adsnieüwa
%i, lWve lente, era V aarde tos
fbètrSen,
t -v<m zou wadén dóór' bloed bij
[bWeftpteXheJU?
't kanongedonder u tSo m«t
(Vflfar Vérv uld,
m«r en' o
moöl
geschi\
arordto
(f tijdot
moeilijk, over quaesties te spreken, die zijn
afgehandeld vóór dat ik lid van dezen Raad
was. Maar dat neemt niet weg, dat ik er dan
toch nog wel het een en ander van wensch
te zeggen. In het voorstel van B. en W.
komt voor, dat zij «op zuivere billijkheids-
gronden* den Raad in overweging geven,
die f 250 toeslag op het pensioen te verleenen,
dat de heer Zijlstra in zijn hoedanigheid als
Directeur van de Gasfabriek geniet. En nu
zou ik willen vragen ditwaarvan leidt men
die billijkheidsgrond af? Want die billijkheids-
gronden moeten dan toch in elk geval steunen
op enkele overwegingen van B. en W. Zij
erkennen zelf in die considerans, dat op de
wet niet te rekenen valt. De heer Van Ach-
terbergh heeft pas, als lid van de Commissie
▼oor l-'abricage waarschijnlijk, toegelicht wat
de Commissie daarvan meent.
De Voorzitter: Ik kan U zeggen, dat
de zaak niet in de Commissie is geweest en
door B. en W. niet is beschouwd als een
zaak der bedrijven, maar als een pensioen-
quaestie.
De heer Hofland: Dat spijt mij altijd,
maar als de Commissie niet gehoord is, dan
toch moest er in de stukken meer licht opge
gaan zijn. Ik dacht, dat de heer Van Achter-
bergh had gesproken over het advies, dat de
Commissie had uitgebracht. Maar ik zou toch
wel graag een toelichting hebben op die bil
lijkheidsgronden" die B. en W. aanwezig
achten. Ik kan erin komen, dat iemand toe
vallig gepasseerd is en niet in de pensioen-
verordening voorkomt, die de Gemeente lange
jaren heeft gediend en dan dus toevallig val
lende buiten zoo'n verordening een gratifi
catie of toelage of pensioen toegedacht krijgt
door den Raad. Of ik kan mij indenken, dat
volgens het oordeel van den Raad veel te
weinig is en dat dan de Raad, in weerwil
van de wettelijke redenen, die er zijn, ertoe
kan komen om zoo iemand een toeslag te
geven.
Want dit is toch feitelijk het karakter van
een toeslag. Wettelijke redenen, zeggen B.
W. zelf, waren er niet. Nu heeft de Raad
bij een vorige gelegenheid als zijn meening
uitgesproken, dat er geen bezwaar tegen was,
in sommige gevallen toch nog een toeslag te
geven. En vandaar dat B. W. op billijk
heidsoverwegingen voorstellen, den heer Zijl
stra nog een toeslag te geven.
Als iemand nu wordt ontslagen met te
weinig pensioen, dan kan ik erinkomen.dat
het billijk is, den Raad een dergelijk voor
stel te doen. Maar hier, waar eenmaal een
pensioen genoten wordt f 2099, kan men
werkelijk niet zeggen hoewel de tijden slecht
zijn dat hij nu nog behoefte zal hebben
aan die f 230. Ik zie dus die onbillijkheids-
gronden niet en omdat ik die billijkheidsgron-
den niet zie, kan ik alsnog ten minste als
B. W. mij niet van het tegendeel over
tuigen het bestaan van die billijkheids-
gronden niet toegeven.
Nu mag men zóo redeneeren de heer
Zijlstra heeft geen to jaren diensten bewezeD,
als Directeur van de Waterleiding, maar wan
neer dat nu 8, 7 of 6 jaren is, is het dan
toch niet billijk, een toeslag te geven voor
die jaren.
Deze vraag wilde ik U nog stellen, M. de
V. Toen destijds hier de Directeur der Water
leiding moest worden benoemd, was ik geen
lid van dezen Raad, maar ik had toch veel
belangstelling voor hetgeen zoo door den
Raad werd gedaan. En in een onzer kranten,
waar ik toen toevallig correspondent van was,
heb ik over die benoeming geschreven. Het
len.
de Keuring
j verschijnen*-'
«hd behrov
chrevenen, f
:nst zijn,
1 door zlekj
ng buiten s
»chreviJ
waar i.j mvu ue-
t het Rijk gelegen
1 aan dit onderzoek
ikerde bewaring be-
i worden in een Rijks
opvoedingsgesticht
is een sinecure, of het is dat niet. Is het geen
sinecure dan benoem je niet iemand op een
salaris van f 500. Mijn meening was dan
ook, dat het wel een sinecure was, omdat het
bij de functie van Directeur van de Gasfabriek
waargenomen kon worden. En nu vind ik
op het oogenblik de billijkheidsgronden niet
aanwezig, om aan een bepaalden persoon een
toeslag te geven voor een functie, waarvan
achteraf blijkt, als ik wel ben ingelicht, dat
hij die heelemaal niet serieus heeft waarge
nomen, ik zeg heelemaal niet serieus heeft
waargenomen.
Mijn overtuiging en nu mag ik niet
uitspreker), waarop die overtuiging zich grondt,
en dat is zoo jammer maar in verband
hiermede zou ik deze pertinente vraag willen
stellenAls de heer Zijlstra zich niet had
laten afkeuren om gelegenheid te hebben,
zich te laten pensionneeren, zou de Raad hem
dan als Directeur van de Gasfabriek, resp.
van de Waterleiding hebben gehandhaafd?
Ik vraag een pertinente, bepaalde beant
woording van deze vraag. Als B. en W. te
rade gaan naar hetgeen ik weet. maar niet
mag zeggen, dan zouden zij die vraag in
ontkennenden zin moeten beantwoorden. En
dan zou ik willen vragen, als ik iemand niet
kan houden, maar wanneer je in overweging
gegeven wordt, je te laten afkeuren, om dan
ten minste gedekt te zijn door een pensioen,
of er dan nog redenen te vinden zijn, op
billijkheidsgronden, om iemand een toelage te
geven op zijn pensioen van f 250. Het wil
er bij mij niet in, tenzij B. en W. willen aan
geven, waarin de billijkheid gelegen is. Nu
is deze zaak niet door de Commissie voor
Fabricage en ook niet door de Financieele
commissie aangewezen ik weet dat niet,
daarvoor ben ik te kort lid van dezen Raad,
om dat te kunnen weten maar in elk ge
val B. en W. zeggen de zaak is niet be
handeld. Dat vind ik jammer, omdat ik oacht,
dat de Commissies, aangewezen voor bepaalde
bedrijven, omtrent alles wat dat bedrijf
betrof aan B. en W. en ook aan den Raad
zooals uitdrukkelijk art. 56 van de Ge
meentewet zegt raad en advies behooren
te geven.
Dan zou meer licht in deze zaak zijn op
gegaan. In tegenstelling dus met hetgeen op
het oogenblik aan den Raad wordt geadvi
seerd, zou ik den Raad in overweging willen
geven, het voorstel van B. W. niet te
stemmen, d. w. z. er tegen te stemmen. Zij
erkennen zelf, dat zij noodgedwongen geko
men zijn met dit voorstel. In den grond van
de zaak is men het erover eens, dat de Raad
bij een tweede gelegenheid zegt, nu ja, er is
geen wettelijke reden toe, maar billijkheids
halve konden B. W. met een dergelijk
voorstel komen. Welnu ik meen aangetoond
te hebben, dat de billijkheidsgronden niet
aanwezig zijn en ik zou u dus willen vragen,
iemand, die er niet bepaald van moet bestaan,
op deze overwegingen den toeslag niet te
verstrekken.
Ik dank u wel.
De Voorzitter: Als ik u goed verstaan
heb, heeft u in het begin van uw rede het
doen voorkomen of het eigenlijk aan mij lag,
dat de opheffing der geheime notulen van
7 April, 1914 niet werd toegestaan.
De heer Hofland: Pardon, dat heeft u
niet goed verstaan.
De Voorzitter: Daarom zei ik ook
ik meen te hebben verstaan. Maar het is een
gevolg van een besluit van den Raad, De
Raad wenscht dus niet terug te treden in de
destijds behandelde zaak. Het ligt natuurlijk
aan den Voorzitter, dat voorbeeld te volgen
en ik zal dus over die oude zaak niet spreken
en het voorbeeld van den hee- Van Achter-
bergh niet volgen. En nu is het dus ook zeer
gemakkelijk, welke positie ik moet innemer.
tegenover uw zeer pertinente vraag.
Ik ben er zóo aan gewend, dat men mij
in mijn kamer allerlei vragen doet, die toch
gevaarlijk te beantwoorden zijn. Als ik dezen
keer zeg »ja« en een volgenden keer geen
antwoord geef, dan weet u, dat het »neen«
is. En daarom zeg ik niet »ja« en ook niet
»neen*. Daarmee zou ik aanleiding geven tot
het terugtreden in een quaestie, die de Raad
niet wil.
U vraagt die billijkheid eenigszins te ver
dedigen. De heer Zijlstra is Directeur van
de Waterleiding geweest met een extra-trac-
tement van van f 500.
Dat wil dus zeggen, dat de Raad bedoeld
heeft,- dat het éen betrekking zou vormen
met die van Directeur der Gasfabriek. Zoo
is de heer Koppejan thans Directeur der
drie bedrijven. Wanneer dat nu voor iemand
is als éen betrekking, dan is het billijk, dat
zijn tractement zoo wordt beschouwd en ook
zijn pensioen. Nu doet zich echter het geval
voor, dat de Pensioenwet onderscheid maakt
tusschen den heer Zijlstra als Directeur der
Gasfabriek en den heer Zijlstra als Directeur
der Waterleiding. Dit was een niet te voor
zien geval en daarom hebben B. en W. ge
zegd, het betreft toch eigenlijk éen persoon
en die moet hebben een pensioen naar een
anderen grondslag. Vandaar komt het idee
om een toeslag te verleenen. Zocals ia ons-
prae-advies staat vermeld, zijn wij niet eerder
met dit voorstel gekomen, omdat wij dach
ten, dat de wet er zich tegen verzette. Nu
heeft de Raad echter, door een naar onze
meening onwettig voorstel aan te nemen,
dien weg betreden en nu bestond voor B, en
W. niet aanleiding om dit voorstel terug te hou
den. Vandaar dat zij thans met dit voorstel
komen.
De heer Leinweber: M. de V., ik
wacht nog steeds op het antwoord op mijn
vraag of de heer Zijlstra om die toelage heeft
gevraagd.
De Voorzitter: Ik kan u zeggen, dat
is het gevolg geweest van een correspondentie,
die niet direct met B en W. is gevoerd,
mijnheer Leinweber. De heer Zijlstra heeft
zich gewend tot den Gemeente-Secretaris.
De heer Leinweber: Die Kraak bad
heelemaal geen pensioen en daarom zei de
Raad, wij zullen hem een gratificatie toeken
nen. Maar de heer Zijlstra heeft reeds een
Rijks-pensioen van f 2099.
De Voorzitter: Mijnheer Leinweber,
daarom gaat het niet. B. en W. namen het
standpunt in. dat, nu die wet tot stand is
gekomen, dit onderwerp niet meer stond aan
onze beslissing. Dat heb ik u ook gezegd in
antwoord op uw voorstel om aan Kraak een
zeker pensioen, een toelage te geven.
Toen is de Raad meegegaan met uw voor
stel. Nu zegt de Raad, wij zullen trachten
hier een beslissing van hooger hand te krij
gen. Welnu, wij zullen u volgen. Nu zegt u,
Kraak had nietsmaar het gaat niet om wat
meer of minder. Het is hier alleen een vraag
van billijkheid. Kan de Raad meegaan met
het inzicht, dat het éen positie gold, dan is
het ook billijk, op dien grondslag het pensioen
te bepalen. Ik geloof niet, dat het goed is,
te veel namen van personen hierbij te noemen;
er niét durft fcometar en' cms ver-
feetefl zult?
n, we weten téktr, dat dftu niet
[tfdrdriet.
a u dus Wachten uit 't nëv elig
[wolkvéAchiet
toch gekomen' en stroóW uw
fbloeitaeh r >nd;
en kus aan d' aarde mer uwen
[fózéh ond.
dbor u betööverd, «et vcflic'ren
[b*rt zfétf keer.
op dees' aarde met u de rode
[weer.
J. G. Gr. Bh. ten VéKft Jr.
den KeuringsMad te verschijnen en niet een vergelijkend examen
o i
op de daarvoor aangewezen plaats of tijd
vetschijht, of die, aldaar verschenen zijnde,
zich niet aan de meting of aan het genees
kundige onderzoek onderwerpt alsmede de
IngeSchfeVette; die moet Wbrflèft onderzocht
op de plaats, waar hij zich bevindt, en zich
Volgen artikel 8 van het Reglement des
leen3 worden jongelieden ouder dan 16 jaren,
die geen opleiding aan een Gymnasium,
Hoogërfe Burgerschool of een daarmede in
hoofdzaak gelijkstaand onderwijs hebben
ontvangen, niet dan bij gebreke aan hen,
[takken uit;
nog immer was niet hoorbaar dervoog'len
[zoet gefluit.
Schuwdet ge, lieve lente, die leven in u
[be'gt,
deeï' aaWe, wijl de dood thans zbovfeel
[offers vergt?
e Kamer heeft Donderdag met
6 stemmen verworpen het
tot wijziging van de Wet Op
msbelasting; rechts teger links,
!e Tweede Kamer 7 van de 25
schtsche leden voor-stemc en.
ogensbelasting, die in bet ver
end naast de Rijks-inkom sténbe-
staan, zal .hierdoor niet worden
tar de verkoopswaarde, doch
r naar de belastbare opbrengst,
nadeelig verschil voor öeschat-
olge zal hebben van ousfreeks
ister zonder belangrijke discussie
hoofdelijke stemming aan de
ingevallenwet.
Ie «Staatscourant van Woens-
elde dé Frovftftie Ut'ëCKt op
o 765 inW&riWs', 56 78::'mannen
vrÖtfWèhl
t had toen 25 321 rtVWners.
>én' éfi 12 759 VrttoWét [Utrecht
oners, 60 958 mannen on 66 128
n ZelSt 14811 inwoners, 6720
8091 vrouwen". De ovènge 69
hadden allé een' bévcllfing van
»uun uau IO OOO.
De kleinste Gemeente Is Laag-Ï> 'ieuvfkoop
fet'418 inwoners, 212'rriannèn en jfcfli vrouwen.
Aan het verslag vain den DWfctthi» van
en Gemeentelijken keuringSdleni t- oV» het
ërste kwartaal van dit jaar Zij'hif vólgende
hüeetod.
Er werden 509 eet- en driftkW afWö dftder-
ocht, waarvan 124 ondeogdeHjtobiytehvDeze
nderzoefcingen gavétt aanleiding tot 7*i*aar-
chuwingen, meestal gévoigd ditor mönde-
ng onderhoud met den verkoöpt r.
Brood. Afgezien van do gertijféfdè con
sole van hef gewicht éh dé rrtftdffium-
rijzen der broodsöörten, Waffrtf bij 56
akkers honderden brooden werden gewo-
en, wérden 24 broödén onderzo :ht op het
'ater-, vet- en asch'ge&alte en hegetal der
plosbare vluchtige vetzuren van het vet.
Alle brooden voldeden aan den eisch van
oogstens 50 pCt. whtergehaite in dér kruim
a een gemiddelde van 45 pCt; 5 bf doden
oldëden niet aan den eisch vat minsten»
pCt. aan vetgehalte op de droge stof der
ruim, hetgeen te wijten was aan het ge-
buik van ten de'ëlé afgéróomde melk of
ridèugdelijke melkjJoeaer. Bij 6 bakkers
•etd brood, béreld mét behulp vm 10 tot
0 pCt. water, al dan niet ondër tc ëVöëging
m réufcel of andérfe vetten, veikdcht als
lelkbrood.
Boter. Tweemaal werd boter van de
ilfde fabriek belangrijk te licht in gewicht
avonden. Een der partijen bedroeg 38 halve
Ulo's. De schuldige kon hélaas ui« fjorden
ittiekt, daar de boter doOr handeh i van
•eerdere tusschenpersonen was gegaan.
Cacao. Op'veftbek van dëh'Corhhissaris
m politie werd efeh onderzoek QgÖiteld
iar de cacao, daar de hdoge pr jzen der
tondstóffeh vervalsching in de hand Wérkten,
ij 10 monstètV werd gëöh vervalsching
éConstatfeerd. Chocolade; berëid riift toe-
Oëging van mèètsöortfen Wérd, in tégen-
êHIng thét het vbrfgë jaar, niét mfitt- aan
troffen.
Cons'erve'zout. Een 5-tal möriMfefi; ge-
rilikt dbór slagfeift, bevhttéh alle" toörtuur
P borax, vhn 3 tot 4.8 pCt Dé slag SPITzon-
sri hun schadelijke vodrrkdért tet ïg naar
e fabrikantên.
Koek. Alle ondèrkocfate monster! dittbijt-
a pepetlfoék be'vatfeta aluih. VolsëhS de
iBrikatttéh zou detfc voor de gee todheid
:badelijkë toevoeging noodig zijn.
Ka rnenielV. De móösteta der fabrtèken
dldeden ongeVfeèr aan het mtrtimuml gehalte
aft vetvrije dtóbgrest, n.l. 7.6 pCt. De boe-
renkarnemélk waS zonde* uitzOhÖétl dg on
deugdelijk van samenstelling.
Margarine. Van 65 monsters' waren
sléchts 3 met watërgehaltë boven 16 pCt.
alle afkomstig van fabrikVntëni dis on óekend
waren met het bestaah van den Keurings
dienst alhier. Bjj 19 monsters werd nog» boor-