Donderdag II
Maart 1915.
No 8541.
64e Jaargang
Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Ainersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van CleefT"
HOOFD-REDACTEUR
F. J. rREDERIKS.
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden 1.—
franco per post /1.15. Advertentie!! 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieöle- en ontelgenlngs-
advertentiën per regel 15 cent Reclames 1—5 regels 1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers io cent.
Bij advërtentien van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU:
KORTIOHAOHT 9.
PosIbu" Telefoui
Wat geeft liet?...
>Wat geeft het, of wij meedoen aan een
actie tegen den oorlog?.,
Te midden van hen die gebukt gaan onder
den indruk van dezen tijd, die met nijpende
zorg de toekomst tegemoet zien, schade lij
den rechtstreeks of indirect, die verteren van
meelij en ergenis en schaamte en verkropte
woede over de gruwelen die daar gebeuren
rechts en links over onze grens te mid
den van die allen zijn zij. die zóo spreken,
de ergsten.
Erger dan al het overige is de schouder
ophalende lusteloosheid, het wantrouwen in
eigen kracht en die van anderen, het bij-de-
pakken-r.eerzitten, het niet-gelooven.
Wie den oorlog vóórspreekt als iets nood
zakelijks, als iets goeds waarachtig, zoo
zijn er nog met hem is te discussieeren.
Men kan trachten hem te overtuigen van het
onhoudbare zijner stellinghij is een eerlijk
tegenstander, men weet wat men aan hem
heeft, en zijn redeneeringen prikkelen u tot
verzet dat uw eigen overtuiging versterken
moet
Wie den oorlog niet verdedigt, maar accep
teert, als slecht, nu ja, doch onvermijdelijk,
of (zoo zijn er óok, 't is verschrikkelijk, maar
waarjten slotte bevordelijk aan hun eigen
materieel belang en dat van hun groep of
cóterie ook met hen is de strijd gemak
kelijk aan te binden en niet zonder opge
wektheid te voeren. Stel argument tegenover
argument, wrik en schud aan de grondvesten
van die overtuiging, misschien dat gij zc
overwint. En wat de niets-ontziende materia
listische zelfzuchtigen betreft, stel hen ten
toon in hun afschuwelijke naaktheid.
Maar die wel zouden willen, maar alle ge-
loof, overtuiging, geestdrift missen wat j
moeten we aanvangen het hèn
F.n 'zij zijn verreweg de talrijksten
(Jok staat zulk een laksch en moedeloos 1
mensch, als hij zich eens ontrukt aan zijn
apathie, om een gedachtenwisseling met u te 1
aanvaarden, nog zoo zwak niet.
De geschiedenis, zoo zegt hij dan. leert
ons dat er altijd oorlogen geweest zijn, zoo
lang er staten zijn geweest. Of, erger nog
buiten de staten om, tusschen steden, buurten
zelfs, waren in vroeger tijd gewapende con-
Hicten aan de orde van den dag; wemogen
eigenlijk nog blij zijn dat we in onzen tijd
er afkomep met een oorlog nu en dan. Staten
vertegenwoordigen immers groepen van ma-
terieele belangen; de mensch (ook de meest
idealistische) zal altijd voor stoffelijk belang
gevoelig blijven, hoe zouden dan ooit de
staten in eeuwigdurende!) vrede naast elkaar
kunnen bestaan?
Daartegen is dit te zeggen, dat ook provin
ciën, koloniën van hetzelfde rijk, kerkgenoot
schappen, partijen, enz. gemeenschappelijke
belangen vertegenwoordigen (ook materieele)
die scherp tegenover elkaar staan, en toch
beoorlogen die elkaar niet, althans, ze doen
dat nu niet meer. 't Is alweer het oude
wanbegrip, dat de tegenstanders van den
georganiseerden strijd der volkeren, den oor
log als instelling, zou willen vereenzelvigen
met tegenstanders van strijd, wat ze aller
minst behoeven noch behooren te zijn, want
strijd is en blijft noodig en nuttig.
Alleen: aan de barbaarschheid zijn wij,
beschaafde menschen, ontgroeid, hetzij we
ons onderdanen noemen van het Duitsche
rijk, van Nederland of Italië
Welnu, zegt dan onze manwe zullen ook
moeten wachten op verdere verzachting der
zeden, op nog krachtiger verbreide en door
gedrongen beschaving, en dan zult gij wel
zien dat de oorlogen afnemen en vanzelf
verdwijnen maar geloof nu niet dat gij en
ik er iets aan kunnen doen
Tegenbewijs is niet te leveren.
Laten wij 't eens over een anderen boeg
gooien.
iij hebt daar gesproken (zou ik antwoorden)
van pijningen van het lichaam om de ziel te j
redden, van den marteldood der misdadigers j
als afschikwekkend voorbeeld voor anderen, I
van straffen, buiten alle verhouding zwaar 1
en -geenszins opvoedend, en gij houdt \ol
dat al deze dingen nu uit den tijd zijn j
en nooit kunnen terugkeeren, omdat onze 1
westersche maatschappij te beschaafd ge
worden is om zulk ruwheden te dulden.
Maar zoudt gij ook willen volhouden, dat dit
natuurlijke onwillekeurige proces niet ver
sneld is door de geschriften en het ijveren
van enkele hoogstaande menschen, door her
vormingen en revoluties t Zóóver zult gij niet
durven gaan.
Welnu, dan noem ik u een ander voorbeeld,
dat iets anders leert.
Eeuwen en eeuwen achtereen, reeds sedert
den oerouden tijd toen men begreep dat het
voordeeüger was, krijsgevangenen tot slaven
te maken dan hen om te brengen, heeft de
slavernij als instelling geheerscht. Ze is nu
in de zich beschaafd noemende landen ais
zoodanig vrijwel afgeschaft. De slavernij
wortelde zeker met niet minder kracht in de
maatschappelijke en politieke organisatie van
de Roneinsche oudheid, van de middeleeu
wen. van de koloniseerende mogendheden dan
de oorlogsinstelling thans nog. al werd de
slavernij in het westen in latere eeuwen tot
lijfeigenschap en onderhoorigheid verzacht.
De uitroeiing der slavernij onder de be
schaafde natiën is zonder eenigen twijfel een
rechtstreeksch gevolg geweest van het ijveren
van mannen en vrouwen als Wilberforce,
Pitt, Beecher Stowe en van vereenigingen,
door hun stuwkracht bezield.
Vermeerderde beschaving en verzachting
van zeden moest er aan ten grondslag lig
gen, stoffelijke belangen er somtijds meé
samengaan maar zoudt gij willen zeggen,
dat onze beschaving thans, alle oorlogsgru
welen ten spijt, niet voorschrijdt, en kunt gij
ontkennen, na de geschriften van Norman
Angel!, Nowikof en anderen gelezen te heb
ben, dat ook de afschaffing van den oorlog
'111 ons aller stoffelijk belang zou zijn en in
dien niet reeds de bewapeningslast en dé
credietontwrichting van den laatste» tijd dat
voldingend aantoonden - Meent gij waarlijk
dat Wilberforce's optreden nutteloos was, en
dat LTncle Toms Cabin niet had geschreven
behoeven te worden? Zeker, die enkelingen
alléén waren niet machtig genoeg, en één
boek slaat nooit zóó ver in, dat het een slechte
instelling vernietigt, maar hoe ontzaglijk, hoe
onberekenbaar groot zijn toch die invloeden
geweest op de publieke opinie
Daar zijn we er. Gij. die wanhoopt iets te
kunnen bereiken, uit besef van uw nietigheid
of gebrek aan zelfvertrouwen of energie, gij
zult toegeven dat ten minste één ding door
u kan worden mede-gevormdde openbare
meening. Zonder u, zonder hen die denken
als gij, bij onthouding van de massa uit luste
loosheid en ongeloof, kan die niet gevormd
worden. En helaas, dat deze ontzettende
wereldoorlog nog is kunnen uitbreken, wijt
het aan niets anders dan aan het ontbreken
van een voldoend sterke openbare meening,
wijt het dus mede aan uzelf.
Want de openbare meening is in onze
moderr.e beschaving de krachtigste hetboom.
de machtigste stuwkracht, onder alle factoren
die samenwerken. Zij ormt de geestelijke
stroomingen, die op den duur onweerstaan
baar zijn, Zij stelt, rechtstreeks, de parle
menten saam en beslist over het lot van
regeeringen en koningen.
Gij kunt die openbare meening helpen
vormen, het is uw plicht en gij zult een
.groot en goed werk doen, al zijt gij dan
slechts éen steentje van het gebouw
des vredes - dat zonder die steenen niet
kan worden opgetrokken.
Zijt gij vergeten dat de pijl te knakken
is, maar het «eendracht maakt macht* den
pijlenbundel tot symbool heeft.-1 Weet gij
niet dat de druppel den steen uitholt «niet
door kracht, doch door steeds maar te val
)en«? Beseft gij niet, dat de mannen en
vrouwen die wél de energie tot aanpakken
ii. zich voelen, die in deze dagen niet kunnen
stilzitten en de gruwelen om zich heen aan
zien zonder op te springen en te getuigen
en de hand uit te steken tot verbetering
dat zij u r.oodig hebben u als deel der open
bare meening, zonder welke zij niets ver
mogen en die dus, als grondslag, even nood
zakelijk is als hun eigen drang tot handelen
En ik vraag u nog: indien het, over tien
jaren, over een eeuw, langer nog, tóch eens
blijken mocht dat gij u in uw moedeloosheid
gruwelijk hebt vergist, dat onversaagd en
krachtig ijveren voor den Vrede noodig was
om tot afschaffing van den oorlog te ge
raken zoudt gij liever staan aan den kant
van hen die zich nu onthielden of van hen
die nu geloofden?
Aldus X X in 't Nieuws van den Dag.
111 de gesloten rijen, en ze zongen hun kris
tallen zang: «Vrede op aarde! In de men
schen een welbehagen k En ze brachten den
vrede mede, omdat die nu in hun harten wa i
en ze dien niet aan andere als een wit kleec
huichelachtig wenschten om te hangen.
Van toen af sidderde de aanvoerder van
het coode leger.
Tuclif elooslieid en openbar)
speelterreinen.
Het leger met liet witte
vaandel.
Moedeloos lag de schare ter^aarde en slap
hing het witte vaandel aan den gouden
standaard neder. Overal bedekten de krijgers
^"met de witte kleederen het veld en languit
rustten ze. de ellebogen lusteloos onder het
hoofd. En ze staarden naar den bloedrooden
hemel in de verte, waar de vlammen weer-
j kaatst werden van verwoeste landstreken en
steden, die door het roode leger in zijn bloed-
roes waren vernield. Pijnlijk verwrongen
zich de gelaatstrekken bij het vernemen van
het geklaag en gekerm, dat opsteeg onder
den roodgekleurden hemel in de verte, bij
de echo's van den brullenden krijgsschreeuw
en de vervloekingen der woeste roode krij
gers, bij het gedonder van hun geschutsalvo's.
En enkelen stonden op, smadelijk hoon
lachend: «Waarom zullen we langer ons
scharen onder het witte vaandel der Liefde?
God is dood en de Haat is meester van
de wereld. Spoeden we ons weg en loopen
we tot aan het einde der aarde, waar de
hellekreten niet nieer gehoord worden en
we alleen zijn met de woeste bergen en het
wild gedierte, dat ten minste zijn aard niet
verhuichelt.*
En velen volgen het voorbeeld, weenend
over de menschheid, die wegkromp onder
de geeselstriemen van den Haat.
Doch eensklaps trad hun een lichtende
gestalte in den weg, die kwam uit de tent
der leidslieden van het witte leger. Hij hief
met een machtig gebaar de hand op en
allen stonden roerloos. Toen sprak hij en
zijn stem klonk lieflijk en helder als het
luiden van kristallen klokken
«Gij knnt niet weggaan. Ieder heelt zijn
plaats in het witte legerEn als er een
plaats onbezet blijft, zelfs de geringste, dan
is er een zwakke plek, en is de kans op de
eindelijke zegepraal m'nder...*
«Heer*, vermande zich er een der mis-
moedigen. «Zullen we ook den kogel krij
gen als we deserteeree. evenals de soldaten,
die uit het roode leger vluchten
Er was een smadelijke glimlach om zijn
lippen, alsof hij het wenschte.
De lichtende gestalte zag hem aan, ernstig
en met gezag, zoodat de spotter de oogen
neersloeg. En zacht klonk zijn stem, ofschoon
ze tot allen doordrong
«Leg uw hand op uw hart en voel dat de
pijl u alreeds getroffen heeft. Alvorens ge
opstondt was er de giftige pijl van den Haat
in doorgedrongen, zelfs al toen uw jubel zich
nog met den onzen vermengde «Vrede op
aafdeRuk uit die pijlen en ge zult u
weer strijders voelhn van het witte legere
E11 met een pijnlijk gelaal t.okken de ge
wonden den giftigen haat-pijl uit huu hart,
terwijl de lichtende hand van den Meester
de wonde zegenend bestreed.
Toen rukte het heele leger vol geestdrift
voorwaarts, zonder een enkele open plaats
Be gunstige invloed van vermeerdert e
sportbeoefening op de vermindering dor
baldadigheid is voor Rotterdam, zooals den
lezer van «De Gorge bekend is, aangetoond
door den oud-hootd-commissaris van politie
aldaar, den heer Th. M. Roest van Limburg,
j Ook in Amerika heeft men een dergelijke
ervaring opgedaan.
j R. T. Mc, Kenzie, B. A.. M. D., Professor
of physical Culture, University., Pennsylvar e,
I vertelt daarvan in zijn boek «Exercise in
Education and Medicine* het volgende
Uit de statistiek van het jaar 1900 blij it,
dat in New-Vork in één huizenblok 2700
1 personen woonden in 1500 kamers, waarvan
I 400 geen venster of naar buiten opende dt ur
j hadden. Het Playground-Committee liet een
j plattegrond van de stad maken, waarop
speelterreinen en parken met groen waren
I aangegeven. Daarop verzocht zij de politie-
autoriteiten in de verschillende district?n
haar die plaatsen te willen aanwijzen, waar
onrustige jongens dèn meesten last bezorgden.
Telkens wezen de politieautoriteiten d e
plaatsen op de kaart aan, waar geen parkt 11
of speelterreinen waren. Op de plattegrond
werden door het Playground-Committee 03
deze plaatsen roode teekens aangebracht.
Andere politieambtenaren, die konden ver-
i klaren dat de jongens hun weinig moeite
I veroorzaakten, wezen als hun districten aar
stadsgedeelten in de nabijheid van parken 01'
1 speelterreinen.
1 De commissie stak vervolgens spelden in
de kaart op de plaatsen der scholen en waar
de meesten kinderen woonden. Deze kaar'.
werd aan den Burgemeester aangeboden met
een ontwerp-verordening luidende: In New-
I Vork zullen van nu af geen schoolgebouwen
j meer worden opgericht zonder speelterreinen,
die door de schooljeugd gebruikt kunnen
worden.
Overal, waar op de plattegrond de spelden
het dichtst stonden en dus de dichtste kin
derbevolking aanwezen, waren ook de meeste
roode teekens, maar daarna is bewezen dat
J als in zulke stadsgedeelten op de kaart
groene plaatsen konden worden aangetee
kend, deze de roode teekens verdreven. Dit
is een aanschouwelijke voorstelling van den
invloed van het spel op de baldadigheid der
jeugd, die zoo vaak veroorzaakt wordt door
gebrek aan geschikte bezigheid voor den
natuurlijken lust en het instinct van het ge
zonde kind.
Tot zoover Prof. Mc. Kenzie.
In Chicago heeft men in de stadsgedeelten,
waar speelterreinen werden opgericht, een
vermindering van misdrijven en overtredingen
door de jeugd geconstateerd van 28 percent.
Deze ondervindingen en andere overwe-
j gingen hebben Amerikaansche Gemeente
besturen gebracht tot het even logisch als
practisch beleid om hij de aanwijzing van
j gronden voor speelterreinen rekening te
j houden met de dichtheid der bevolking in
ieder stadsgedeelte, zoodat men er naar
streeft in de dichtst bevolkte wijken meer
j speelterreinen te hebben dan in de minder
i dicht bevolkte.
j Het bovenstaande werd ontleend aan een
ook in andere opzichten interressant boekje
getiteld«Sport und Körperschülung in
Amerika» von Carl Diem, uitgegeven door
het Duitsche Olympische Comité.