Dinsdag 22 f¥i Juni 1915.
No 8584
64e Jaargang.
AHERSFOORTSCHE
Uitgave van de Naainlooze Vennootschap „l>o Amersfoortsche Courant., voorheen Firma A. II. van Cleeff".
HOOFD-REDACTEUR
P. J. FREDERIZS.
AMERSFOORT.
Verschijnt DinsdagDonderdag- en Zaterdagavond. Abonnement per j maanden 1.
franco per post f1.15. Advertentl- n 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. I.egale, officieële- en ontelgenlngs-
advertentiên per regel 15 cent Reolames 13 regels f 1.15. Bewijsnummers naar bulten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advërtentien van buiten de stad worden de Incasseerkosten In rekening gebracht.
BUREAU:
SOETZGRAOBT 9
Teisfeo^'iq.
K EN NISG E VINGEN.
JACHT.
De Commissaris der Koningin in de Pro
vincie Utrecht,
Gelezen het besluit van Gedeputeerde
Staten dier Provincie d.d. 7 Juni 191.5, 4de
afdeeling, No. 53;
Gelet op artikel 11 der Jagtwet
Brengt bij deze ter kennis van belangheb
benden
dat de opening der jachtbedrijven, ver
meld onder litt. d, f en h van artikel 15
van voormelde wet (het schieten van water
wild, het vangen van waterwild met slag
netten en het vangen van eendvogels in een
eendenkooi of daarmede gelijkstaand toestel)
voor de Provincie Utrecht is bepaald op
Donderdag 15 Juli aanstaande met zonsop
gang, ter plaatse bij artikel 1 van het
Reglement op de uitoefening der jacht en
visscherij en de afpaling der eendenkooien
in die Provincie aangeduid.
De Commissaris der Koningin
voornoemd,
Van LYNDEN van SANDENBURG.
De Burgemeester en Wethouders van
Amersfoort,
Gelet op art. 264 der Gemeentewet,
Doen te weten, dat het ie suppletoir
kohier der
Houden Masting
over het dienstjaar 1915, goedgekeurd door
Gedeputeerde Staten van Utrecht, in afschrift
gedurende vijf maanden op d e Secretarie der
Gemeente voor een ieder ter lezing ligt.
Amersfoort, 21 Juni 1915.
Burgemeester eti Wethouders
voornoemd,
De Burgemeester,
Van RANDWIJCK.
De Secretaris,
A. R. VEENSTRA.
Voor een duurzamen vrede.
In de >Gazette de Lausanne* schrijft prof.
André Mercier, hoogleeraar in de Rechts
geleerdheid aan de Universiteit te Lausanne
en associé van het «Institut de droit internal*
onder meer het volgende
Den dag waarop het laatste kanonschot
zal zijn afgeschoten, zullen besprekingen over
de vaststelling van het vredesverdrag een
aanvang nemen. Dit kan niet gebeuren zon
der goede voorbereiding. Een nieuw Weencr
Congres, belangrijker nog dan dat van 1815,
zal geopend worden. Buiten het vredesver
drag in den letterlijken zin des woords, waar
bij de oorlogvoerende Staten hun eigen, uit
sluitende belangen zullen regelen (zooals
oorlogsschattingen, grensverbeteringen, over-
dtacht van grondgebied) zullen vragen zich
voordoen, die allen Staten belang zullen
inboezemen. De Statengemeenschap moet op
vasten grondslag worden opgebouwdbegin
selen zullen moeten worden vastgesteld;
rechtswaarborgen zullen de eerbiediging
ervan moeten verzekeren, misschien een ge
zamenlijke waarborg van alle Staten. De
vraag van de voortdurende neutraliteit, van
haar handhaving of van haar opzegging, van
haar waarborgen, van haar rechten en ver
plichtingen zal een nnuwkeurige oplossing
eischen.
Het gewichtige vraagstuk der nationali
teiten, dat der bondgenootschappen, dat van
een volksstemming in geval van annexatie
van grondgebied, het vraagstuk van de han
delsvrijheid in de koloniën, van gelijkheid
van godsdienst in bepaalde landen en nog
andere vraagstukken zullen waarschijnlijk
aan de orde worden gesteld. De noodzakelijk
heid om den oorlog aan de uitsluitende ver
antwoordelijkheid van den Vorst te onttrekken
en de bevoegdheden van het volk uit te
breiden ook tot de buitenlandse aange
legenheden, met name ten aanzien van ver
dragen, zal misschien zekere Staten brengen
tot wijziging hunner Grondwetten. In het kort,
de meest verschillende en samengestelde
vragen zullen zich voordoen. Sommige zullen
zijn van internationalen aard, andere zullen
langs nationalen weg moeten worden opge
lost; de vraagstukken zullen zich bewegen
op het gebied van het recht, de politiek, de
staathuishouding, de zcdeleer, den godsdienst
en nog andere terreinen,
Omdat dé toekomstige vrede niet de kiem
van een nieuwen oorlog in zich houde,
moeten die vragen op de best mogelijke
wijze worden opgelost. Het eind van de
vijandelijkheden af te wachten, alvorens de
vragen te gaan bestudeeren, zou een mis
dadige kortzichtigheid zijn. Reeds nu, gedu
rende den oorlog, moet men denken aan
den vrede en dien vrede voorbereiden. De
voornaamste oorzaken van conflicten te ont
dekken, de beste middelen te zoeken om
ze op te lossen, de openbare meening be
langstelling in te boezemen voor die ver
schillende vraagstukken, studie-arbeid, sa
menkomsten en debatten hierover uit te lok
ken, propaganda te maken ter bevordering
van de beginselen, welke noodzakelijkerwijze
in het belang van den vrede het toekomstige
wereldcongres zal moeten aanvaarden, te
vereenigeu alle persoonlijke en gemeenschap
pelijke krachten, die in denzelfden geest in
de verschillende landen zich openbaren, dat
is zeker een groote en mooie taak, die de
medewerking van iedereen verdient.
Prof. Mercier eindigt met een warme aan
beveling tot hot geven van steun aan het
Zwitsersche comité, dat ten doel heeft het
terrein voor te bereiden voor de beraadsla
gingen, die zullen aanvangen zoodra het uur
van den vrede zal zijn geslagen. De reeds
in Zwitserland gebleken belangstelling voor
dit werk, het succes dat de door prot. Mer
cier met veel waardeering genoemde »N. A.
O. R.< heeft, de slichting van de «Centrale
organisatie voor een Duurzamen vrede* in
de maand April te 's-Gravenhage, dit alles
wijst er op dat «deze groote krachtsont
wikkeling beantwoordt aan een zeer alge-
fheene behoefte en dat ongeveer overal, bij
de onzijdigen èn bij de oorlogvoerenden, de
openbare meening zich bezighoudt met de
vraag, wat de toekomst zal brengen*.
Daarom aan het werk,allen gezamenlijk,
in een zelfde verlangen naar een duurzamen
vrede, voor een zelfde gerechtigheids-
ideaal.
V rodesgoruchten.
Het onderwerp, dat allen zonder uitzon
dering nu reeds maanden lang het meest
bezig houdt, is de oorlog.
Hctallerbelangrijkste.dat van dezen wereld
oorlog verteld of geschreven kan worden,
is wel: wanneer en hoe hij zal eindigen.
En de inleiding op die vraag komt.
In het derde artikel, dat de heer Colijn,
oud-Minister van Oorlog, heeft geschreven
over den volkerenkrijg, geeft hij ook zijn
meening over den vrede. Nu zijn die artikelen
van ongemeene waarde Niet alleen, dat helder
en klaar de voorgeschiedenis van dezen
oorlog in de verschillende betrokken Kijken,
beknopt, maar volledig, wordt weergegeven
en het mitsdien een juisten kijk geeft opdeoor-
zaken, die tot dezen oorlog moesten leiden,
j het maakt ook duidelijk de beweging der
partijen en de ontwikkeling der krijgskansen
en geeft een uitermate goed denkbeeld van
1 den stand der zaken. Hpt heldere inzicht,
dat de schrijver blijkt te hebben in de geheele
geschiedenis en de bijna profetische blik op
I den verderen loop der gebeurtenissen, geeft
1 aan zijn artikelen een ongewone betcekenis.
Al wat is geschied, heeft hij met haast
j wiskunstige zekerheid voorzegd en elk vol
gende gebeuren met strenge logica afgeleid
uit het vorige.
I Opmerkelijk is het, dat deze strateeg uit
den gang der dingen al weken geleden tot
de conclusie kwam, dat in de eerste zomer
maanden de hevigheid van den strijd zou
toenemen en daarna tegen den herfat de
begeerte naar vrede overwegend zou worden,
óok bij de oorlogvoerenden.
Hij constateerde al als niet te weerspreken
feit ook bij de strijdende mogendheden een
groeiend verlangen raar den vrede. Wel is
ook voor hen nog niet duidelijk met welke
vragen en eischen men tot elkander komen
zal.
«Duitschland zegt, dat het vecht om zijn
plaats onder de zon, dat het een vrede wil,
die het in zijn verdere ontwikkeling niet
belemmeren zal. Frankrijk vecht voor de
herovering van Elzas-Lotharingen. Of Enge
land óok daarom strijdt, is nimmer officieel
uitgesproken. Wel is door de Regeering als
doel aangegeven de wederherstelling van
België en de uitroeiing van het gevaarlijk
geachte Duitsche militairisme. Rusland wenscht
voor zichzelf Galitië en voor Servië een
stuk Adria-kust, terwijl het een levendige
begeerte koestert naar het bezit van de
zeeëngte tusschen de Zwarte- en de Egcïscho
Zee, naar Bosporus en Hellespont. Allen zijn
voorts hunkerend naar financieels schadeloos
stellingen om den druk der geweldige oorlogs
lasten te verminderen*.
Is er nu uitzicht op# de verwezenlijking
van al die wenschen, zoo vraagt de schrijver.
Hij meent van nietin geen enkel opzicht.
Van de uitroeiing van het Duitsche militairis-
me is geen sprake men wijzigt bij vredes-
tractaat den geest van een volk niet.
Rusland heeft nog een heel klein gedeelte
van Galicië, maar ziet een groot deel van
Polen bezet. Enkele door de Franschen be
zette dorpen in den Boven-Elzas wegen niet
op tegen de rijke bezette districten, nu in han
den van de Duitschers Do schrijver voorziet
hierin niet beel veel verandering alleen van
het toen reeds begonnen succes der Verbon
denen tegen Rusland verwachtte hij grooten
tegenslag voor de Russen.
Maar in het Westen blijven de zaken zeer
waarschijnlijk zooals ze zijn. De thans be
gonnen groote worsteling zal dit uitmaken.
Maar als Juli of Augustus dan de toestand
nog in hoofdzaak het zelfde vinden, wat dan
Hij gaat na wat de verschillende partijen
nog brengen kunnen. Frankrijk is aan het
einde zijner reservesDuitschland heeft nog
heel wat tot zijn beschikking. Engeland kan
nog veel brengen maar of het dit doen zal
in die mate, dat deze versterking opweegt
tegen hetgeen Duitschland nog doen kan
Ruslands militaire kracht achtte de schrijver
op haar hoogste punthetgeen de gebeurte
nissen der laatste dagen wel hebben bewezen.
«Als er dus geen belangrijke wijziging
komt in de eerstvolgende maanden, dan is
zij daarna zeker niet meer te verwachten.
En ik meen, dat indien het besef daarvan
algemeen wordt de reeds aan den dag treden
de begeerte naar vrede zoodanig zal ver
sterken, dat we geen tweede wlntercampagnc
ingaan.
«De thans reeds zoo buitensporige lasten
in geld, de honderdduizenden dooden cn een
zeker even groot aantal voor hun leven ver
minkten zullen met kllmmendcn ernst de
vraag doen rijzenwaartoe dc worsteling
nog voortgezet, als alles tóch blijft zooals
het is?
«En waar ik nu aan de andere zijde ver
neem, dat de tegenwoordige evenwichtstoe
stand zich niet belangrijk zal vijzlgen,
daar geloof ik ook gelet op de volks
psychologie, die ik waarnam dat de vrede
naderende is*.
Opmerkelijk, dat ook van verschillende
andere zijden een dergelijk gevoelen wordt
geuit. Aldoor hoorde men eerst van beide
kant<ffi den strijd voort te zetten tot de over- I
winning was bevochten, maar daarover ver
neemt thans niet veel meer. Neon, in den boe
zem der volkeren begint de gedachte te
levenhet is genoeg.
Hoe onmogelijk het ook scbijnc. dat do
onderscheidene partijen tot eenheid van ge- I
dachten komen bij den huldigen stand van 1
zaken, de uitputting der krachten en de
wanhopige krachtsgelijkheid sullen ten slotte
dwingen tot onderhandelen. De stemmen, die
daarvoor opgaan, nemen toe. Colijn heeft
ook dit proces met bewonderenswaardige
juistheid voorzien en dit terwijl anderen juist
verwachtten, dat door do deelneming van
Italië dc oorlog nog lang gerekt zou worden.
Er is hoop, dat do zooeven genoemde schrij
ver in het gelijk wordt gesteld door de
opvolging der feiten.
Althans aan alle zijden vermenigvuldigen
de stemmen, die roepen om vrede.
In Rusland dringt langzamerhand do vree-
selijk teleurstellende wetkelijkheld door tol
het volk en durft men het bestaan om de
begeerte te uiten naar sluiten van een vrede,
desnoods zonder de andere partijen in het
geding.
Uit Noord-Amerika kwam een correspon
dentie voor de «Daily Telegraph* waaruit
bleek, dat men daar met volharding niet
slechts vrede tusschen Amerika en Duitsch
land, maar internationalen vrede zoekt.
En meer dan ooit stelt men de bereidwillig
heid van den President op den voorgrond
om «zijn goede diensten aan te bieden,
indien een der oorlogvoerende partijen er
om mocht vragen*.
Maar het sterkst komt de waarheid van
de voorzegging des heeren Colijn uit door
de bevestiging ervan door den socialisten
Franschen Minister Jules Guesde, die ook
verklaarde, dat de oorlog over driemaanden
uit zal zijn.
Opmerkelijk, het zrlfdo verschijnsel dat
aan alle vredcsluitingen is vooraf gegaan.
F.erst wordt in den boezem van het volk.
en al meer in ruimeren kring, de begeerte
naar vrede geuit, en dan komen ook werke
lijk dc vredesbewegingen.
Zoo moge bet ook nu zijn,
De oorlog, de verschrikkelijkste, die ooit
heeft gewoed, heeft al genoeg dood en
verschrikking verspreid. Tienduizenden bij
honderdduizenden werden reeds zijn slacht
offers en dc met bloed oververzadigde bodem
is het bloedvergieten moede.
Als een lichtende ster rijst aan den rooden
horizont de vrede Moge hij spoedig op mid
daghoogte klimmen en moge dan alles weer
in harmonische verhoudingen worden her
steld.
Het Ainerikniinsehe raadsel.
Een herinnering ga vooraf, zegt het «Nieuws
van den Dag*, dat vervolgt
In dit voorjaar, na de mislukking van
Joffre's algemoene doorbraakpoging, is ondet
het buitenlandschc nieuws in dit blad her
haaldelijk gewezen op het gerucht: dat men
den weg wilde effenen tot een verstandhou
ding tusschen Engeland en Duitschland.
Wat er van dit gerucht aan was. is tbans
niet na te gaan, maaar zeker heeft het tor-
pedceren van de «Lusitania* alles bedorven.
Aan het slot van een artikel over dat bedrijf
schreven wij ook, dat daarmee aan Duitsch
land (en aan de "kaak van den vrede) wel
de allerslechtste dienst bewezen is. De ver
nieling van de «Lusitania* heeft zonder twijfel
de kans op vrede een balf jaar, of meer nog,
weggeschoven.
En nu, naar aanleiding van deze ramp,
'waarbij ook vele burgera der Vereenigde
Staten van Noord-Amerika om het leven
kwarten, de Amerikaansche nota aan Duitsch
land de nota die, toen ze nog niet gepubli
ceerd was, zeer dreigend en onrustbarend
heette. Immers Minister Bryan, pacifist van
huis uit, was óm die nota uit het Ameri
kaansche Kabinet getreden.
Een oorlog tusachen Amerika en Duitsch
land dus in 't vooruitzicht
Het lijkt er niet naar. Tot iedera verbazing
bleek Wilaon'a nota in wel krachtige, maar
gcenzlns dreigende bewoordingen vervat te
zijn. Er staan wel krasse dingen In, maar
niets, dat tot een onherstelbare breuk tus
schen de beide natiën zou moeten leiden.