Donderdag 30
No. 8627.
bijblad
Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Aniersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H. van Cleeff
HOOFDREDACTEUR
p- J. ÏRItlaiKg,
AMERSFOORT.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdag ai end. Abonnement per 3 maanden 1.
franco per post ƒ1.15. Ad verten tien 16 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officleële- en ontelgenings-
advertentiën per regel 15 cent Reclames 15 regels ƒ1.25. Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten evenals afzonderlijke nummers 10 cent.
Bij advërtentien van buiten de stad worden, de incasseerkosten in rekening gebracht.
KORTXQZIAOBT 9.
Postbus 9. Telefoon 19.
Oij dit nummer behoort een
KENNISGEVING.
HINDERWET.
Burgemeester en Wethouders van Amers
foort
Gelezen het verzoek dd. 31 Juli van de
firma H. van KUIJK Co., alhier, om
vergunning tot het uitbreden van eene in
richting voor machinale houtbewerking, door
plaatsing van een Hornsby Stockport-zuig-
gasmotor-installatie van 12 P.K. voor het in
beweging brengen van een lintzaag, twee
cirkelzagen, een schaafbank en een frais-
machine, in het perceel alhier gelegen aan
de Muurhuizen No. 91, kadastraal bekend
als sectie E No. 4373,
besluiten
de beslissing op voormeld verzoek te ver
dagen, opgrond, dat het ingestelde onder
zoek nog niet is volbracht.
Amerfoort, 24 September 1915.
Burgemeester en Wethouders
voornoemd,
De Burgemeester,
Van RANDWIJCK.
De Secretaris,
A. R. VEENSTRA.
Huiselijke opvoeding.
Niet lang geleden ging ik een buurdame
een bezoek brengen, liet gesprek liep o.a.
over de weinige degelijkheid die men tegen
woordig in vele huishoudens en daardoor
als vanzelf onder de jongelieden aantreft. De
zucht naar weelde, de trek naar vermaken
en genoegens buitenshuis, de openluchtspelen,
dit alles oefent op onze jongelui, zoowel
jongens als meisjes, een grooten, eigenlijk
overheerschenden invloed uit. Of die invloed
ten goede werkt, of hij van onze jongelieden
menschen maakt van karakter, van edelen
zin, sterk tot alles, dat iemand stempelt tot
een waar, een degelijk mensch, De ervaring
leert het tegendeel.
Hoe daarin verandering te brengen? hoe
het kwaad te stuiten, dat reeds zooveel
onheil heeft teweeg gebracht? Ziedaar een
vraag, die gemakkelijker in theorie is op te
lossen dan in de practijk.
We noemden zucht naar weelde; hoe is
die in alle lagen der maatschappij doorge
drongen; hoeveel wordt daaraan niet geofferd.
Alles wat mooi is en er behaaglijk uitziet,
verlokt tot willen hebben, tot koopen, vaak
tot schade van nuttige of noodige dingen.
Als de meisjes uit den gegoeden stand zich
kleeden, sierlijk en keurig voor het oog,
maar allesbehalve degelijk en practisch, dan
brengt de zucht tot navolging het dienst
meisje er toe, zich even sierlijk en kleurig
te kleeden, zij het ook in minder kwaliteit.
Zij wordt gaarne voor meer, als »Juffrouw«
aangezien en daar moet haar opschik voor
dienen. De schijn wordt bij beide categorieën
genomen voor het wezen; het kleedje staat
mooi en aardig, maar het is niet degelijk,
is spoedig versleten en kan dan niet eens
meer dienst doen als stofdoek of wrijflap.
Natuurlijk moet er dan weer iets anders voor
in ëe plaats komen.
En wanneer de een zoowel als de ander
dan beseft, dat meer practische keuze moet
gedaan worden, daartoe gedwongen door
beperkte middelen, dan kan zij leeren hoe
degelijke stoffen langer dienst doen en ook
hoe haar geld verder strekken en zij zelfs
tot sparen kan komen.
Degelijk en practisch, hoezeer komen d:e
beide eigenschappen de vrouw te pas; welk
een groote waarde hebben zij, niet alleen
voor haar zelf, maar ook voor haar gansche
omgeving. Een degelijke practische vrouw,
die haar huishouding zoo heeft ingericht,
dat zij niet alleen met haar inkomen rond- I
komt, maar nog iets weet over te leggen
voor den kwaden dag; die den haren over
vloedig gezond en krachtig voedsel voorzet, I
smakelijk toebereiddie bij tijd en wijle een 1
extra schoteltje op tafel weet te brengen; die
voor ligging en kleeding een open oog heeft,
en met een opgewekt gelaat en een vrien
delijken lach door het huis gaat, en door
haar practische en degelijke zorg en opge
wektheid dat huis tot een gezochte en ge-
waardeerende woning maakt voor allen, die
onder dat dak vertoeven, zou zulk een vrouw
kunnen groeien uit de meisjes, wier voor
naamste gedachten vervuld zijn van haar
eigen persoon, van haar eigen wenschen en
verlangens?
We blijven aan die mogelijkheid gelooven,
wanneer het gezin, waartoe het meisje be
hoort, degelijk en practisch is; wanneer zij
wil opmerken en het voorbeeld volgen, dat
haar daar wordt gegeven; wanneer zij wil
beseffen, dat het toegeven aan eigen begeer
ten en eigen wenschen op den duur geen
voldoening schenkt, maar dat het leven voor
anderen en voor hun welzijn eigen leven
oneindig rijker maakt, dan zij zich ooit kon
voorstellen dat het vol zegen kan worden
voor haar zehre en voor anderen.
Mogen vele meisjes in zulke gezinnen
opgroeien, dan kunnen zij gesteund worden
om zich te onttrekken aan den verderflijken
invloed van weelde, vaf zucht tot vermaken.
Mogen zij den weldadigen invloed onder
vinden van den gelukkigen huiselijken kring,
waar eigenliefde, uithuizigheid en drang naar j
weelde geen wortel kunnen schieten, waar I
zij leeren zegen te ontvangen om op haar j
beurt tot zegen te zijn.
En zouden onze jongens minder gevoelig
zijn voor den weldadigen invloed van een
echt, degelijk, practisch thuis, waar vriende
lijkheid en gezelligheid heerschen, waar de
blik van vader en van moeder een welkom,
een hartelijk welkom toeroept, als de zoon
den drempel overschrijdt?
Ik kan het niet gelooven; de kalme, lief
lijke rust der vriendelijke, gezellige huis
kamer heeft te veel aantrekkelijks om niet
onder de bekoring te geraken. Telkens en
telkens trekt en lokt zij meer en kost het
moeite, ja soms zwaren strijd, om al de ver
maken en genoegens, die hem buitenshuis
wachten en hun verlokkenden invloed op
hem uitoefenen, het hoofd te bieden. Als het
rustige geluk hem hoe langer zoo meer tot
zich trekt, hem hoe langer zoo liever wordt,
dan kiest hij dat huiselijk geluk, gevoelend,
dat daar de plaats is, waar hij kan worden
een man van karakter, een man met een
ziel, een man met gevoel voor al wat schoon
en lieflijk is en welluidt, voor recht en recht
vaardigheid, een man, met zacht eh mild
oordeel, een man, wiens ja, ja, wiens neen,
neen is, een man, die als macht erkentde
groote macht der Liefde.
Stenografisch Raadsverslag.
(SI.OT).
Toen is door een van de leden de meening
uitgesproken men kan dat nalezen in de
stukken, die verschenen zijn als afdeelings-
verslag dat een dergelijke lage salarieering
misschien werd voorgesteld in verband met
hetgeen er zoo omb'""i u. ud, namelijk omdat
B. W. de instelling oeschouwden als een
onderdeel van Maatschappelijker arbeid en
er misschien onder de ambtenaren iemand
gevonden werd, die voor dat speciale ambt
de capaciteiten bezat. Ik wil dus nog eens
nadrukkelijk in het licht stellen, dat ik in
't algemeen dat standpunt van den heer Jorisien
deel en daarom heb ik gestemd vóór zijn
voorstel. Maar wat vooraf gegaan is, wettigt
volkomen in dit bijzondere geval, dat B.
W. met dit voorstel kwamen.
Het is dus niet, dat ik naderhand op dit
standpunt ben teruggekomen en het is dus
niet, dat mijn stem onjuist was, maar omdat
het hier een bijzonder geval betreft, is het, dat ik
graag zou willen, dat de Raad terugkomt op
zijn genomen besluit.
Wanneer wij onder den indruk van een
op 't oogenblik juist uitgesproken stelling, van
wiendan ook, een beslissing nemen, en we zien
naderhand in, dat deze onjuist was, gelet op
hetgeen voorafging, dan vind ik er volstrekt
niets tegen, laten wij maar zeggen, niets on
wettigs in, daarop terug te komen.
Ik heb het initiatief genomen vóór de ver
gadering een motie daaromtrent voor te leg
gen aan enkele leden van den Raad en de
heeren Gerritsen en Rant waren wel zoo
vriendelijk, deze motie te onderteekenen. Zij
luidt
De Raad overwegende, het"is ln 't 't alge
meen gewenscht, dat bij het bezetten van
openbare ambten de mededinging zoo alge
meen mogelijk zij,
erkennende, dat de besprekingen in de af-
deelingeu over de te stichten Arbeidsbeurs,
als onderdeel van een afdeeling Maatschap
pelijk werk, voor B. W. voldoende redenen
waren, hun desbetreffende voordracht in te
dienen tot aanstelling van de Directeur op de
vergadering van 7 September,
besluit
op zijn toen genomen beslissing terug te
komen.
De Voorzitter: De voorsteller heeft de
motie reeds voldoende toegelicht en volgens
het Reglement van orde moet thans nog door
den Raad bepaald worden, wanneer deze motie
in behandeling zal worden genomen. Doen de
voorstellers ook een voorstel daaromtrent?
De heer Gerritsen: Ja, M. de V.; wij
stellen voor: onmiddellijke behandeling.
De Voorzitter: Dan is aan de orde het
voorstel om de motie onmiddellijk in behan
deling te nemen.
Deheer Jorissen: M. de V., ik zou zeggen,
we moesten de motie maar niet onmiddellijk
in behandeling nemen, want dan vervallen
wij in het zelfde, dat wij nu deden. Heb ik
den heer Hofland goed begrepen, dan is zijn
voorstel een gevolg hiervan, dat hij zegtik
heb vóór het voorstel van den heer Jorissen
gestemd; dat was een goed voorstel; maar
achteraf gezien, ben ik tot het inzicht gekomen,
dat het beter geweest ware, als ik het niet
gedaan had. De heer Hofland meent, dat het
voorstel is aangenomen, omdat wij op dat
oogenblik onder den indruk waren van mijn
juist gesproken woord; in dien geest althans
heeft hij gesproken.
Nu wil ik aannemen, dat de heer Hofland
onder den indruk van dat juist gesproken
woord is geweest. Maar wanneer wij nu be
sluiten deze motie dadelijk in behandeling te
nemen, bestaat er groote kans, dat de ver
gadering weer onder dien indruk komt, maar
dat straks, na afloop van deze zittiug of
eenige dagen daarna, wij tot de conclusie
komenkijk, de heer Hofland heeft juiste
j woorden gesproken, maar op stuk van zaken
ben ik het er toch niet mee eens. Dan zouden
1 we op de volgende zitting misschien dit krijgen,
dat er een verzoek kwam om het voorstel
nóg weer eens terug te nemen. Maar dan
wordt het toch een paskwil, een gekkenboel
De Voorzitter. Mijnheer Jorissen
De heer Jorissen: Neem me niet kwalijk,
hl. de V., dat woord is mij daar ontvallen.
De heer Hofland' Dat mag je wel zeggen
't hindert niks.
De Voorzitter: Het gaat nog slechts
om de quaestie der orde, om dirscte behan
deling, ja dan neen. Het gaat nifet over de
mérites van het voorstel.
De heer Jorissen: Ik geloof, M. de V.
dat wij 't beste doen er nog eens ernstig over
na te denken en ons niet te laten leiden door
het juist gesproken woord van den heer Hof
land. Het is beter, dat wij oog eens ernstig
en kalm over het amendement nadenken, dan
kunnen B. W. er misschien tegelijk een
aanbeveling er bij doen. Dan kunnen we be
slagen ten ijs komen en zullen we geen ge
vaar loopen, dat een of ander lid nog eens
weer een motie indient om ook dit voorstel
te herroepen.
De Voorzitter: Vraagt nog een van de
heeren het woord over het direct in behan
deling nemen van deze motie?
De heer Van Duinen: Ja, M. de V., ik
ben vóór aanhouden.
De heer Jorissen Dan moet je 't zeggen
(gelach).
De Voorzitter: Dan zal ik in stemming
brengen de vraag of wij het voorstel direct
in behandeling zullen nemen.
Uitgebracht worden 10 stemmen tegen, 6
vóór en 2 blanco (van de Wethouders: Veis
Heyn en Rijkens); vóór de heeren Rant,
Tromp van Holst, Gerritsen, 'Hofland, Van
der Wal en Van Esveld.
De Voorzitter: Mag ik de heeren er
eveu op attent maken, dat volgens art. 33
Reglement van Orde ieder lid zijn stem
uitbrengt vóór of tegen. En mag ik dus de
heeren Rijkens en Veis Heyn verzoeken,óok
hun stem uit te brengen.
De Wethouder Veis Heyn: Tegen, M.
de V.
De Wethouder Rijkent: Vóór, M.deV.
De heer Kroes: Nou sta je nog precies
quitte.
De heer Jorissen: Dat doen ze er om.
De Voorzitter: Het voorstel is verwor
pen met 11 tegen 7 stemmen. Het komt dus
in behandeling een volgende maal.
De heer Jorissen: Wanneer, M. de V?
De heer Hofland: In de volgende ver
gadering.
De Voorzitter: Maken de heeren er een
voorstel van?
De heer Hofland: Ja, M. de V., in »de«
volgende vergadering en niet »een« volgende
vergadering.
De Voorzitter: Kan de Raad met dat
voorstel accoord gaan? Dan is aldus besloten.
428. De heer Jorissen: M. de V., ik had
daar straks bij art. 14 (415) eer. kleine vraag
willen stellen, maar u is er wat vlug overheen
geloopen. Er staat: >ten behoeve van aanslui
ting der in aanbouw zijnde kerk voor de
vereeniging Tuindorp*. Is het zeker, dat die
kerk voor de vereeniging zal zijn; of is het
de kerk, die vóór de vereeniging ligt?
De heer Hofland: Het is een redactie
fout.
De Voorzitter: Zooals de heer Jorissen
het leest, staat het verkort op de agenda.
Het voorstel luidt:
Door de vereeniging »Tuindorp* wordt
verzocht, ten behoeve van de in aanbouw
zijnde kerk, aansluiting te mogen ontvangen
voor gas- en waterleiding.
De kosten der te leggen leidingen worden
begroot op respectievelijk f 1000 en f 1000.
Wij hebben de eer U voor te stellen, ons
te machtigen, bovenstaande werken te doen
uitvoeren en ons daarvoor een crediet te
verleenen van f 2000.