Donderdag II
November 1915.
No. 8645
66e Jaargang.
Uitgave van de Naainlooza Vennootscliap ,.De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. II. van Cleeff'
HOOFD-REDACTEUR
p. j. madshzzs.
AMERSFOORT.
Verschijnt DInsdAg-, Donderdag- en ZaterdagHrond. Abonnement per 3 maanden1/1.—
franco per post ƒ1,15. Adverteutiiin 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bij regel-
abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieele- en onteigening*-
advertentiön per regel 15 cent. Reolames 1-5 regels 1.25 Bewijsnummers naar buiten
worden in rekening gebracht en kosten, evenals afzonderlijke nummers, 10 cent.
Bij advertentien van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht.
BUREAU:
ZORTSGRAOBT 9.
Postbus 9.
Telefoon 19.
KENNISGEVING.
AANGIFTE VOOR DE BEVOLKINGS
REGISTERS.
Het Gemeentebestuur van Amersfoort
herinnestjde~ingezetenen aan hunne ver
plichting om steeds tijdig ter Gemeente
secretarie aangifte te doen voor de Bevol
kingsregisters.
Bedoelde aangifte moet worden gedaan
ie. Wanneer men de Gemeente gaat
verlaten.
Alsdan moet een getuigschrift van woon
plaatsverandering (verhuisbiljet) worden ge
vraagd ter Secretarie (kamer no. 3) en
medegenomen naar de Gemeente, waarin
men zich gaat vestigen, ten einde aldaar
uiterlijk binnen éen maand te worden inge
leverd.
2. Wanneer men zich in de Gemeente
vestigt.
Alsdan moet men overleggen een getuig
schrift van woonplaatsverandering (verhuis
biljet) afgegeven in de vorige woonplaats.
3. Wanneer men binnen de Gemeente
van woning verandert.
Het hoofd van een huisgezin is verplicht,
aangifte te doen, wanneer in dat gezin eenige
verandering plaats .grijpt, óok door het op
nemen of het vertrek van dienstboden.
Overtreding dezer bepalingen wordt ge
straft met hechtenis van ten hoogste veer
tien dagen of geldboete van ten hoogste
honderd gulden (Artikel 9 van het Konin
klijk Besluit van 27 Juli 1887, Staatsblad
No. 141).
Amersfoort, 10 November 1915.
Het Gemeentebestuur
voornoemd.
De Burgemeester
Va.v RANDWIJCK.
De Secretaris,
A. R. VEENSTRA.
Klaarheid gevraagd.
Men zou meeneti, zegt de «Vorwürts», dat
na 15 maanden oorlogvoeren, op een wijze
zóo bloedig als de wereldgeschiedenis het
nimmer heeft gezien, de Staatslieden een
precieser antwoord op de vraag zouden weten
te geven: «Hoe wordt het recht hersteld;
hoe ktijgen we een duurzamen vrede Men
zou eveneens meenen, dat deze Staatslieden
den volkeren duidelijker vertelden, waarom
zij eigenlijk hun bloed vergieten; welk doel
men zich heeft gesteld, in het kort. om welken
prijs het gaat. Verdediging van het vaderland,
vrijheid, recht, cultuur dat alles is thans
niet meer voldoende.
Dat zijn slechts woorden, waarbij de een
zich dit, en de ander zich dat denkt. Het
begint waarlijk tijd te worden, helderder en
verstandiger taal te spreken.
Het ziet er echter naar uit, alsof beide
partijen vreezen, elkander hun plannen bloot
te leggen, want het zijn immers niet alleen
Frankrijk en Engeland, die hun oorlogsdoel
einden en hun vredesvoorwaarden in ondoor-
dringbaren nevel hullen; de Duitsche Re
geering is niet minder terughoudend en ook
zij heeft zich, waar 't het doel van den oorlog
betrof, op een wijze uitgelaten, die voor sol
daten, wien voor een stormaanval moed in
gesproken moet worden, wel op de goede
plaats zijn, maar die noch in het eigen land,
noch daarbuiten de noodige helderheid ver
spreiden over Puitschlands einddoel. Juist nu
worden weer alle in het buitenland in omloop
zijnde berichten over vredesverlangens en
vredesbemoeiïngen door de Duitsche Re
geering officieel voor onwaar verklaard. Bülow
is in Zwitserland voor herstel van gezondheid,
en Solf is in Nederland, waar hij dierbare
vrienden bezoekt en weer eens heerlijk witte
brood kan eten. FI6t is ook niet waar, dat
de Rijkskanselier tegenover Jan, Piet, of
Klaas als vredesvoorwaarden de Belgische
Maas linie, de annexatie van Koerland en
een schadevergoeding van 30 milliard als
eisch heeft gesteld. Goed zoo!
Wij hebben thans 12 maanden lang pre
cies gehoord wat niet waar is. Kan men
nu ons kwalijk nemeD, dat wij nu. wèl eens
gaarne zouden willen hooren wat wel waar
is, wat de Duitsche Regeering als doel van
den oorlog beoogt? Het gaat toch op den
duur niet aan, dat de eene slag op den anderen
vglgt, dat onze mannen steeds naar nieuwe
oorlogsterreinen worden gebracht, zonder dat
de volkeren te weten komen wat er eigen
lijk moet geschied zijn en wat er bereikt
moet zijn, willen de vredesklokken wederom
luiden? De anderen, zoo geeft men ons
ten antwoord, moeten om vrede vragen, want
wij zijn de overwinnaars. Maar, jammer ge
noeg voor ons, voelen die anderen zich niet-
als overwonnenen en op die manier komt
men niet tot eenig resultaat.
De oorlog gaat voort in het oneindige,
omdat beide partijen schuwen, hun voorwaar
den scherp te omlijnen en uit te spreken,
uit vrees, dat het bekendmaken van het eind
doel voor zwakheid zou worden aangezien.
Het kan dus zoover komen, dat deze oorlog
zal eindigen met de volledige uitputting van
allen, omdat niemand wil zeggen, welke
voorwaarden vervuld moeten zijn cm er een
eind aan te maken. Zal dat verhinderd wor
den, dan moeten de Kegeeringen eindelijk
hun algemeene frases in den steek laten en
met een positief programma voor den dag
komen. Zijn zij zelve door de verschillende
wisselvalligheden van al deze veldtochten in
den war geraakt, dan moeten de sluizen van
•de openbare welsprekendheid geopend wor
den. Dan zal er spoedig helderheid zijn en
naar wij hopen, vrede.
Vredo aanstaande?
In verband met den militairen toestand
op de verschillende oorlogstooncelen, schrijft
de militaire medewerker van de «NieuweCrt.<
Het kan wel verbeelding zijn en een gevolg
van de neiging om te gelooven hetgeen men
hoopt, maar toch er is, al zou de rede
van den Franschen premier Briand dat niet
doen gelooven, vrede in de lucht.
Ik althans gevoel dat zoo en breng dit in
verband met de buitengewoon geringe actie
op de verschillende groote slagvelden. Ik
meen thans het verschijnsel waar te nemen,
dat ook bij vroegere oorlogen werd gecon
stateerd, dat de legers, met het beeld van
den naderenden vrede voor oogen, hun huid
even zorgvuldig gaan sparen, als zij die
daarvóór bereidwillig blootstelden. Onmerk
baar kruipt dan dat gevoel van zelfbehoud
van de onderste lagen van het leger tot de
allerhoogste omhoog. Dc manschappen, de
troepen, die nog gespaard zijn gebleven,
hopen nog te genieten van het geluk, dat
de vrede ook hun zal bieden; de aanvoerders
zien er tegen op, onder die omstandigheden
nieuwe offers van hen te vergen. Het is als
een compromis, waarover niemand durft
spreken, en er groeit een illusie, waarvan
niemand rept, maar waaraan allen denken:
wat zal het heerlijk zijn, uit de verschrikking
der loopgraven naar het rustige, veilige
leven thuis en in het garnizoen terug te
keerenvoorzichtig nu, anders beleven wij
dat niet. En elk vredesgcrucht wakkert die
illusie aan. Daarbij komt, dat iedereen lang
zamerhand meer dan genoeg krijgt van dit
even moorddadige als vruchtelooze vechten
en ook daarom hartstochtelijk naar het einde
verlangt. En daarom rusten wellicht bijna
overal de wapenen, worden de krijgsver
richtingen overal tot een minimum beperkt
treedt onmiskenbaar verslapping in.
Kiezen of deelen.
Naar aanleiding van de Maandag gehou
den buitengewonen Ministerraad, welke werd
bijgewoond door den opperbevelhebber van
land- en zeemacht, schrijft de «Utr. Crt«
Gevaren van buiten?
O neen.
Gevaren van binnen?
Het Ministerie Cort van der Linden heeft
zich, in een dubbelzinnige positie gebracht
en schijnt generaal Snijders om raad en
voorlichting gevraagd te hebben.
Goede raad echter is ditmaal peperduur.
De daden van het Ministerie spreken elk-
ander vlakweg tegen en aan dit feit kan
zelfs d- opperbevelhebber niets veranderen.
Wat toch is het geval?
Het Ministerie heeft heel het Nederland-
sche leger gemobiliseerd, duizenden huisva
ders, kostwinners, JJeiders van zaken en
arbeiders gedwongen tot nietsdoen.
Daar was in Augustus 1914 reden toe,
want er bestond direct oorlogsgevaar.
Wij willen aannemen, dat de zelfde reden,
althans een voldoende reden, alsnog bestaat
en wij schrijven dan ook niet om het feit
der mobilisatie af te keuren.
Maar
Als er mobilisatie is, dan is er oologsgevaar.
Is er oorlogsgevaar, dan houdt de politieke
strijd op, vermijdt iedere Nederlander de
minste stoornis onzer Nederlandsche eenheid,
wordt het politieke bestand geboren, de union
sacrce, zooals de Franschen het uitdrukken.
Dat politieke bestand heeft meer dan een
jaar in Nederland bestaan en wij hebben er
ons allen in geschikt.
Nu breekt de Regeering dat bestand.
Het dient wetsvoorstellen in tot Grond
wetsherziening, welke voor de toekomst van
ons vaderland beslissend zullen zijn wetsont
werpen van ingrijpenden aard, die den hef-
tigsten politieken strijd zullen uitlokken en
Nederland verdeelen in scherp vijandige
partijen.
Een voorstel tot Grondwetsherziening, dat
vrouwenkiesrecht wil invoeren, is voor som
migen petroleum in het vuur.
De vlammen slaan straks naar alle kanten
uit; de partijstrijd in lichterlaaie.
Nu goed, laat ons vechten.
Maar dat de Regeering ons dan eerst ge-
ruststelle omtrent het buitenlandsch gevaar.
Bestaat dat nog steeds, dan is het onver
antwoordelijke roekeloosheid om het politieke
bestand te breken en de eenheid van het
kleine, aan alle kanten door den oorlog om
geven Nederland, te versplinteren door een
strijd der politieke partijen.
Bestaat dat gevaar langer niet, dan is er
geen reden meer tot handhaving der mobi
lisatie.
Het een, of het ander.
De Regeering moet kiezen of deelen.
Vreest ze het buitenlandsch gevaar, dan
mag zij geen binnenlandschcn strijd uitlok
ken. Kiest zij dezen strijd, dan is het ge
daan met het buitenlandsch gevaar.
Een middenweg is er niet.
Het 50-jarig bestaan van
Volksonderwijs.
Volksonderwijs? Het tegenwoordig jongere
geslacht weet niet wat er een halve eeuw
geleden was verbonden aan den naam «Volks
onderwijs». Den 25 Mei 1866 werd er op
een druk bezochte vergadering besloten tot
de oprichting van de vereeniging «Volks
onderwijs», en ran al de aanwezigen waren
er 20 (zegge: twintig) die zich durfden
opgeven als lid. De vereeniging had namelijk
in haar Statuten als doel opgegeven: «het
publiek tegen de valsche aantijgingen nauw
keurig in te lichten omtrent den aard en de
stichting der openbare volksschool en, in
het algemeen, meer belangstelling in het
openbaar volksonderwijs en alles, wat daartoe
betrekking heeft, op te wekken».
Thans, na een halve eeuw, telt de ver
eeniging 288 afdeelingen met 22 653 leden,
11 correspondentsqhappen met 93 leden, en
432 algemeene leden, te zamen 23 180 leden.
onder wie duizend onderwijzers. Met een
krachtige opwekking van de belangstelling
hoopt men, dat bij het 30-jarig bestaan in
1916 dc vereeniging 50000 leden zal tellen.
Het jongste nummer (10) van het maand
blad «Volksonderwijs» is grootendeels gewijd
aan de herinneringen van deze halve eeuw,
en dit orgaan van de «Vereeniging tot be
vordering van het volksonderwijs en het
schoolbezoek in Nederland» meent, dat deze
stijging in het ledental gemakkelijk te be
reiken is, «als alle belanghebbenden in een
deugdelijke volksontwikkeling en alle oud
leerlingen van het openbaar onderwijs, .it
dankbaarheid aan de sohool van hun jeugd,
het streven voor degelijk volksonderwijs en
een goede volksopvoeding met hun lidmaat
schap gaan steunen».
In afwachting van een saam te stellen
Gedenkboek, somt het blad als volgt op den
gedanen arbeid in zake
de totstandkoming van den leerplicht bij
het I-ager onderwijs,
de toepassing van dezen ook bij het Voort
gezet onderwijs,
verbeterde inrichting en wettelijke regeling
van het Voorbereidend onderwijs,
het onderzoek in zake het aantal leerlingen
per klasse,
het rapport in zake kosteloos onderwijs,
de concept-wet voor het Lager onderwijs,
de actie betreffende de verbetering van
den maatschappelijken toestand van het onder
wijzend personeel,
het onderzoek naar de verhouding van het
openbaar en het bijzonder onderwijs,
het steun verleenen aan arme ouders, die
de bedeeling moeten missen als ze hun kin
deren naar de openbare school zenden,
den steun aan het onderwijs aan schippers
kinderen.
de taak ten aanzien van meer samenwer
king tusschen school en huis,
de propaganda voor het onderwijs aan
zieke kinderen,
het onderzoek in zake onderwijs aan slecht -
hoorenden,
enz. enz.
En dan van de afdeelingen, als een staal
kaart van hetgeen tot stand werd gebracht
of werd gepoogd tot stand te brengen
invoering van een zevende leerjaar,
opwekking tot en belooning van trouw
bezoeken van het Herhalingsonderwijs.
cursussen voor handelsrekenen en boek
houden,
uitbreiding of behoud van leerkrachten aan
de Lagere school,
totstandkoming van Fröbelonderwijs,
verstrekking van schoolklompen en school
voedsel,
onderwijs aan volwassenen,
invoering van ouderavonden en schoolver
gaderingen,
inrichting en verbetering van school- en
volksbibliotheken,
kook- en huishoudonderwijs voor meisjes,
totstandkoming van Ambachtsonderwijs,
het organiseeren van «gezellige avonden»,
het inrichten van schoolfeestjes en school
reisjes,
het in bespreking brengen van onderwer
pen van onderwijs- en opvoedkundigen aard,
het verspreiden van geschriftjca in het be
lang van de volksontwikkeling,
het tegenhouden van onbillijke schoolgeld
regelingen,
enz. enz.
Van hoe grooten invloed deze arbeid en
dit pogen is geweest op den ontwikkelings
gang van ons volk, is moéilijk na te gaan;
maar dit kan veilig worden geconstateerd
dat zoowel in de grootero steden als tot in
de meest afgelegen hoeken van ons land
enorm veel ontwikkelingsarbeid niet zou
zijn geschied, als «Volksonderwijs» niet ge
durende een halve ouw met afwisselende
kracht, energie en leuenaantal daarvoor met
warmte had gestreden.