Zaterdag 22 Mei 1915. No. 8571. 64e Jaargang- BUBLAD. Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Aniersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff" HOOFD-REDACTEUR F. J. FRSBZRZK3. AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden 1.— franco per post ƒ1.15. Advertentien 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel abonnement reductie, waaevan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officiééle- en onteigenlngs- advertentiën per regel 15 cent Reclames 15 regels ƒ1.25. Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent. Bij advertentien van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. BUREAU: SOATZGH4CBT 9. Postbus 9. Telefoon 19. Bij dit nummer behoort een KKNNI8GKVIN GEN'. De Burgemeester van Amersfoort maakt bekend, dat in de Gemeente Maar tensdijk een geval van mond- en klauwzeer is voorgekomen. Amersfoort, 18 Mei 1915. De Burgemeester voornoemd, Van RANDWIJCK. ROGGEBROODPRIJS. De Burgemeester der Gemeente Amers foort, maakt bekend, dat de maximumprijs van roggebrood met ingang van heden, in nadere afwachting van den door de Provinciale rogge-comrai8sie te bepalen roggebroodprijs, wordt vastgesteld op 10 cent per K.G. Amersfoort, 21 Mei 1915. De Burgemeester voornoemd, Van RANDWIJCK. PINKSTEREN. Wanneer de Pinkstermorgen daagt en de herinnering over ons vaardig wordt aan het groote en eerste Pinksterfeest, toen de Geest der Wijsheid kwam over de leerlingen, dan plegen zich troostvolle gedachten ons op te dringen. Want die eerst zoo schuwe leerlingen, eenvoudige Galilëische visschers, zagen zich vervuld van heldenmoed na de uitstorting van den Heiligen Geest, gevoelden zich van ongeleerd en ongeletterd plots tot welspre kende mannen geworden, die alle talen kon ken spreken en begrepen werden door de tallooze scharen, uit alle landen naar Jeru zalem getogen. Versierd met dien moed en die kennis, beide de onmiddellijke gevolgen van de komst des Heiligen Geestes op den Pinkster dag, zijn de leerlingen er op uitgetrokken de gansche wereld rond. En met hun wape nen hebben zij haar goeddeels gewonnen voor de leer, die zij beleden. Inderdaad, met zulke wapenen moet ieder overwinnen; doch men wende ze gezamen lijk aan, niet afzonderlijk. Immers moed zonder kennis is evenmin voldoende in den strijd als kennis alleen zonder moed. Te zamen echter beheerschen ze de gan sche wereld. Dat bewezen immers de eenvoudige vis- schers-leerlingen, toen de Heilige Geest over hen was gekomen en zij den strijd aanbonden tegen den geest der duisternis en voor het ontwaken van 's menschen geest ten goede. Uit het mosterdzaad, door hen uitgestrooid, is bereids een machtige boom gewassen en aan ons is het, dien boom te doen aangroeien tot een woud, dat de geheele aarde vervult. Dat dit geen droombeeld is, leert het heden nu, naast ongekende verblinding en nameloos wee, ook een krachtig ontwaken van 's men schen geest ten goede is te constateeren. Zulks ondanks al het rondom grijnzend kwaad. De Geest der liefde en der verlossing uit al dat leed komt en hem den weg te banen, zij ons streven. Dat zij ook ons streven vooral ten opzich te van onze kinderen. Dooden wij hun geestdrift, hun illusie, voor het goede toch niet; vernietigen wij hun vertrouwen op hun geloof niet door onze nuchterheid, koelheid en wantrouwen! Neen, wij moeten een geslacht kweeken, dat godsvrucht bezit, kennis en moed, een geslacht met een hart, een hoofd en een vuiae. Het hart ontvankelijk voor liefde en recht, het hoofd vervuld met kennis, de vuist ge reed om af te weren al hetgeen laag is en verachtelijk. Het moest eigenlijk in onze naaste omge ving immer Pinksteren zijnde machtige Geest ten goede moest altijd van ons uit stralen op al de onzen. Dan zouden wij ons levensdoel begrijpen en daaraan beantwoorden en vreugdevol zouden wij de Pinksterhymne kunnen me dejubelen. Moge dit voor ons, die nu meer dan ooit j leven in een tijd van meedoogenloozen kamp, een les zijn. Moge men de verkregen kennis en moed slechts aanwenden in de richting, welke de Schenker van dat alles er alleen mede kan hebben voorgehad. Dan zal het Pinksterfeest van morgen het beginpunt zijn van een waarlijk goed leven, waarin niet toomlooze haat tot den mede- mensch, doch broederliefde in den meest uitgebreiden zin een der hoofdfactoren zal zijn. Ook Italië. De Italiaansche Kamer nam Donderdag met 407 tegen 74 stemmen en 1 onthouding het wetsontwerp aan, waarbij aan de Regee ring in geval van oorlog buitengewone vol machten worden verleend. »Onder luide toejuichingen* voegt het Agenzio Stefani hieraan toe. Het heet, dat Italië zich slechts verdedigt, nu het zijn bondgenooten aanvalt. Nu Oostenrijk alles deed om hoegenaamd geen aanleiding te geven tot het afbreken der onderhandelingen redde Italië zich uit de diplomatieke klem door te beweren, dat het, onder voorwendsel van Turksche intriges in Lybië, den oorlog verklaart aan Turkije. De Italiaansche dagblad-correspondenten zijn reeds Woensdag vertrokken naar Athene om van daaruit te trachten, de Dardanellen te bereiken. De houding van Italië is in éen woord weerzinwekkend. Had het na zich eerst ontdaan te hebben van de banden der Triple alliantie, banden die 32 jaren lang niet knel den in vredestijd op zóo hoogen toon zijn eischen gesteld, dan zou daarin niets ergers zijn gelegen dan in alle aanspraken, die, door welk volk ook, worden gemaakt op iets, dat het niet bezit en waarop het meent aanspra ken te hebben. Doch nu Oostenrijk in een moeilijk parket zit, verzwakt is en slechts aan Duischlands hulp dankt, dat het niet door de Russen onder de voet wordt geloo- pen, nu wordt het stellen van de eischen van Italia irredenta* een daad, die lijkt op af dreiging, een visschen in troebel water, een misbruik maken van de tijdelijke verzwak king van den bondgenoot van gisteren. Dat Italië rustig bleef, terwijl Duitschland en Oostenrijk hun harden strijd hadden testrij den, moge desnoods worden verdedigd door den tekst van het verdrag, dat het bond aan de twee Germaansche volkeren, en door de Italiaansche appreciatie van de feiten, die den oorlog ontketenden dat Italië voor- deelen vraaagt of anders met oorlog dreigt, is echter niet goed te praten. En dat Italië zich thans zoo interesseert voor België en Servië, geloove wie het wil. Het lot van België was immers lang vóór de schending van de Belgische_onzijdigheid bepaald. Italië, Italië wist toch, wat Duitschland van plan was te doen, zoodra »de« oorlog zou begin nen en het wist óok heeft de vredes- minister Giolitti het niet bij zijn verbijsterende en nimmer tegengesproken onthullingen in de Kamer geopenbaard dat Oostenrijk reeds twee jaar geleden, in 1913, Italië had gepolst over zijn politiek, wanneer Oosten- rijk-Hongarije met Servië wilde gaan afre- konen. De moord op het Oostenrijksche aarts hertogelijke paar was heusch niet de oorzaak, wel het motief tot den oorlog. Die moord was om een volstrekt niet parlementair woord te gebruiken het «smoesje*, dat de Donau-monarchie haar expansie-pogingen naar de balkanzijde kon laten doen. De groote liefde voor België en voor Servië had Italië dan maar moeten bewegen om in 1913 of nóg vroeger uit den Driebond te treden. Het wist immers precies met welke gentlemen het verboden was. Maar die gentlemen had het tot dusver noodig gehad om zijn vies politiekje in Tripoli te kunnen voeren, evenals die gentlemen Oostenrijk-Hongarije's staatsgreep in Bosnië en Herzegowina beraamd en door onder linge rugdekking tot een niet met het zwaard aangevochten voldongen feit gemaakt hebben. De Triple alliante-mogendheden kenden het geheim van de politieke zaakjes, nette en vieze, met al het geschacher, daaraan verbonden. En zoo zien wij in Italië's houding van thans niets, dat verontschuldigt. Of het in voorbereiding zijnde Groenbroek werkelijk steekhoudende verontschuldigingen zal bren gen, betwijfelen we hard. Italië zal zich wellicht verdedigen met te wijzen op hetgeen zijn bondgenooten van gisteren zelf dedenop de poging van OoWenrijk-Hongarije om Servië bij onbe- gTensd-brutaal ultimatum te knechten, op Diiitschlands schending van België's onzij digheid en zijn verplettering van een on voorbereid,'plotseling besprongen klein volk. Maar is het een excuus voor een slechte daad, dat anderen nog slechter daden deden Italië werpt zijn vroegere bondge nooten den handschoen in het gelaat en die vroegere bondgenooten zijn, hoewel in strijd gewikkeld, in staat zich te verdedigen tegen Italië opgewassen. Dat was noch Servië tegenover Oostenrijk- Hongarije, dat waren noch het kleine Luxemburg noch het kleine België tegenover Duitschland. En al willen we onmiddellijk toegeven, dat, hetgeen in Augustus is gebeurd alles overtreft dat de oorlogstijd dien we sedert doormaakten, ons aan moreele erbarmelijkheid te zien gaf, de houding van Italië zooals die nu is, en zooals zij wellicht spoedig zal zijn, is op zich zelf zóo laag, dat het geloof aau eer lijkheid in de politiek en trouw aan ver dragen er door wordt tot een geloof aan een dwaas sprookje, zonder eenigen grond. Nu Italië overging tot een oorlogsverkla ring, niettegenstaande de zeer ver-strekkende concessies door Oostenrijk-Hongarije aan geboden, staat het zonder eenig voorbehoud vast. dat de Regeering toegeeft aan de oorlogspartij eenerzijds en aan den op haar door de entente-mogend heden uitgeoefenden aandrang anderzijds en dan moeten we, ons op het moreele standpunt stellend, ons af vragen, wie in deze schuldiger staatde verleider of de verleide; ons dunkt, dat ze moreel even laag staan meent generaal jhr. Van der Goes in de »Arnhemsche Crt.< en hij vervolgt: En dan vragen wij ons af, wat erger is: het verraad, gepleegd aan een bondgenoot, waarmede men sedert ruim 32 jaren in plech tig aangegane en bij contract verzekerde betrekking staat, of het verklaren van den oorlog aan een Staat, wiens neutraliteit 75 jaar geleden, te 'zamen met andere Staten, werd gewaarborgd door het Koninkrijk Pruisen, dat thans slechts een onderdeel is van het Duitsche Rijk. Mild denkend en bezield met de grootst mogelijke welwillend heid, kan men deze twee feiten hoogstens op éen lijn stellenen wat dan te denken van het zedelijk gehalte eener Regeering, die alles, geld, macht en beloften, aanbiedt om een andere Regeering over te balen tot een daad, die zij, door een derde gepleegd, een- zóo ernstige misdaad acht, dat het na laten van een oorlogsverklaring aan haar eer en zedelijk gevoel van plicht zou te kort doen. Onder deze omstandigheden is het niet van belang ontbloot, te lezen met hoeveel ijver en welsprekendheid reeds sedert maan den door mannen van beteekenis is getracht, het te doen voorkomen alsof Italië, vrij van eiken invloed der entente-mogendheden, lang zaam maar zeker langs de helling afgleed tot den oorlog en zulks niettegenstaande de zooals zij het noemen «erbarmelijke* pogingen van Duitschlands beste diplomaten om Italië tot bet handhaven van zijn neu traliteit over te halen, daarbij het woord plicht* met pijnlijke zorg vermijdende en daarnaast den invloed en de hoogstaande moreele en volkomen onafhankelijke betee kenis van de Italiaansche pers tot in de wol ken verheffende. Wie onzer lezers daaromtrent van een meesterlijk gesteld stuk wenscht kennis te nemen, bevelen wij aan de >Chronique de la Quinzaine*, van den heer Francis Charmes hoofd-redacteur van de >Revue des deux mondes* in de aflevering van 1 April 1.1., waarin o.m. wordt beweerd, dat de Italiaan sche pers over een onafhankelijkheid beschikt, waarin zij door al hetgeen de wereld zou kunnen aanbieden niet af te brengen is, en dat Frankrijk aan Italië nooit iets heeft ge vraagd en ook in de toekomst nooit iets zal vragen, om er ten slotte nog eens op te wijzen, hoe misdadig de schending der Bel gische neutraliteit is geweest. Dat deze schrij ver naïef genoeg zou zijn om te meenen, dat er over de Fransche grens, ook maar éen niet-analphabeet zou wezen, die te goeder trouw in zijn verzekering gelooft, is niet aan te nemen zijn artikel in de »Revue« is dan ook slechts een poging om het entente geweten in slaap te wiegen. Wat nu de beteekenis van het ingrijpen van Italië betreft, schijnt de opvatting, dat daardoor de vrede spoediger tot stand zal komen, ons niet logisch; de belangen van Italië zijn met die der aanstaande bondge nooten te zeer in strijd om een krachtig samenwerken tot spoedige bereiking van een groot doel te kunnen verwachten. Vooropstellend dat al de Staten, die nu reeds negen en een halve maand in oqrlog zijn, behoefte hebben aan en reikhalzend uit zien naar het einde, om aan een totale uit putting te ontkomen, kan het niet anders of het ingrijpen van zóo belangrijke versche krachten, als waarover Italië ter zee en te land beschikt, moet aanleiding geven, tot groote verwachtingen, het groote doel, dat de entente-mogendheden zich daarvan voor stellen, zal dan ook wel zijn, den vijand zoodanig te verslaan, dat hij genoodzaakt zal zijn, de vredesvoorwaarden aan te neinen, die zij hem zooals Francis Charmes zich voorstelt te Berlijn, Weenen en Constan- tinopel zullen voorschrijven. Of het, zelfs onder volmaakte samenwer king van de tot een achttal aangegroeide bondgenooten, ooit zoo ver zal komen, wagen wij niet te voorspellen, maar wel te betwij felen in elk geval is bet duidelijk, dat Japar., Rusland, Montenegro en Servië in dien beslissenden strijd slechts een passieve rol zullen vervullen de beslissing zal moe ten vallen in Frankrijk en België, de ver- eenigde legers van Frankrijk, Engeland, België en Italië eenerzijds, het Duitsche Westerleger misschien versterkt met eenige Oostenrijkscha afdeelingen anderzijds, zullen den grooten en beslissende slag moe ten slaan. Terwijl nu Kitchener, blijkens een mede- deeling van Dinsdag behoefte heeft aan 300 000 man nieuwe troepenterwijl Fran krijk en België niet meer beschikken over noemenswaardige reserves en de in Frankrijk en Zuidwest België aanwezige troepen door den maandenlangen strijd zijn afgemat en gedund, is het duidelijk, dat het leeuwen aandeel in den grooten slag aan de Italiaan sche troepen zal moeten te beurt vallen. Nu zijn wel is waar aan het Westerfront ook de Duitsche troepen blootgesteld ge weest aan de zelfde afmatting en verliezen, maar Duitschland beschikt nog over groote reservesdoch, waarop hier de nadruk moet gelegd worden, is dat de ervaring ons over-

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1915 | | pagina 1