De heer Hofland: M. de V., hetgeen do
Wethouder van Onderwijs heeft gezegd, heeft
op mij den indruk gemaakt: die meisjes, nu
ja, die waren Amersfoortschen en het Hand-
werkonderwijs was zoo'n bijbetrekking. Ik
zou willen vragenheeft de vervulling van
die bijbetrekking ooit reden tot klagen ge
geven. omdat die meisjes, die dames, op andere
plaatsen hun gewone werk verrichtten? Waren
er redenen tot klagen en had men ze des
ondanks toch gehouden, dan zou er een glimp
van tegemoetkoming aan hebben vastgezeten
ten opzichte van de vervulling dier betrekking.
Maar daarover heeft de Wethouder van Onder
wijs geen enkel woord gezegd.
En nu komt het mij zoo voor, dat wanneer
we zoo iemand in onzen dienst hebben en wij
kunnen hem maar zoo plotseling aan den
dijk zetten, dat daaraan vastzit een verbazende
geringschatting van den arbeid van die dames,
van die meisjes. En dat treft mij altijd in
't bijzonder.
Wanneer men zoo maar iemand zou kunnen
aannemen, zonder eenig rechtsverband tusschen
de Gemeente en tusschen degenen, die men
aanneemt, en hem maar laat werken, zooals
de eerste de beste dat doet en zoo iemand
maar zoo aan den dijk zetten, dau vind ik
die houding van de Gemeente niet waardig.
Dat. dunkt mij. zit aan de geheele zaak vast.
Hoe hoog dan overigens ook in 't belang van
het onderwijs het priu advies van bet College
mag staan, zit er toch dit aan vast, dat men
heeft een souvereine minachting voor dege
nen, die arbeid verrichten, omdat men zóo
maar, zonder eenige vergoeding, iemand aan
den dijk gaat zetten.
Ik kan mij daar niet mee vereenigen en
ik zal er mij nooit mee kunnen vereenigen.
Wanneer er een voorstel komt, zóo bemid
delend als dat van den heer Van Kalken,
kan ik geen enkele reden vinden, waarom
Wethouder Rijkens zich er tegen moet ver
klaren.
De maatregel, die getroffen is, is uitstekend
èn uit een pedagogisch oogpunt èn omdat
wij er bij besparen uitgaven door de Gemeente.
Maar of het nu ook is in het belang van de
Gemeente om zonder eenige tegemoetkoming
die dames aan den dijk te zetten, wil er bij
mij niet in. Ik herhaal, wanneer er redenen
waren tot klagen, zou ik zeggena la bonne
heure; maar die heb ik niet gehoord en daarom
zal ik mijn stem aan het voorstel-Van Kalken
geven.
De heer Gerritsen: M. de V. mag ik
vragen, wanneer zijn die meisjes uit den
dienst der Gemeente gegaan, m.a.w.zijn er
al plaatsvervangsters gekomen, tijdelijken, en
tot wanneer zijn zij uitbetaald
De Wethouder R ij k e n sM. de V., ik zal
met een enkel woord de nieuwe vragen, die
in het geding gebracht zijn, even beantwoor
den. In de eerste plaats is de Gemeente er
van beschuldigd, dat zij zóo maar ambtenaren
aan den dijk zou zeiten, willekeurig. Daar is
natuurlijk geen kwestie van. Daar denkt geen
enkele Gemeente aan en in de allerlaatste
plaats zal ons Dagelijksch Bestuur daar aan
denken.
De zaak is eenvoudig, dat die onderwijze
ressen, niet meer in staat zijnde, hun diensten
te verrichten, zijn weggebleven. Ze hebben
gemankeerd. Dat is precies andersom. Deze
onderwijzeressen kunnen die taak niet meer
vullen. Daarom moet ontslag volgen, tenzij
wij onze geheele regeling opgeven.
In de tweede plaats is er gevraagd of er
redenen tot klagen zijn gegeven. Voor zooverre
mij bekend, niet. Die klachten zijn tot het
Dagelijksch Bestuur niet gekomen.
Dat de Hoofden van scholen klachten heb-
I ben, zou ik haast niet deuken, want de ver
binding is wel zóo nauw, dat, wanneer er
klachten waren geweest, de Hoofden der scho
len die wel hadden overgebracht.
De heer Leinweber vraagt waarom de
brief van den Schoolopziener niet lag bij de
stukken, maar die behoorde daarbij niet, want
deze gaat niet over de toekenning van verlof.
De Schoolopziener hoopte, dat de onderwijze
ressen op de eene of andere wijze zouden worden
schadeloos gesteld, maar zijn brief behoort
bij de benoeming der tijdelijke onderwijzeres,
die in de plaats zal komen voor de tegen
woordige. Dit is op 'toogenblik nog niet aan
de orde.
Dan is gevraagd, wanneer die onder
wijzeressen uit dienst zijn getreden. Die da
tum is i November en daar zijn op'toogen
blik tijdelijke voor aangesteld. En voor zoo
verre mij bekend, zijn de salarissen uitbetaald
tot en met de maand November. Dat is een
vergissing, maar 't is gebeurd. Aan éen is
het uitbetaald en de anderen zullen er nu óok
wel om komen.
Ten slotte wil ik nog opmerken, dat juf
frouw Bremer geheel en al buiten beschou
wing moet blijven, want als tijdelijk onder
wijzeres behoort zij geheel en al onder de
bevoegdheid van het College van B. W.
Dank u, M. de V.
De heer Van Kalken: Slechts een kort
woord, M. de V. De Weihouder van Onder
wijs heeft gezegd, dat die dames zelf zijn
weggebleven. Maar dat wegblijven is ge
komen doordat wij een anderen tijd hebben
voorgeschreven. Maar toen zij aangesteld
•werden, konden zij op de toen vastgestelde
uren hun plicht vervullen. Nu die wijziging
is gekomen in het belang van het onderwijs
daarover zijn wij het allen eens zullen
zij het niet kunnen doen. Het is dus buiten
hun schuld.
Als ik iemand in dienst neem om op voor
geschreven uren een zekeren arbeid te ver
richten en ik schrijf hem later andere uren
voor, waardoor hij niet meer kan. dan vraagt
de billijkheid, dat men daarvoor eenige tege
moetkoming geeft. Dat is mijn overtuiging,
M. de V. i
De heer Leinweber: M. de V., ik meen
niet gesproken tc hebben over eet» advies van
den Schoolopziener, maar van Schoolautori-
teiten. Ik meende, dat er een Commissie van
Toezicht op het Lager onderwijs bestaat, die
hierover advies heeft uitgebracht. Dan lees ik
in het advies van B. W.»i lierdoor is het
mogelijk geworden, de scholen des namiddags
om half vier te sluiten, hetgeen groote voor-
deelen geeft, nict*alleen net het oog op be
sparing van vuur en licht, maar ook ten op
zichte van de onderwijsbelangenc. Dus dat
sluiten vati de scholen om half vier geeft
groote financieele voordeelen. Nu vind ik. dat,
wanneer wij daarvan financieel voordeel onder
vinden, wij die otiderwijzeressen best die f75
kunnen geven.
De heer De Kempenaer: M. de V., ik
vind het zwakke punt in 't advies van B. W„
dat aan die onderwijzeressen is kennis ge
geven, dat over dagen die veranderde rege
ling intrad. Dien termijn acht ik te kort. Als
het drie maanden te voren' was gezegd, had
den zij drie maanden den tijd gehad om iets
anders te zoeken en nog drie maanden trac-
tement genoten. Maar ik vind het niet aan
gaan, iemand 7 dagen tijd te geven om iets
anders te zoeken.
De Voorzitter: Vraagt een van de
heeren nog het woord? Zoo niet, dan breng
ik in stemming het amendement van den
heer Van Kalken.
De heer Gerritsen: Wilt U het nog
eens voorlezen
De Voorzitter herleest het voorstel.
De heer I. elnweber: Zoudt U juffrouw
Bremer er niet uit nemen? Zij werd slechts
tijdelijk benoemd.
De heer Oosterveen: M. de V., is dat
wel juist, een driemaandelijksch verlof Dan
komen ze daarna weer. Dat moet, dunkt mij,
beter omschreven worden.
De heer Van Kalken: Zijn ze uitbetaald
tot 1 November?
De Wethouder Rijkens: Tot einde
November.
De heer Van Kalken: Dat schijnt een
fout geweest te zijn; is 't niet?
De heer Kroes: M. de V.. het zou toch
kunnen gebeuren, dat wanneer het verlof
werd toegestaan, de betrokkenen een andere
regeling konden treffen met hun hoofdbetrek
king. En nu zou ik aan den Wethouder van
Onderwijs willen vragen of dan die dames
weer aangenomen kunnen worden.-
De heer Van Kalken: Neen. dat kan
niet. De bedoeling is
De Voorzitter: Mijnheer Kroes, is U
uitgesproken
De heer Kroes: Neen, M. de V.,nog niet.
De Voorzitter: Mijnheer Van Kalken,
het woord is nog aan den heer Kroes.
De heer Kroes: Wanneer het kon, zou
ik er sterk voor zijn, want ze ziju niet ont
slagen om gebreken die aan hun onderwijs
kleven. Het zit alleen in de tijdregeling. Deze
is veranderd en daarom zijn zij niet meer in
staat, dat ouderwijs te geven.- Wanneer zij
nu in hun hoofdbetrekking in de gelegenheid
worden gesteld hun bijbetrekking weer te
kunnen waarnemen, is er dan bezwaar, die
dames weer aan te nemen?
De heer Van Kalken: Mijn bedoeling is.
hun eervol ontslag te geven en drie maanden
salaris uit te betalen.
De heer Gerritsen: Juist.
De heer Hofland: Dan moet je dat dui
delijk schrijven, makker.
De heer Kroes: Dan moet het voorstel
veranderd worden.
De Wethouder Rijkens: Mag ik even
opmerken, dat wij met het ontslag op een
geheel verkeerden weg komen. Een onder
wijzer aan het hoofd van een school geplaatst,
wordt ontslagen op voordracht van B. W.
of den districts schoolopziener en op voordracht
van B. W. of den arrondissements-school-
opziencr, wanneer het een onderwijzer betreft,
die niet aan het hoofd van een school ge
plaatst is. De Raad zal dit besluit wel kun
nen nemenmaar 't gaat niet op. Er kan