Robert Levy's Mode-magazijn.
Rnndvleeich
I 3» KLEEDT UW KIND1
by voorkeur iloor
Wij brengen een zeer uitgebreide keuze
kinder- en jongenskleeding in elk genre
en in i e d e r e n prijs.
Wanneer U ééns uw kinderkleeding bij ons Li
Q beeft gekocht, begeert U nooit weder, elders te gaan.
Ons doel is steeds, datgene aan te
bieden, dat anderen U niet
kunnen laten zien.
9^ Het Besfowr der Amersfoortsche Slagers-vereeni-
ging maakt het geachte publiek itekead, dat vanaf 1 April
de prijs van liet
met 10 cent per K.G. is VERHOOGD.
Hat Bestuur.
De Amersfoortsche Bakkerspatroons-vereeuigiug
beeft op een algeineene ledenvergadering besloten, in
verband met do buitengewoon liooge prijzen der grond
stoffen GEEN Paaschbrood te geven.
HKI' BESTUUR.
W. H. MEURSING,
MACHINALE FABRIEKEN VAN GEBAK,
afdeeling „BROODFABRIEK",
Amersfoort.
Vau en met Maandag, 17 Januari 1916, ziju de broodprijzen
Melk wittebrood Kö- 13*/a cent, a/4 K.U. 204 cent, 1 K.ü. 27 cent.
Gezondheidsbrood ,10 »/4 15 ij0
Brninbrood,/2 10 »/4 15 1 20
Geldersch Krop brood :i/t ,15
Klein 3/< 15 1 80
Half 2 36
lioggebrooil3 34" (netto frg«).
Deze prjjzen gelden zoowel voor thuis bezorgd als afgehaald.
Van het volgens deze prijzen vau deze fabriek ontvnngen en betaalde brood,
behalve van liet Roggebrood, zal het 10 pCts. dividend worden uitgekeerd op den
gewonen tjjd. r
FEUILLETON.
GERTY.
De tweelingen Bertram hadden reeds naam
gemaakt toen Beek en ik te Cambrigde
kwamen, ofschoon zij er slechts een kwar
taal langer waren. Zelfs voor tweelingen
was de gelijkenis tusschen hen buiteogewoon
groot. Hun intiemste vrienden konden hen
niet van elkaar onderscheider.. Dien tenge
volge konden zij ongestraft alle mogejijke
kattekwaad uitvoeren. Als een hunner een
college niet bijwoonde, kon de professor niet
zeggen, wie het geweest was als een hun
ner bij een relletje betrapt was, wist niemand
wie, en door een. zonderling toeval kreeg de
verkeerde broeder altijd de schuld Dat be
weerde bij ten minste.
Het waren knappe jongens, keurig ge
kleed, met zwart baar en zwarte oogen, niet
lang, maar breed geschouderd, en vlug als
apen. Het was een pleizier, hen bij het
hockey-spel te zien Ioopen en elkander in de
batd spelen ook bij bét tennissen kon nie
mand tegen ben op. Zij schenen geen af
zonderlijke persoonlijkheid te hebbenwie
Eddy en wie Freddy Bertram was, wist
niemand dan zij zelf, en zij hielden het ge
heim.
Al wat zij deden en zeiden, werd aan de
druk besproken, maar toch -w-
al wist niemand waarom hoe levenslustig
en grappig de Bertrams ook waren, er wa
ren er maar weinigen, die van hen hielden.
Zij waren in St. John's college ea Beek
en ik in Cam's college en zoo waren wij
reeds een dag of veertien te Cambridge eer
wij kennis tpet hen maakten. Wij speelden
een goede partij tennis en Eddy of Freddy,
wie het was weet ik niet, daagde ons uit
voor een partij, die wij, hoezeer wij ons beat
deden, verloren. Ik geloof, dat wij allebei
het wel hadden kunnen winnen van éen van
beiden, maar samen waren zij onoverwinlijk.
De match baarde veel opzien. Wij spraken
af, dat Beek en ik ons samen zouden,
oefenen en over veertien dagen opnieuw
legen hen spelen. Doch Beek wilde niet.
Eerst was hij et fel op, doch na een week
kon ik hem er niet meer toe krijgen, en na
de tweede week gaf hij het op. Ik kon zien,
dat de tweelingen waren teleurgesteld. Toen
ik voorstelde, Beck met vriendelijke woorden
over te halen, weigerden zij kortaf.
Een tijd lang zag of hoorde ik niets van
hen en onze eerstvolgende ontmoeting was
een beetje eigenaardig.
Ik wat gewend, voor het ontbijt te gaan
roeieo op de Cam. Ik beboor wel niet tot
degenen, die door een laodscbap in ver
rukking worden gebracht, maar de rivier,
met baar licht eo schaduw en de weerspie
geling van de boonien en de lucht in het
water, is voor mij het mooiste, dat üod ooit
heeft geschapen.
Op zekeren ochtend, een paar mijlen van
de stad, zag ik een lichte tweeriemsgiek om
een bocht van de rivier komen en een
oogenblik later zag ik, dat de Bertrams de
roeiers waren.
Wat zij ook goed mochten doen, roeien
deden zij afschuwelijk ieder hunner roeide
op eigen gelegenheid, zonder op den ander
te letten, zoodat de boot met korte rukken
heen en weer stroomop schoot, als een ver
schrikte zalm.
Het verbaasde mij wel een beetje, dat zij
nooit hadden geleerd, slag te houden, maar
zij gaven mij weinig tijd om er over na
denken. De voorman raakte uit den slag
viel achterover, de ander deed een korten
ruk, waardoor het onbestuurde bootje omsloeg,
zoodat de twee witte gedaanten in het water
vielen en verdwenen.
Alles ging ifio gauw en zóo grappig als
een tooneel in een pantomime en ik barstte
•n lachen uit. Ik twijfelde er geen oogen
blik aan, of beiden konden zwemmen. Een
oogenblik daarna kwam een der witte ge
stalten plassend en hijgend boven en greep
den rand van de omgekeerde giek, de ander
werd door den stroom meegesleept. Halfweg
tusschen huu boot en de mijne vertoonden
zich een arm^ en een hoofd een oogenblik
boven watc eu er klonk éen enkele wilde
kreet om hulp. Toen verdween het hoofd
Die kreet benam mij den lust tot lachen,
dat verzeker ik u, want ik wist, dat de jon-
8cn gevaar liep, te verdrinken. Het lichaam
j dreef langs mijn bootik stak mijn arm tot
den schouder in het water en kreeg zijn buis
te pakken. Natuurlijk sloeg het vaartuigje
I meteen om en wij lagen in het water, maar
ik zwom als een otter en wist, dat ik niet
bang behoefde te zijn.
De tweeling, dien ik vasthield, wie hij dan
ook zijn mocht, hield zich flink.
I »Geen gevaar' proestte ik. terwijl ik zijn
hoofd boven water hi-ld, en op den rug
8'"g ''ggen- »Houd je rustig",
j Best" antwoordde hij en bleef zoo stil
I hggen als een blok hout. Ik sleepte hem
stroomafwaarts naar ien oever, steeds vóór
de twee booten blijvend.
«Loop hard, en zorg dat je warm wordt"
zeide ik, »dan ga ik terug om je broer to
halen". 6
Ditmaal bracht ik de giek met den anderen
tweeling die zich eraan vastklemde, naar den
oever, toen ik de boot had omgekeerd en
ook mijn kano had opgehaald, vond ik de
beide broeders weer heelemaal in orde cu
volkomen bereid om terug te roeien, maar
dat wilde ik niet hebben; ik had geen lust
in een tweede karweitje van dien aard.
(Wordt vervolgd).