Dinsdag 23 November 1915. No. 8650 66e Jaargang. 1 B? tw m ww mm iw W w w w w v Uitgave van de Naamlooze Vennootschap „De Amersfoortsche Courant, voorheen Firma A. H van Cleeff HOOFD-REDACTEUR P. J. FR BDBH IKS. AMERSFOORT. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag;- en Zaterdagavond. Abonnement per 3 maanden/i.— franco per postƒ1.15. Advertentiën 1—6 regels 60 cent; elke regel meer 10 cent. Bijregel abonnement reductie, waarvan tarief op aanvraag kosteloos. Legale, officieelc- en onteigening*- advertentifin per regel 15 cent. Roolamen 1—5 regels /1.25 Bewijsnummers naar buiten worden in rekening gebracht en kosten, evenals afzonderlijke nummers, 10 cent. Bij advertentiCn van buiten de stad worden de incasseerkosten in rekening gebracht. BUREAU: ZORTEGRAOBT 9. Postbus 9. Telefoon 19. KKNNISUKVINU. per K.G. 5 cent. 4.5 GROENTEN. De Burgemeester der Gemeente Amers foort maakt bekend dat de maximum-verkoopprijs van groenten en-detail als volgt is vastgesteld: a. Versche groenten: roode kool gele kool uien grove peen 4 fijnere peen e gewone knolrapen 4 Geldersche knolrapen 4 zware kroten 4 fijnere kroten 5,5 b. Vatgroenten: per K.G. snijboonen 1 g cent. dubbele spercieboonen 19 enkele specieboonen 23 zuurkool 1o andijvie, heele kroppen 13 andijvie, gesneden kroppen 14 Deze prijzen zijn geldend voor alle binnen de Gemeente Amersfoort door winkeliers en venters, in winkels, van af groentekarren of op de markt en-detail verkochte versche vat groenten. De winkelier, venter of kleinhandelaar, die groente in verkoop heeft, moet bovenstaande prijslijst op vanaf de straat d u i d e 1 ij k zicht bare wijze in den winkel of op de kar aan brengen. De inwoners dezer Gemeente worden er uitdrukkelijk op attent gemaakt, dat deze groenten voor iedereen verkrijgbaar worden gesteld. Door het Bureau van levensmiddelen, Ge meente -laberatorium, Appelmarkt, wordt ge zorgd voor voldoenden aanvoer van boven staande groenten, welke tegen de navolgende prijzen voor eiken handelaar in groenten, mits geen grossier, verkrijgbaar zijn a. Versche groenten: per roode kool 100 K.G. f3.60 gele kool 100 - 3. uien, inclusief baal 50 - 3. grove peen 50 - i.zo fijnere peen 50 1.80 gewone knolrapen ioo 2,40 Geldersche idem 100 - 3.— zware kroten 100 -2.40 fijnere kroten 100 -3.60 b. Vatgroenten per pronksnijboonen 200 K.G. f 24. zuurkool 200 -12. dubbele spercieboonen 150 - 18. enkele spercieboonen 150 20.— andijvie, heele kroppen 200 -11.40 andijvie, gesneden kroppen 200 - 15.— De vaten worden voor f 5 in rekening gebracht en legen f 2.50 teruggenomen. Opgaven van de verlangde hoeveelheid versche groenten worden ingewacht op het Gemeen te-laboratorium uiterlijk Maandag middag 4 uur, voorafgaande aan de week, waarvoor de groenten worden aangevraagd. Opgaven van de verlangde hoeveelheid vatgroenten voor den termijn van éen maand, loopendc van den isden tot den i,5den der volgende maand, worden uiterlijk 12 dagen te voren dus uiterlijk den 3den van elke maand, ingewacht. Klachten over niet-inachtneming van de genoemde maximumprijzen behooren te wor den ingediend bij het Bureau van levens middelen, Appelmarkt 11. Groentehandelaars en winkeliers, welke de genoemde maximum-prijzen niet in acht nemen zullen worden uitgesloten van het betrekken van Rcgeeringsgroenten, terwijl hun voorraad, op grond van art. 76a der Onteigeningswet zal worden in bezit genomen. Aan meergenoemd Bureau van levens middelen, Appelmarkt 11, behooren tevens te'zijn,'gericht alle aanvragen voor boter, kaas, erwten, boonen, raapolie en visch. De aanvragen van boter en kaas worden ingewacht uiterlijk Donderdagmiddag 4 uur, voorafgaande aan de weck, in welke de winkelier de kaas en boter wenscht te ont vangen. Amersfoort, 20 November 1915. De Burgemeester van Amersfoort, Van RANDWIJCK. 1890—23 November—1915. De «Staatscourant* van 23 November 1890 bevatte de volgende medcdeelingZijne Majesteit de Koning is hedenmorgen te .5 uur 45 minuten ontslapen. Den volgenden dag werd door Koningin Emma, Regentes van het Koninkrijk, de vol gende proclamatie uitgevaardigd: In naam van Hare Majesteit Wilhelmina, bij de gratie Gods Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Wij, Emma, Koningin-Weduwe, Regentes van het Koninkrijk Met heeft Gode behaagd Mijnen geliefden en geeërbiedigden Gemaal, Koning Willem de Derde, tot Zich te nemen. Ruim een en veertig jaar schaarde zich het Nederlandsche volk om Zijnen Troon, en gedurende dit tijdvak werden, onder 's Heeren zegen, rust, vrede en welvaart aan het vaderland geschonken. De Kroon is door Zijn afsterven, dat ons allen met diepen rouw vervult, overgegaan op Mijne beminde Dochter Wilhelmina Helena Paulina Maria. Haar Troon vinde zijnen hechten steun in de innige trouw en ver knochtheid van het Nederlandsche volk aan het Huis van Oranje. Moge de Almachtige God de gebeden verhooren, die tol Hem opgezonden worden voor onze Koningin Wilhelmina; Hij neme Haar onder Zijne heilige hoede en bescher ming. Krachtens de wet ben Ik gedurende Hare minderjarigheid geroepen, als Regentes van het Koninkrijk, het Koninklijk gezag voor Haar waar te nemen. Vertrouwende op Hem, in Wiens hand het lot is der Vorsten en volkeren, neem Ik de Mij toevertrouwende regeeringstaak op Mij, met de bede, dat hare vervulling in allen deele moge strekken tot heil van land en volk en tot bevestiging van het Koninkrijk. Lasten en bevelen, dat deze Proclamatie in al de Gemeenten des Rijks zal worden aangeplakt en afgekondigd ter plaatse waar zulks gebruikelijk is en dat zij in het Staats blad zal worden geplaatst. Paleis Het Loo, den 24sten November 1890. EMMA. Die twee officieele mededingen luidden in de regeering van Koningin Wilhelmina, een regeering, die tot 31 Augustus 1898 zou ge schieden onder het Regentschap Harer moeder en daarna zelfstandig, nadat de leeftijd, be paald in artikel 3der Grondwet, was bereikt. En zoo zijn er heden, 23 November 1915, vijf en twintig jaar van Harer Majesteits regeering voorbij. Daaraan willen we heden herinneren en daarbij denken aan de kwart eeuw, die achter ons ligt. Het hoopvol vertrouwen, dat in de droeve eind-Novemberdagen van 1S90 ons volk bezielde, is niet bedrogen. De jonge Prinses is onder de zorgvuldige hoede, de toewijding der moederlijke liefde opgegroeid en opgevoed tot de Vorstin, die wij kennen, en op wier nog jonge leven het gevoel van strfnge plichtsbetrachting zijn stempel heeft gezet. Zij is, dank zij Haar voortreft ijke moeder, die haar in alle opzichten ten voor beeld was, geworden de Koningin,die, in de dagen van hoogen ernst, welke wij beleven, ons heeft getoond welk een kracht, welk een toewijding, welk een gestreng plichtsbesef de hare zijn. Het is thans geen tijd voor feestelijke herdenkingen. Ook is het nu niet het oogen- blik om in het licht te stellen waardoor Koningin Wilhelmina's regeering zich voor Nederland heeft gekenmerkt. Later, wanneer betere dagen voor de wereld zulten zijn aan gebroken, zal uit ons volk zeer zeker de stem opgaan om daarvan in het openbaar te laten blijken. Nu zij het feit in stilte herdacht, dat de naam van Koningin Wilhelmina vijf en twin tig jaar lang verbonden is aan het Staat kundig leven van ons vaderland. En daarbij gaat onze erkentelijkheid mede naar Haar, die de tegenwoordige Vorstin tot de meer derjarigheid voorbereidde tot den troon, en vooral naar de Vorstin zelve, die in 1898 de gelofte aflegde, lief en leed met het Neder landsche volk te zullen deelen, «het een groot voorrecht rekenend, dat het haar levenstaak en plicht was. haar krachten te wijden aan den bloei van haar dierbaar vaderland». Op den Hal kan. De krijgsverrichtingen der Bulgaarsche en der Duitsch-( lostenrijksche legers op het Servische oorlogstooneel zijn in den loop dezer week zoover opgeschoten, dat het einde met rassche schreden nadert, zoo niet thans reeds bereikt is, schreef generaal jhr. Van der Goes Zaterdag. Het Is wel goed, bij de met het uur wisselende kansen op den datum te letten. Dat de uiteindelijke tegenstand van de Serven nog zoolang op zich heeft laten wachten, moet, naast bet dappere en hard nekkige standhouden hunner troepen, worden toegeschreven aan de groote moeilijkheden, die het aan wegen zoo arme en aan modder zoo rijke bergachtige terrein aan de opera tion in den weg stelt. Intusschen blijkt zoowel uit de berichten van alle partijen als uit de van weerszijden in het werk gestelde pogingen om op de Grieksche Regecring en de stemming van het Grieksche volk invloed te oefenen, dat niemand langer twijfelt aan den nabijzijnden ondergang van Servifi en leest men de hart verscheurende berichten over de ellende, waaraan het Servische volk ten prooi is gevallen, dan kan men in het belang van dit volk niets anders wenachcn dan een spoedig einde van de operatien. omdat er dan ongetwijfeld een betere toestand zal intreden. Van hulp van zijn bondgenooten heeft Servitt nog geen enkel voordeel ge voeld en dat er nog hulp zou kunnen komen opdagen, is, trots de hooggestemde persbe richten, te eenen male uitgesloten. Alleen de Fransche troepen van de bij Saloniki gelande Entente-macht, hebben zich naar men op goede gronden mag aan nemen tot het uiterste ingespannen om zooveel mogelijk de benarde Serven bij te staan. Tot eenige afdoende hulp zijn zij echter te zwak gebleken, waaruit men mag opmaken, dut de te Saloniki aanwezige troe pen bij lange na niet zoo talrijk zijn als uit de opgaven zou moeten volgen; intusschen is het een feit, dat er Fransche en Engelsche troepen dicht ten Noorden van de Grieksche grens in Servië en Bulgarije aanwezig zijn. Deze omstandigheid kan en zal wellicht tot een allerzondelingsten toestand leiden, een toestand zóo ongedacht, dat geen gede legeerde op eenige vredesconferentie en geen schrijver over volkenrecht voor zoover mij bekend zich van een zóo merkwaardige complicatie een voorstelling heeft gemaakt. De omstandigheid, dat Grickctdand heeft toegelaten, dat op zijn grondgebied troepen van een der oorlogvoerende partijen zijn go- land, is niet alleen schending van zijn onzij digheid door de Entente, maar ook in volken rechtelijken zin een ernstige neutraliteit*- tekortkoming van Griekenland zelf tegenover de tegenpartij der Entente. Immers Grieken land is daardoor te kort gekomen aan de bepaling, dat de neutrale Staat geen enkele verboden handeling op zijn gebied mag dulden, doch verplicht is, deze met alle te fijner be schikking staande middelen van polite, justitie en militie te voorkomen en te onderdrukken. In art. 10 der Conventie no. V, van 1907, is daarom uitdrukkelijk bepaald, dat het dea- noods geweldadig afweren van aanslagen op de onzijdigheid in Griekenland's geval dus het gewelddadig beletten van de landing der Entente-troepen nooit als een vijandelijke I daad mag worden beschouwd. 1 Intusschen zal Griekenland wel terecht hebben begrepen, dat de Entente een geweld dadig beletten der landing, niettegenstaande het bestaan dezer conventioneele bepaling, 1 zou hebben beantwoord, zoo niet met een oorlogsverklaring, dan toch met andere machtsuiting, waaraan het verstandiger was I zich niet bloot te stellen; het zachtzinnige protest van Griekenland is allerminst geschikt geweest om zijn tekortkoming te dekken en zooals het meestal in de wereld gaat, dat uit de eene afdwaling van den rechten weg de andere voorkomt, zoo zal het nu ook met Griekenland gaan. Zoodra toch de veldtocht tegen Servift is afgeloopen of indien reeds vroeger de reat van het Servische leger uitwijkt naar het Zuiden en zich daar op enkele Kilometers van de Grieksche grens met de Entente troepen vereenigt, treedt de toestand in, dat de Bulgaarsche of de Duitsch-Oostenrijksche troepen afzonderlijk of te zamen zich tegen die troepen zullen keeren met zeer groote kans, dat deze volkomen zullen ge slagen worden, met het vermoedelijke gevolg, dat een gedeelte dezer troepen, om vernieti ging te voorkomen, over de grens op Griekscb grondgebied zal teruggaanalsdan komt Griekenland voor een andere neutraliteita- plicht te staan. Immers de conventioneele plicht om gowapenden en gewonden van de oorlogvoerenden, zonder onderscheid, die op neutraal gebied een toevlucht zoeken, te ont wapenen en een vaste verblijfplaats in het binnenland aan te wijzen (te interneeren) mede voorgeschreven in de bovengenoemde Conventie no. V. Dat men dit gevaar ook van de zijde der Entente heeft ingezien, wordt bewezen door haar pogingen om Griekenland's Regeering tc overtuigen, dat het zijn recht om even tueel, hetzij Servische, hetzij Entente-troepen te interneeren, heeft verbeurd; de gemakke lijkste oplossing in deze zou wel zijn, dat Griekenland, zijn halfslachtige neutraliteit verlatende, aan de Centrale Mogendheden den oorlog verklaarde; als een ernstige po ging in deze richting is de zending naar en verschijning van den Franschen minister van Staat, Deny* Cochin, te Athene te beschouwen. De tegenwoordigheid van dezen Franschen Staatsman moet dienen om, naast de betoo- gen aan de Regeering, de geestdrift van het Grieksche volk en zijn Fransche sympathie op de spits te drijven. Dat hij bij deze poging wel succes heeft, blijkt uit de berichten om trent de geestdriftige ontvangst, die hem van de zijde van sommige autoriteiten en het volk is tc beurt gevallen; intusschen ligt er nog een wijde kloof tusschen een geestdriftig ontvangst cn een oorlogsverklaring aan zoo machtige partij als de Centrale Mogendheden steeds blijken te zijn. Het is dati ook wel begrijpelijk, dat da Fransche en de Engelsche Regeeringen hun pogingen voortzetten om van de Grieksche Regeering de toestemming te verkrijgen tot een volledige vrijheid van handelen voor bun expeditie-korps cn een waarborg tc scheppen tegen mogelijke plannen tot ontwapening van Servische dan wel Entente-troepen, die op Grleksch grondgebied mochten terugtrek ken. Dat men aan deze onderhandeling eeni ge kracht bijzet, door alle Grieksche vaar tuigen. die zich in Engelsche havens bevin den, vast te houden, kan ons, na de vele ongerechtigheden van dezen oorlog, niet ver wonderen, maar toch doet het eenigszins vreemd aan, te lezen, dat de Franache pers zooiets toejuicht. Intusschen er zijn erger dingen gebeurd dan een voor den tegen- woordigen tijd klein machtsmisbruik. De

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsche Courant | 1915 | | pagina 1