159
De heer Houbaer: M. de V.. mag ik
even 't woord, naar aanleiding van de be
noemingen
De Voorzitter: Mijnheer Houbaer, de
benoemingen zijn nu afgedaan.
De heer Houbaer: Ik wenschte alleen
maar even op te merken
De Voorzitter: Daartoe heeft u dan ge
legenheid aan 't einde der vergadering.
De heer Houbaer: Pardon, M. de V.,
het is niet over de benoemingen zelve.
De Voorzitter: Neen. U heeft, nu de
benoemingen gedaan zijn, geen reden om
daarover beschouwingen te houden.
De heer Houbaer: Ik ben niet van plan
beschouwingen te gaan houden; doch wilde
alleen een vraag doen. Ik meen, dat het de
gewoonte is, dat door U gevraagd wordt of
de heeren de benoeming aannemen en ik
wenschte U even te vragen of dat nu soms
vergeten is.
De Voorzitter: Neen, mijnheer Houbaer,
de Gemeentewet beschouwt deze benoemingen,
al wordt zulks niet uitdrukkelijk gezegd,
ais opdrachten, waaraan men zich niet ont
trekken kan. Vandaar, dat ik met opzet die
vraag niet heb gedaan.
563. Voorstel van B. W. tot het
verleenen van ziekteverlof aan mej.
J. A. Poortman, onderwijzeres aan
school D.
Het voorstel strekt om het verlof, door
B. A W. verleend van g November tot g
December, te verlengen tot 23 December 1915.
Aangenomen z. d. of h. st.
564. Voorstel van B. W tot het
verleenen van eervol ontslag, over
eenkomstig verzoek, aan E. II Buij-
tenhuijs, onderwijzer aan school E.
Het voorstel strekt om. wegens zijn be
noeming tot Hoofd der openbare Lagere
school A te Harderwijk, aan den heer Buijten-
huijs met ingang van 1 Februari 191b eervol
ontslag te verleenen uit de betrekking van
onderwijzer aan de openbare Lagere school E.
Als voren.
565. Advies van B W. op het adres
van R. A. van den Hoven. J. W.M.Th.
Bremer en A. J. H. den Hartog om
haar als onderwijzeressen in deNut-
tige handwerken een halfjaarlijksch
verlof toe te staan met behoud van
salaris, zulks in verband met de ge
wijzigde schoolt ij denregeling.
Het voorstel luidt
Met ingang van 15 November j.l. zijn de
leerplannen der openbare Lagere scholen
door de hoofden dier scholen, onder goed
keuring van den districts-schoolopziener en
ons College, in dien zin gewijzigd, dat het
Handwerkonderwijs, voorloopig voor den
proeftijd van een half jaar, in plaats van des
namiddags van 4 uur tot half zes wordt
gegeven van 11 tot 12 uur des morgens.
Hierdoor is het mogelijk geworden de
scholen des namiddags om half vier te sluiten,
hetgeen groote vcordeelen geeft, niet alleen
met het oog op bespariug van vuur en licht,
maar ook ten opzichte van de onderwijsbe-
langen. Zoo kan nu bijv. alle onderwijs bij
daglicht geschieden, hetgeen vooral bij Hand
werkonderwijs verre te verkiezen is boven
kunstlicht.
Door de invoering van de nieuwe regeling
zijn echter een drietal onderwijzeressen in de
Nuttige handwerken aan de scholen E en F,
n.l. de dames R. A. van den Hoven, J. W.
M. Th. Bremer en A. G. M. den Hartog.
wegens haar werkzaamheid in naburige Ge
meenten in de onmogelijkheid gekomen haar
diensten alhier op den vastgestelden tijd te
verrichten.
Zij hebben zich daarom, blijkens haar hier
bij overgelegd adres, tot uwe vergadering
gewend met het verzoek, haar een halfjaar-
lijksch verlof met behoud van salaris toe te
staan, met dien verstande, dat voor rekening
van de Gemeente in de vervanging wordt
voorzien.
Wij merken allereerst op, dat mej. Bremer
slechts tijdelijk is aangesteld. Nu zij niet meer
in staat is, de betrekking waar te nemen, zal
ontslag door ons worden verleend.
De beide andere dames hebben een vaste
aanstelling. Maar ook voor haar zal, naar de
meening van ons College, ontslag moeten
volgen, zoo dit niet wordt gevraagd.
Voorop dient te staan het belang van het on
derwijs. De ingekomen rapporten van de hoof
den vau scholen zijn hierin eenstemmig, dat
de getroffen maatregel zeer is toe te juichen.
Al geldt hij dus als proef, aangenomen mag
worden, dat hij in een definitieve zal worden
omgezet.
Nu valt het stellig te betreuren, dat het
dezen dames niet mogelijk is, de nevenbetrek
king te blijven vervullen naast haar hoofd
betrekking, maar hiervan kan de Gemeente
bezwaarlijk de gevolgen dragen. Ook kan
hiervoor geen argument worden gevonden
in het feit. dat de salarissen, die zij genieten,
niet hoog zijn. De regeling van de school
tijden moet kunnen geschieden, los van de
belangen, die enkeie leden van het personeel
daarbij hebben.
Onmogelijk is het trouwens geenszins, dat
ook andere onderwijzeressen nadeelen onder
vinden van den genomen maatregel, al zijn
zij in staat, de betrekking te blijven vervullen.
Wij hebben daarom de eer U te adviseeren.
afwijzend op het verzoek te beschikken.
De Voorzitter: Ik kan de heeren mede-
deelen, dat er een voorstel is ingekomen van
de heeren Van Kalken, De Kempenaer en Lein-
weber, luidende
Aan de onderwijzeressen in de Nuttige
handwerken R. A. van den Hoven, J. W. M.
Th. Bremer en A. G. M. den Hartog een drie-
maandelijksch verlof toe te staan met behoud
van salaris zulks in verband met de gewij
zigde schooltijdenregeling.
Vraagt een van de heeren het woord
De heer Kroes: Ja, M. de V-,ik wensch
óok het voorstel van deze heeren te onder
steunen.
De heer Rij kens, Wethouder van
Onderwijs: Ja, M. de V., ik heb eigenlijk
weinig meer te berde te brengen dan hetgeen
reeds in de stukken is vermeld. Er is m. i.
te veel uit het oog verloren, dat liet hier
geldt een bijbetrekking en geen hoofdbetrek-
king.
Telkens als een onderwijzeres in de Hand
werken moest worden benoemd, die in een
plaats buiten Amersfoort werkzaam was, is
er gevraagdheeft U gelegenheid, hier te ko
men en wordt daarmee niet te veel van U
gevergd, ook in physiek opzicht? Dan ant
woordden zij, dat zij wel konden zorgen, dat
zij er op tijd waren.
Toen hebben wij - de Hoofden der scholen
en B. W. ora aan die dames een beetje
tegemoet te komen, omdat het Amersfoort-
schen waren, niet er tegen opgezien om
die dames voor een benoeming aan den Raad
voor te dragen. Nu zijn die dames niet lan
ger in de gelegenheid, die bijbetrekking waar
te nemen en dit niet door een gril van het
Dagelijksch Bestuur, maar door een welover
wogen maatregel, die in het financieel belang
der Gemeente is. En niet alleen in het finan
cieel belang, maar, zooals nu gebleken is,
ook van zeer veel belang uit een opvoedkun
dig oogpunt. De Hoofden van scholen zijn
het daarover geheel eens. Deze dames requea-
treeren nu en vragen een halfjaar verlof met
doorgang van salaris. De heer Van Kalken
stelt voor. haar drie maanden salaris uit te
keeren. Nu is niets aangenamer en vooral
gemakkelijker dan altijd »ja» te zeggen en
mijn hart is ook goed genoeg, maar tot de on
aangenaamheden behoort het nu eenmaal, dat
men »neen< kan zeggen, wanneer het moet,
wanneer het Gemeentebelang het eischt.
Dit geval is o. i. hier aanwezig. Vandaar,
dat B. W„ geen ander pravadvies hebben
kunnen geven en derhalve ook niet kunnen
meegaan met het voorstel van den heer Van
Kalken.
De heer Van K a 1 k en M. de V., ik beaam
volkomen het advies van B. W. waar zij
zeggen, dat het in het belang is van het
onderwijs; maar het moet toch erkend wor
den, dat die drie benoemde dames door dien
maatregel financieel getroffen worden. Nu is
het waar, men kan er geen rekening mee
houden ten aanzien van den maatregel zelf
maar toen die onderwijzeressen zijn aange
steld, waren de schooluren zóo geregeld, dat
zij dat onderwijs op zich konden neinen. Nu
is er wijziging in gekomen en kunnen zij het
niet meer waarnemen. Dit is voor hen toch
een zekere teleurstelling en nu vinden wij het
toch eenigszins billijk om daaraan eenigszins
tegemoet te komen door hun gedurende drie
maanden evengoed salaris te geven. In dien
tijd hebben zij gelegenheid, dat weer aan te
vullen door elders een werkkring te zoeken.
Daarom geloof ik, dat het in den geest
valt van de billijkheid der Gemeente, deze
tegemoetkoming te gewen.
De heer Leinweber: M. de V., tot mijn
leedwezen heb ik bij de overgelegde stukken
niet gezien het advies van de schoolautoritei-
ten. Ik heb vernomen, dat schoolautoriteiten
hebben voorgesteld, de dames op wachtgeld
te stellen.
Verder moet ik constateeren, dat het advies
van B. W. op een hoog standpunt staat,
omdat ik ook vind, dat het Handwerkonder
wijs zoo goed mogelijk gegeven moet wor
den en dit het beste zal kunnen gebeuren bij
daglicht.
Maar van dat hoogere standpunt hebben
B. W. vergeten te letten op de belangen
van de onderwijzeressen, die bij dat onderwijs
zijn betrokken en die dan ook een rekest
hebben ingediend. Ik was dan ook van plan,
het voorstel te doen om die dames gedurende
zes maanden salaris toe te kennenmaar de
heer Van Kalken Het zijn voorstel zien en ik
vond beter een half ei dan een leege dop.
Zoodoende ben ik met dit voorstel meegegaan.
Een onderwijzeres, die in een naburige Ge
meente een betrekking heeft van vijf, zes of
zevenhonderd gulden en ze is hier bij 't hand-
werkonderwij*. waardoor er 100 of 150 gul
den bijkomt, dan is dat heel aardig. Maar als
je die 100 of 150 gulden kwijtraakt, dan is
dat een belangrijke kluif minder. Vandaar,
dat ik gaarne het voorstel van den heer Van
Kalken zal ondersteunen.