezen naam met dt gespeld ziet, dan zal het hoog tijd voor U zijn, een oogarts te raadplegen 2). Overigens bewijst de spelling onder dat borstbeeld niets. Hij, die daarvoor aansprake lijk is, is de zelfde als degeen, die de ver antwoording op zich neemt van de spelling van deze naar Amersfoort's grooten burger genoemde laan. «Kollewijn en Heldring schreven in 1904 Joan van Oldenbarnevelde zegt U. Ik her inner mij maar al te goed eene in dit jaar en door de genoemde heeren gevoerde dis cussie om niet te weten, dat zij elkander nu juist niet als autoriteiten beschouwden 3). Maar wilt U tegenover hen andere namen? zie hier: Cd. Busken Huet, prof. Th. Jorissen, prof. R. Fruin, prof. P. L. Muller, M. L. van Deventer, de schrijver der gedenkschriften en vertaler van Motley's «John of Barne- veld», zij allen schrijven Johan van Olden- barnevelt. De laatste zegt zelfs uitdrukkelijk »de vertaler (d.i. Van Deventer) heeft zich veroorloofd, den wezenlijken naam van Olden- barnevelt te bezigen, zooals die door den Staatsman zelf geschreven werd*. Doch ook geleerde heeren kunnen zich vergissen, evenals U, en waar U eén d te veel ziet,{zouden zij misschien een d te wei nig kunnen zien. Hun aantal maakt, dat wel minder waarschijnlijk, maar toch, om zeker te zijn, is het beter met Oldenbarne- velt's eigen naamteekening te rade te gaan. Welnu, meer dan éen document, waaronder zijn naam staat (ook officieele stukken van zijn tijd, waarin zijn naam genoemd wordt) heb ik aandachtig beschouwd. Bij enkele twijfelde ik vanwege het door U vermelde krabbeltje; bij enkele stond duidelijk Johan van Oldenbarnevelt. Hiermee dus nogJJniet tevreden, schreef ik aan den heer Gemeente-archivaris van Rot terdam vermoedende, dat daar, waar hij, zooals U weet, ook Raadpensionaris 5) is ge weest, voorganger van zijn broeder Elias, wel eenige documenten zouden over zijn, waaruit de spelling van zijn naam zou blijken. Deze antwoordde mij (10 Januari 1914): >Een eigenhandige brief van den Raadpensionaris van 31 Dc :ember 1390 is onderteekend Johan van Oldenbarnevelt. In het protocol van den Rotterdamschen notaris Symons en in losse stukken komen de handtcekeniugen voor van Deliana, Jannette en Johanna van Oldenbarnevelt. Op de grafzerk van Johan's broer, den Raadpensionaris van Rotterdam, wordt deze dr. Helias van Oldenbarnevelt genoemde, enz. Wat dunkt U, zijn wij, zoolang er geen sterkere bewijzen voor een andere schrijfwijze voor den dag komen, niet verantwoord wanneer wij hem noemen, gelijk ik deed: Johan van Oldenbarnevelt. Elders zegt U, dat wanneer er voor onze straatnamen voluit geschreven voornamen gebruikt worden, die ook overal gebezigd moeten worden. Dit acht ik bepaald onjuist. M. i. moet men hierbij volgen de gewoonte van den tijd, waarin de personen, naar wie men de stiaten noemt, leefden. En vóór de laatste jafen van de 18de eeuw was het zeker de vaste gewoonte om de voornamen voluit te noemen. Ik behoef U niet te wijzen op het verschil tusschen de lijsten van de regee- ringspersonen, zooals die o. a. bij Van Bem- mel voorkomen en die, welke men vindt in onze tegenwoordige Staats- en stedelijke almanakken. Van onze tegenwoordige regeer ders weten wij niet eens de voornamenvan die uit vorige eeuwen (voor 1800) kennen we ze bijna alle. Hoe men nu alphabetisch deze straatna men ordenen moet, laat ik gaarne ter be slissing aan anderen overik ben geneigd, mij hierbij aan uw zijde te scharen en zou ze willen plaatsen daar, waar de familiena men der peten behooren te staan 6). Uwe beschouwing over de ij, y en i zou ik echter niet geheel durven onderschrijven. Gf er wel veel voor te zeggen valt om in onze woordenboeken bijv. IJsselstein vóór Hpendam te schikken 7), wat toch in uw 8) systeem schijnt te liggen, betwijfel ik. Maar in dit opzicht ben ik leek en zwijg dus. Met dank voor de plaatsing, hoogachtend uw dw. H. J. REYNDERS. «5 Februari 1915. Een paar nootjes worden me veroorloofd. 1. «Of er, ir. onzen bewogen tijd nog belangstelling voor zoo iets bij [mijn] lezers te vinden is«, vraagt de gedachte inzender. Wel, dr. Reynders, uw eigen reageeren op mijn artikeltje levert het bewijs, dat zulks wel degelijk het geval isen nog wel bij de zeer instellectueelen, waar een dr. Reynders er zich toe zette om het in'den breede te beantwoorden. 2. Het schrift van den goachten inzender is me zóo bekend, dat ik. zonder naar de onderteekening te zien, aanstonds wist, dat het artikel was van de hand van dr. Reyn ders. Doch aan deze, volstrekt niet ter zake doende passage gekomen, begon ik te twij felen, omdat ze zoo geheel valt uit den toon, dien een man van goede vormen en weten schappelijke opvoeding als een dr. Reynders pleegt te bezigen. Ik moest toen wel de gelijk eens kijken naar de onderteekening om te kunnen gelooven, dat hij de schrijver was. De wandeling naar het borstbeeldjzal ik mij besparen, omdat ik geen nader "bewijs behoef, waar een dr. Reynders me wijst op een onjuistheid. 3. Het gebeurt meer, dat, wanneer twee niet de zelfde meening hebben, de strijdenden elkaar niet beschouwen als autoriteit; maar dat bewijst nog niet, dat de meening van een man als de heer A. M. Kollewijn Nz., den schrijver van zóo veel boeken en studiën over onze Vaderlandsche geschiedenis, zoo maar moet ter zijde gesteld. Ik vroeg »Moet het wezen Oldenbarnc- veldt, met of zonder d, met of zonder t Ik vroeg slechts; gaf geenszins mijn meening. Dr. Reynders, zich beroepend op een reeks eminente mannen, geeft het antwoord: alleen een t als sluitletter. Maar nu vraag ik weer: Hoe komen de heeren Van Oldenbarne veld genaamd Witte TuMingh er toe, den naam van hun voorzaat te spéllen' met eert ff?'Hoe kwam Gerard Brandt er toe, in zijn manuscript-aantceke- ningen in het in mijn bezit zijnd exemplaar van Vondel's «Palamedes» te schrijven Oiden- barneveld, met een d? En waarom schreef zijn tijdgenoot W. den Etger onder het por tret van den Raadpensionaris eveneens Olden- barneveld met een d? Waarom spelt de Bibliothecaris der Leidsche Maatschappij van Letterkunde den naam met een d ais sluit letter (daarentegen Oldenbarnevelt genaamd Witte Tullingh met een t)? Waarom ge bruikte Motley, die toch óok heel wat ar chivalia te zijner beschikking kreeg, een d als sluitletter? En waarom adviseerde de Gemeente-archivaris van Amsterdam den 30 Maart 1881 het Dagelijksch Bestuur der Hoofdstad, te schrijven Oldenbarneveldt, met dt als sluitletters? Had ik .zóo groot ongelijk, toen ik Zater dag schreef: over de spelling van den naam valt te twisten? Ik vroeg óok: »Moet het Joan zijn, of Johan. Is het zonder h, zooals Kollewijn cn Heldring schreven, dan moeten in de Straten- lijst de laan cn de steeg worden geplaatst vóór de Joannes van Diest-straat». Dr. Reynders antwoordt met gegevens die 'ongetwijfeld gewicht in de schaal leggen, dat de voornaam is Johan, met een h. Daar houd ik me voortaan aan. 4. Dit was me bekend. Ikzelf heb U, toen we op mijn bureau deze spelling-quaestie bespraken, den raad gegeven, eens bij den Gemeente-archivaris van Rotterdam onder zoek te doen. 5. Raadpensionaris? Ik meen, dat hij na de Pacificatie van Gent Pensionaris van Rotterdam werd, en pas later omtrent de komst van Leycester Raadpensionaris van Holland. 6. Ik hoop, dat bjj den volgenden druk van het adresboek rekening zal worden ge houden met mijn wensch, nu door dr. Reyn ders gesteund. y. Het is steeds goed, ten deze na te gaan hetgeen autoriteiten zeggen. Volgens de Woordenlijst voor de spelling der Aard rijkskundige namen in Nederland, samenge steld door de afdeellng «Nederland* van het Nederlandsch Aardrijkskundig Genootschap», staat inderdaad IJsetatein (met een s) voor Ilpendam. Die lijst, waarlijk niet door kin deren samengesteld, geeft de juiste spelling aanhoe ook zegelstempelsnijders en naam bordenververs daar tegen mopperen. 8. Een eigen systeem houd ik er, wat deze dingen betreft, niet op na. Ik weet maar al te goed hoe veel hoofdbrekens het heeft gekost, deze materie internationaal te regelen. Hoe de volgorde der letters behoort te wezen, kan ieder nagaan uit elk woor denboekje van De Vries en Te Winkel, óok de uitgaaf voor school- en kantoorgebrulk. en deze autoriteiten volgde ook ik, toen ik in mijn vorig artikel wees op de lexico- graphische volgorde. FREDERIKS. Woede raad. Elk oogenblik schrijft dr. D. Bos in «De Vrijzinnig-Democraat» hoort men hier en daar in het land weer geruchten over een plotselinge verergering van den inter nationalen toestand. Er kan geen kleinigheid gebeuren een werkster, die in ccn telegraaf kantoor een verkeerd bordje ophangt, een praatje van dezen of genen of in verschil lende deelen van het land verneemt men wcêr zenuwachtige angst over de gevaren, waarin ons land verkeert. Laten toch degenen, die dergelijke geruch ten verbreiden, daarmee ophouden. Er zijn in ons land goen anderen, die op dc hoogte zijn van de zaken, dan de Regecring en deze laat zich over dergelijke gebeurlijk heden natuurlijk toch niet uit. Wat anderen weten, of beweren te woten, in welken kring ook geplaatst, is alles zonder grond. Intusscheh maakt men de stemmingen, nu hier, dan daar, zenuwachtig zonder nut, in tegendeel, in economisch opzicht met groot nadeel. Voor ons volk, zijn arbeid en zijn leven in dezen tijd, is het van het meeste belang, dat men rustig voortwerkt, zonder zich atn den oorlogstoestand in meerdere mate tc storen dan deze zelf reeds door zijn belem mering van verkeer en allerlei wetsbepalin gen hier en elders, noodzakelijk maakt. Daar nog de vrees voor eigen oorlogsgevaar steeds bij te voegen, maakt de menschen voor elk paniekje vatbaar, slap 'en angstig en onzelf standig bij hetgeen zij doen, hetgeen schadelijk is voor het economisch herstel. De grootste zorg van particulieren niet van de Re geering kan in dit opzicht niets baten. Zou ons land in den oorlog worden gewik keld, dan werd de toestand daardoor geen haar beter dan wanneer de menschen onbe kommerd hun werk hadden gedaan. Vredesklanken. «Er begint zoowaar», contstateert generaal H. P. Staal in «Het Vaderland», «ook meer te worden gesproken over den vrede. Ja. zal men zeggen, maar in beslist afwijzenden zin. Inderdaad; maar wie had geloofd, dat bet eerste gelui op andere wijze zou wer ken? Verslaggevers, die onder de strijdende volken leven, behoeven ons hcusch niet te vertellen, dat vredesstemmen onder de kam penden geen gehoor vinden en zelfs met wantrouwen worden afgewezen. Dat was vooreerst te verwachten, al ware 't alleen, omdat geen der strijders het wagen zou, al dadelijk zijn verlangen naar den vrede open lijk uit te spreken. «Maar mij dunkt, wie, onverschillig of hij al dan niet tc midden van een der oorlog voerende volken leeft, tot dc neutralen be hoort en tevens onpartijdig is, moet niet mee doen aan dat wantrouwen opwekken tegen hen, die van vrede spreken. Een Staatsbur ger van een neutralen Staat kan met dat al partijdig wezen in dien zin, dat hij, om welke reden dan ook, den eindzege voor een der oorlogspartijen wcnscht. Maar dan moet hij dat zeggen, want dan weet men, wat men van zijn optreden heeft te desken. «Wie echter neutraal en onpartijdig is, kan, dunkt mij. niet andera doen dan be vorderen, dat de vrede zoo spoedig moge lijk komt, en hij heeft alles na tc laten, dat wantrouwen kan kweeken tegen de vredesstemmen. «Tenzij hij dc overtuiging heeft (en daar voor goede bewijzen kan bijbrengen) dat de

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1915 | | pagina 1