houden, en tegenover instellingen, aan wie
wij verplicht zijn te leveren.
Zoo staat op heden de cokesvoorraad. Wij
hopen, dat de productie weer grooter zal
worden, en dat daardoor ook weer meer co
kes zal worden vervaardigd. Ik mag ook den
wensch uitspreken, d?.t Amersfoort zich spoe
dig weer door gunstige omstandigheden in
meer licht zal mogen baden. Als wij meer
kolen krijgen, dan zal niets ons aangenamer
zijn, dan de volle capaciteit van onze fabriek
te leveren.
Dat is gezegd, mijne heeren, als mede-
deelingen onder meer andere van den Wet
houder. Ik heb mij nu maar alleen bepaald
tot de zaak var de cokes.
Als ik nu nog even mag antwoorden op
hetgeen de heer Hofland heeft gezegd, dat
Van Ginkel ons uit den nood heeft geholpen
door dat schepje kolen. Maar dat is nog voor
geen éenen dag genoeg. Laat ik dat den
heer Hofland even mogen zeggen.
Wij hebben er op kunnen bogen, de Com
missie en R. W. en de Directeur ik
spreek dat hier niet anders uit dan noodge
dwongen dat er weinig Gemeenten zijn,
buiten Amersfoort, die onder dergelijke ge
lukkige omstandigheden hun bedrijf hebben
kunnen voeren. Onder zoodanige omstandig
heden hebben wij kunnen werken, dat er
in de loods minstens 2000 ton dat is
minstens 200 waggons voorraad was.
Dat is het allerminste geweest en dat is
genoeg voor meer dan twee maanden. Wij
verkeerden in dat opzicht dus in zeer gun
stige omstandigheden. Toch hadden wij ons
voorgenomen, zooveel mogelijk kolen in te
slaan en al had iemand ons een halve waggon
aangeboden, dan hadden wij het óok geac
cepteerd.
En wat verder het gepraat betreft over
hetgeen ik naar voren gebracht heb omtrent
Van Ginkel mijnheer Hofland, u houde
het mij ten goede maar het is niet in
't belang van de persoon van Van Ginkel
om daarop verder in te gaan.
De Voorzitter: In de openbare zit
ting is nog het woord aan den heer Jorissen.
De heer Jorissen: M. de V., ik kan
mijnheer Van Duinen niet goed begrijpen.
Hij gaat een vergelijking maken tusschen
den cokesverkoop in 1913 en van 1914 en
zegt, dat er in 1913 zeventien duizend H.L.
en in 1914 zes en zestig duizend H.I.. is
verkocht geworden en hij zegt er vlak boven
op: »maar wij hadden een heel zachten win
ter*. Maar dan was dus ook in 1913 het
verschil lang zoo groot niet geweest. Nu
moet de heer Van Duinen niet vergeten, dat
er in dien zelfden winter dus weinig cokes
is verkocht en het grootste gedeelte van
dien tijd was mijnheer Van Duinen zelf
Wethouder en hij kan dus 't beste beoordeelen
hoe de toestand was.
Met te zeggen, dat het een zachte winter
was, geeft hij zelf het heft uit handen.
De heer Van Duinen: Dat heb ik
niet gezegd.
De Voorzitter: Het woord is nog
altijd aan den heer Jorissen. Mijnheer Jorissen,
was u uitgesproken
De heer Jorissen: Neen, M. de V„
maar omdat mijnheer Van Duinen het woord
nam, ging ik zoolang maar zitten.
De Voorzitter: Mijnheer Van Duinen,
het woord is aan den heer Jorissen.
De heer Jorissen: Ik heb enkel hier
het woord genomen, omdat ik de uiteen
zetting van den heer Van Duinen niet heb
kunnen begrijpen. Mijnheer Van Duinen
komt met argumenten voor dingen, die hij
niet beweert. Als het gevolg daarvan onaan
genaam is. kan i k dat niet helpen. De heer
Van Duinen heeft een vergelijking gemaakt
tusschen twee jaren. Het eene jaar, zegt hij,
is er maar zooveel cokes verkocht en het
andere jaar zooveel. En vlak daarbovenop
zegt hijmaar we hadden toen ook een
zachten winter. Nu spreekt hij toch zichzelf
tegen. Dat is erg beroerd pardon erg
onaangenaam maar hij beeft het zoo gezegd.
Ik kan het niet anders begrijpen.
De heer Kroes: M. de V., ik meen van
de heer Hofland gehoord te hebben een
uiting over bevoorrechting van een van de
gestichten. Nu zou ik gaarne den heer Hofland
willen vragen, welk gesticht daarmee be
doeld wordt. Waarschijnlijk het St. Jozef
gesticht, maar dan geloof ik, dat van bevoor
rechting in dit geval geen sprake kan zijn,
M. de V., Men moet niet vergeten, dat aan
het St. Jozefgesticht niet een groot quantum
geleverd kan wordendat is elk jaar onge
veer het zelfde. Men moet niet vergeten,
dat aan een groot aantal menschen daar
tegen een heel laag prijsje onderdak, voedsel
en verwarming wordt verstrekt. En dan zou
ik aan den heer Hofland willen meedeelen,
dat van bevoorrechting dat is jen onrecht
vaardige handeling door de Commissie van
bedrijven geen sprake kan zijn.
De heer Van Achterbergh: M. d. V.,
ik zou alleen even willen meedeelen, dat het
slechts een levering betreft van 200 mud.
De heer Hofland: M. d. V.,ik zou willen
voorstellen deze zaak aan te houden tot de
volgende vergadering. De tijd dringt en de
heer Veis Heyn heeft dan meteen de gelegen
heid, met gegevens naar voren te komen
dan zijn wij er in eens af. Ik stel dus voor,
dat het voorstel wordt aangehouden tot de
volgende vergadering.
De heer Van Duinen: Dan kunnen dan
tevens de contracten worden overlegd.
De Voorzitter: Wordt het voorstel on
dersteund? Het voorstel wordt niet voldoende
ondersteund en komt dus niet in behandeling.
De heer Van Kalken: M. d. V., het
spijt mij, dat deze zaak nu verder met ge
sloten deuren meet worden behandeld. M.i.
kunnen wij toch gerust instemmen met het
voorstel van B. W„ dat die beslissing niet
genomen is door B. W. of door den Voor
zitter, maar dat daarin gehoord zal zijn de
Commissie van toezicht op de Bedrijven.
Door die Comrfiissie is de Raad als 't ware
reeds vertegenwoordigd en wij kunnen toch
volkomen vertrouwen stellen hierin, dat die
beslissing zal zijn in het belang van de Ge
meente en niet persoonlijk zal zijn, omtrent
wien ook. Het spijt mij, dat men zóo diep
en zóo ver op de zaak is ingegaan en 't geeft
toch feitelijk eenig wantrouwen, niet alleen
tegenover den Wethouder, niet alleen tegen
over B. W., maar ook tegenover de Com
missie. Want gij moet het mij ten goede
houden, mijne heeren, wanneer ik zeg dat
wij, die er buiten staan, niet zóo ingewerkt
zijn als de Commissieleden en verder als B.
W. En wat zouden nu B. W. er
mee voor hebben om niet alleen te han
delen in 't belang van het bedrijf en dit te
doen rechtvaardig tegenover alle personen.
Daar staan die menschen veel te hoog voor.
Het is bedroevend, dat hier beleedigende
woorden zijn gebezigd, woorden die zeer
onfatsoenlijk waren.
Een stem: Namen noemen
De heer Van Kalken: Ik noem nooit
personenik spreek slechts over zaken.
De deuren worden om 10.20 gesloten en
te 10.46 heropend,
De Voorzitter: Ik heropen de vergade
ring en geef het woord aan den Wethouder
der Bedrijven.
De Wethouder Veis Heyn: M.deV.,
nu wensch ik alleen te constateeren, dat deze
gesloten vergadering alleen is geweest in het
belang, in het persoonlijk belang, van den
heer Van Ginkel
De V o o r z i 11 e rVraagt een van de heeren
nog het woord over dit punt?
De heer Hofland: M. de V., ik ben het
eens met de verklaring van den heer Veis
Heyn, maar ik ga niet mee met de conclusie
van B. W., dat zij naar aanleiding van die
uituoodiging, die Van Ginkel in het voorjaar
ontving, terwijl hij 19 dagen daarna is afge
wezen als kooper, en waar sprake is van eer.
fout dit is door B. W. erkend Van
Ginkel niet de dupe mogen laten worden.
Dank u.
De Voorzitter: Vraagt een van de heeren
nog het woord over het voorstel? Vraagt een
van de heeren hoofdelijke stemming?
De heer Hofland: Ik ben er tegen,
M. de V.
De Voorzitter: Dan is het voorstel van
B. W. aangenomen en zal er aanteekening
van gedaan worden, dat de heer Hofland er
tegen heeft gestemd.
369. Advies van Burgemeester en
Wethouders naar aanleiding van
het voorstel van het Raadslid den
heer J. Hofland om van Gemeente
wege cokes beschikbaar te stellen
tegen verminderden prijs.
Het voorstel luidt:
Uw medelid, de heer Hofland, heeft voor
gesteld »naar een te ontwerpen verordening
een hoeveelheid cokes beneden kostprijs be
schikbaar te stellen» en heeft de gronden van
dat verzoek in een memorie toegelicht. Een
verzoek van gelijke strekking, maar niet op
de zelfde overwegingen steunende, werd ont
vangen van den Christelijken Bestuurders
Bond. Beide verzoeken werden om prae-advies
in onze handen gesteld.
Wij merken allereerst op, dat noch in het
voorstel, noch in het verzoek wordt gespro
ken van een bepaalde hoevoelheid. En terecht
niet, want wel dient te worden bedacht, dat
cokes een nevenproduct is, welks beschikbare
hoeveelheid niet kunstmatig kan worden ver
groot.
Verder wenschen wij als onze meening ken
baar te maken, dat het bedrijf niet aanspra
kelijk mag worden gesteld voor de nadeelen,
die uit een te nemen maatregel kunnen voort
vloeien. Dit zou zijn strijdig met het karakter
van het bedrijf.
Wil men dus in de gewenschte richting iets
doen, dan zal de maatregel moeten vallen